Iets groots dat Liefde is (II): Wat je leven zou kunnen zijn

“Hier en nu vervolgt God zijn zoektocht en klopt op ieders deur.” Tweede artikel in een serie over het ontdekken van je persoonlijke roeping in het leven.

Mesopotamië zag de opkomst en ondergang van enkele van de oudste beschavingen ter wereld: de Soemeriërs, Babyloniërs, Chaldeeën ... Hoewel we ze misschien op school bestuderen, lijken deze culturen vandaag de dag ver weg en onbelangrijk voor ons. En toch vormt dit geografische landschap het thuis van iemand die deel uitmaakt van onze familie. Zijn naam was Abram; totdat God deze veranderde in Abraham. Volgens de Bijbel leefde hij 1850 jaar voor Christus. Vierduizend jaar later herinneren we ons hem nog steeds, vooral tijdens de Mis, als we hem aanroepen als “onze vader in het geloof,”[1] want met hem begon onze familie.

“Ik heb je bij je naam genoemd”

Abraham is één van de eersten die de geschiedenis ingaat vanwege zijn beantwoording van Gods oproep. In zijn geval was het verzoek heel speciaal: Verlaat je land, je familie en het huis van je vader voor een land dat ik je zal laten zien (Gen 12, 1). Na hem kwamen anderen: Mozes, Samuel, Elias en de andere profeten… Allemaal hoorden ze Gods stem die hen op een of andere manier uitnodigde ‘verder te gaan’, hun land te verlaten en een nieuw leven te beginnen in zijn aanwezigheid. Net als bij Abraham beloofde God ieder van hen dat ze grote dingen zouden doen in hun leven: Ik zal van u een groot volk maken, en Ik zal u zegenen, en uw naam groot maken, zodat u een zegen zult zijn (Gen 12, 2). Bovendien noemde Hij elk van hen bij zijn naam; daarom, behalve verslag te doen van Gods acties, noemt het Oude Testament de namen van degenen die aan Gods oproep gehoor gaven. De brief aan de Hebreeën overlaadt hen met lof (vgl. Heb 11, 1-40).

Toen God zijn Zoon naar de wereld stuurde, veranderde de dynamiek van zijn oproep. De geroepenen hoorden niet alleen Gods stem, ze zagen ook een menselijk gezicht: Jezus van Nazareth. God riep ook hen om een nieuw leven te beginnen en een onuitwisbaar stempel op de geschiedenis te drukken. We kennen hun namen: Maria Magdalena, Petrus, Johannes, Andreas… En we herinneren ons hen met dankbaarheid.

Bovendien is er een gigantische menigte van mannen en vrouwen, onbekende heiligen, die de ware “hoofdpersonen van de geschiedenis” zijn.

En dan? Het lijkt erop dat God zich met de Hemelvaart van Jezus terugtrekt uit de menselijke geschiedenis. Maar niet alleen blijft Hij handelen, zijn actie neemt toe. Bij zijn verblijf op aarde koos Hij slechts een klein groepje mensen. Maar in de laatste tweeduizend jaar heeft God de plannen van duizenden en duizenden mannen en vrouwen veranderd en nieuwe horizonten geopend die zij zelf nooit hadden kunnen bedenken. We kennen de namen van velen van hen, want zij zijn door de Kerk aangewezen als heiligen. Bovendien is er een gigantische menigte van mannen en vrouwen uit alle rassen en stammen en volken en talen (Apk 7, 9), onbekende heiligen die de ware “hoofdpersonen van de geschiedenis” zijn.[2]

Hier en nu vervolgt God zijn zoektocht en klopt op ieders deur. De heilige Jozefmaria overwoog deze tekst van de profeet Jesaja graag: Ik heb u verlost, u geroepen bij uw naam: gij zijt van Mij (Jes 43, 1). Hij zei dat voor hem, mediteren over deze woorden “zo zoet als honing van de raat”[3] was, want ze maakten zijn hart duidelijk hoeveel God van hem hield; op een persoonlijke, unieke manier.

Deze woorden kunnen ook voor ons zoet zijn als honing van de raat; ze tonen ons hoe belangrijk ons leven voor God is. Hij rekent op iedereen en nodigt iedere man en vrouw uit Hem te volgen. De droom van iedere Christen is dat zijn naam in Gods hart geschreven staat, en dat deze droom binnen bereik ligt van ieder die zijn roep beantwoordt.

“Kijk omhoog naar de hemel en tel de sterren, als je kunt.”

Misschien lijkt het overdreven op deze manier naar ons leven te kijken, als een voortzetting van de levens van de grote heiligen. We hebben onze zwakheid leren kennen. Zoals Mozes, Jeremia en Elia, die allen hun slechte momenten hadden.[4] Jesaja zelf, bijvoorbeeld, zei ooit: “Vergeefs heb ik mij moe gemaakt, mijn kracht heb ik voor niets en vruchteloos verbruikt.” (Jes 49, 4) Het is waar dat het leven voor ons soms kan voelen alsof het geen betekenis of waarde heeft, als je ziet hoe gemakkelijk onze inspanningen tevergeefs zijn. De vraag ‘waar leef ik voor’ lijkt het onderspit te delven bij het ervaren van mislukking, lijden en dood.

God kent onze zwakheid precies, en hoe die ons kan verontrusten. Desalniettemin kiest Hij ons. De profeet geeft niet toe aan onze klachten, maar herkent de stem van de Heer: “Ik stel u aan om een licht voor de volken te zijn: mijn heil moet reiken tot in de uithoeken der aarde.” (Jes 49, 6) We zijn zwak, maar dat is niet de hele waarheid over ons leven. Zoals de Paus heeft geschreven: “Laten we onze zwakte erkennen, maar laat Jezus deze vasthouden en ons ook op missie sturen. We zijn zwak, maar we hebben een schat die ons groter kan maken en degenen die hem ontvangen beter en gelukkiger."[5]

De goddelijke oproep is Gods grote genade: een teken dat Hij van ons houdt en dat we ertoe doen voor Hem. “God rekent op jou om wie je bent, niet om wat je bezit. In zijn ogen zijn de kleding die je draagt of het type smartphone dat je gebruikt van geen enkele waarde. Het interesseert Hem niet of je stijl hebt of niet; hij geeft om je, precies zoals je bent! In zijn ogen ben je waardevol, en je waarde is onschatbaar.”[6] Met zijn oproep bevrijdt God ons. Hij stelt ons in staat te ontsnappen aan een burgerlijk leven gewijd aan kleingeestige bevredigingen die onze dorst naar liefde nooit kunnen lessen. “Als we besluiten om tot God te zeggen: ‘Ik leg mijn vrijheid in uw handen,’ worden we bevrijd van alle banden waarmee we vastzitten aan onnozelheden, lachwekkende bezigheden en pietluttige eerzucht.”[7] God bevrijdt onze vrijheid van haar bekrompenheid en opent haar in de richting van de grote horizon van zijn Liefde, waar elke man en vrouw een hoofdrol speelt.

Wíj zijn niet degenen die Hem een plezier doen. Het is God die ons leven verlicht en met betekenis vervult.

“Onze roeping onthult de betekenis van ons leven. Het betekent overtuigd te zijn, door geloof, van de zin van ons leven op aarde. Ons leven, het heden, het verleden en de toekomst, verkrijgt een nieuwe dimensie, een diepte die we niet eerder ervoeren. Alle gebeurtenissen en ontwikkelingen vallen nu binnen hun ware perspectief: we begrijpen waar God ons naartoe leidt en we voelen ons gedragen door deze taak die ons is toevertrouwd.”[8] Voor degenen die Gods roepstem horen en er gehoor aan geven, is geen daad te klein of onbelangrijk. Alles in ons leven is verrijkt door de belofte: Ik zal een groot volk van u maken (Gen 12, 2) - Ik zal grote dingen doen met jouw leven; je zult een verschil maken, je zult gelukkig zijn door het verspreiden van geluk. Dus “wanneer Hij ons om iets vraagt, biedt Hij ons in werkelijkheid een geschenk aan. Wíj zijn niet degenen die Hem een plezier doen. Het is God die ons leven verlicht en met betekenis vervult.”[9]

Tegelijkertijd stelt het licht van een roeping ons in staat te begrijpen dat het belang van ons leven niet wordt afgemeten aan de menselijke grootsheid van de dingen die we doen. Slechts een handjevol mensen schrijft geschiedenis. Goddelijke grootsheid wordt echter gemeten naar onze relatie tot het enige werkelijk geweldige plan: de Verlossing. “De meest beslissende keerpunten in de wereldgeschiedenis worden vast en zeker medebepaald door diegenen die nooit de geschiedenisboeken halen. En we zullen pas weet hebben van die zielen aan wie we de beslissende keerpunten in ons persoonlijk leven te danken hebben, op de dag dat al het verborgene onthuld wordt.”[10]

“De verlossing vindt plaats – nu!”[11] Hoe kunnen wij daaraan meewerken? Op duizend verschillende manieren, wetende dat God zelf ons licht zal geven om te ontdekken op welke concrete manier wij met Hem mogen meewerken. “God rekent op onze vrijheid niet alleen bij de beantwoording aan de roeping, maar ook bij de vormgeving ervan.”[12] Bij de beantwoording speelt naast onze vrijheid ook de genade van bijstand een rol. Zodra we op weg gaan, zal God ons helpen zien wat zijn droom voor ons leven is. Maar het is een droom die gaandeweg ‘gevormd wordt’, omdat hij ook afhangt van ons initiatief en onze creativiteit. De heilige Jozefmaria zei dat ons dromen gewoonlijk tekort schiet, want echte dromers houden rekening met God. Zo moedigde God Abraham aan om ‘groots te dromen’: “Kijk omhoog naar de hemel en tel de sterren, als je kunt.” (Gen 15, 5)

Twee hoofdrolspelers

God stapt het leven van Abraham binnen en Hij wil daar verblijven om samen met Abraham diens levensweg te gaan: ‘Ik zal zegenen die jou zegenen, maar wie jou versmaadt zal Ik vervloeken. Door jou zal zegen komen over alle geslachten op aarde.’ (Gen 12, 3). Het verhaal van Abraham is er een met ‘twee hoofdrolspelers'. Het is de geschiedenis van Abraham en God, van God en Abraham. Zozeer zelfs dat God zich vanaf dit moment aan andere mannen en vrouwen voorstelt als ‘de God van Abraham’.[13]

De oproep bestaat er boven alles in, te leven met Hem. Meer dan wat ook betekent het dat je probeert alles met God te doen, ‘alles uit Liefde!’

De oproep bestaat er boven alles in, te leven met Hem. Meer dan wat ook betekent het dat je probeert alles met God te doen, ‘alles uit Liefde!’[14] Hetzelfde gebeurde met de eerste leerlingen. Jezus koos hen bovenal om bij Hem te zijn; pas daarna, voegt de Evangelist toe: en om door Hem uitgezonden te worden om te prediken (Mc 3, 14). Daarom moeten wij, als we Gods stem horen, het niet zien als een ‘mission impossible’, als iets dat enorm moeilijk is of opgelegd van boven. Als het een echte roeping van God is, zal het een uitnodiging zijn om deel te nemen aan zijn leven, zijn plan: een uitnodiging om in zijn Liefde te blijven. (Joh 15, 9) En zo, vanuit Gods hart, vanuit een authentieke vriendschap met Jezus, kunnen we de hele wereld zijn Liefde brengen. Hij wil op ons vertrouwen zolang Hij bij ons is. Of liever: Hij wil bij ons zijn, terwijl wij op Hem rekenen.

Daarom kunnen we begrijpen waarom zij die Gods oproep ervaren en Hem volgen, proberen degenen aan te moedigen die op hun beurt hun roeping voelen. Het gebeurt wel vaker dat iemand in eerste instantie benauwd wordt. Dit is begrijpelijk in het licht van het onverwachte, het onbekende, de veel bredere horizon, de realiteit van een God die ons zoekt en ons overstijgt. Dit angstige gevoel is echter niet blijvend; het is een heel menselijke reactie die ons niet hoeft te verbazen. Het zou jammer zijn als we ons erdoor laten verlammen; in plaats daarvan kunnen we beter die angst onder ogen zien en de moed hebben om die rustig te analyseren. Grote beslissingen in het leven, projecten die een duurzame impact hebben, zijn bijna altijd vooraf gegaan door een fase van angst en onzekerheid, die wordt overwonnen door kalme overdenkingen, en ja, ook door een flinke dosis moed.

De heilige Johannes Paulus II begon zijn pontificaat met een uitnodiging die tot heden geldt: “Open de deuren voor Christus ... Wees niet bang!”[15] Benedictus XVI herinnerde bij zijn verkiezing aan deze woorden, erop wijzend dat “de paus het tegen iedereen had, vooral tegen de jongeren”. En hij vroeg zich af: “Zijn wij misschien allemaal op een of andere manier bang? Als we Christus volledig in ons leven binnen laten, als we onszelf helemaal voor Hem openstellen, zijn we dan bang dat Hij iets van ons zal afpakken? Zijn we misschien bang iets belangrijks op te geven, iets unieks, iets dat het leven zo mooi maakt? Riskeren we dan niet dat we onze vrijheid inperken of verliezen?”[16]

En Benedictus XVI vervolgde: “De Heilige Vader wilde ons verzekeren: Nee! Als we Christus in ons leven toelaten, verliezen we niets, niets, absoluut niets van wat het leven vrij, mooi en groots maakt. Nee! Alleen in deze vriendschap staan de deuren van het leven wijd open. Alleen in deze vriendschap wordt het grote potentieel van het menselijk bestaan echt onthuld. Alleen in deze vriendschap ervaren we schoonheid en bevrijding.”[17] En, zich verenigend met dat advies van Johannes Paulus II, concludeerde hij: “En dus zeg ik jullie, vandaag… op basis van een lange persoonlijke levenservaring, , lieve jongeren: wees niet bang voor Christus! Hij pakt niets af en geeft je alles. Als we onszelf aan Hem geven, ontvangen we het honderdvoudig terug. Ja, open, open de deuren wijd voor Christus — en je vindt het ware leven.”[18] Ook paus Franciscus herinnert ons er vaak aan: “Hij vraagt je achter te laten wat je hart bezwaart, jezelf leeg te maken van spullen om ruimte te maken voor Hem.”[19] Zo zullen we hetzelfde ervaren als de heiligen: God neemt niets weg, maar vervult ons hart met een vrede en vreugde die de wereld ons niet kan schenken.

Door deze weg te volgen, maakt de angst uiteindelijk plaats voor een diepe dankbaarheid: “Ik zeg dank aan Hem die mij sterkt, Christus onze Heer, dat Hij mij vertrouwen heeft geschonken door mij in dienst te nemen. Hoewel ik eertijds een godslasteraar was, een vervolger en geweldenaar. Maar mij is barmhartigheid bewezen” (1 Tim 1, 12-13). Het feit dat wij allen een roeping hebben, laat zien hoe Gods genade niet gehinderd wordt door onze zwakheden en zonden. Hij toont zichzelf aan ons als Miserando atque eligendo (gekozen door genade), het bisschoppelijke motto van paus Franciscus. Immers voor God is het een en hetzelfde, ons te kiezen en barmhartig met ons te zijn, waarbij Hij onze kleinheid over het hoofd ziet.

Wat Abraham, de heilige Paulus en alle vrienden van Jezus betreft, weten we dat we niet alleen door God worden geroepen en vergezeld, maar dat we ook verzekerd zijn van zijn hulp. “Ik ben er zeker van dat Hij die het goede werk in u begonnen is het zal voltooien tegen de dag van Christus Jezus.” (Fil 1, 6). We weten dat onze moeilijkheden, hoewel soms ernstig, niet het laatste woord hebben. De heilige Jozefmaria verzekerde de eerste gelovigen van het Opus Dei: “Wanneer God onze Heer een onderneming opzet ten behoeve van de mensheid, denkt hij eerst aan de mensen die hij als instrument zal gebruiken ... en geeft hen de nodige genaden.”[20]

Alleen vertrouwen stelt ons in staat te leven zonder afhankelijk te zijn van onze eigen kracht.

Gods oproep is daarom een uitnodiging tot vertrouwen. Alleen vertrouwen stelt ons in staat te leven zonder afhankelijk te zijn van onze eigen kracht, onze eigen talenten, omdat we onszelf openen voor het wonder van het leven met de kracht en de talenten van Degene die ons riep. Net zoals we bij het beklimmen van een hoge bergtop, op degene boven ons moeten vertrouwen, met wie we misschien zelfs hetzelfde touw delen. Degene die ons voorgaat, laat ons zien waar we onze voeten moeten neerzetten en helpt ons wanneer we, als we alleen zouden zijn, overvallen zouden kunnen worden door paniek of duizeligheid. Zo volgen we onze weg door het leven, met het verschil dat wij ons vertrouwen niet stellen op iemand zoals wijzelf, zelfs niet op onze beste vriend, maar ons vertrouwen is nu op God zelf gesteld, want zelfs “als wij ontrouw zijn, blijft Hij trouw; zichzelf verloochenen kan Hij niet” (2 Tim 2, 13).

Je zult een weg banen

“Toen trok Abram weg, zoals Jahwe hem had opgedragen” (Gen 12, 4). Zo begon de levensfase die zijn bestaan voor altijd zou veranderen. Vanaf dat moment werd zijn leven geleid door opeenvolgende oproepen van God: om van hier naar daar te gaan, om te vluchten voor kwaadwillende mensen, om te geloven in de mogelijkheid een zoon te hebben, die daadwerkelijk te krijgen.... en bereid te zijn die te offeren. Bij het beantwoorden aan Gods roepstem, is Abraham altijd vrij gebleven. Op dezelfde manier wordt het leven van degenen die God volgen gekenmerkt door nabijheid en gemeenschap met God en door een echte, volledige en blijvende vrijheid.

Wanneer we ja zeggen op Gods oproep, krijgt onze vrijheid niet alleen een nieuwe horizon en zijn volledige betekenis, nl.: ‘iets groots dat liefde is’, zoals de heilige Jozefmaria heeft gezegd[21], maar moeten we ook voortdurend onze vrijheid blijven uitoefenen. Zich aan God geven is niet hetzelfde als op een ‘lopende band’ stappen (door een ander aangelegd) die ons zonder eigen inbreng naar het einde van onze dagen vervoert; en ook niet als het uitstippelen van een treinreis die geen ruimte laat voor verrassingen voor de reiziger.

Veeleer zullen we gedurende ons hele leven merken dat trouw aan de eerste oproep nieuwe, soms moeilijke, beslissingen van ons vereist. En we zullen ons realiseren dat Gods roeping ons aanspoort om elke dag te groeien in vrijheid. Om hoog te kunnen vliegen heb je – zoals bij elke liefde – vleugels nodig die vrij zijn van modder en een groot verantwoordelijkheidsgevoel voor je eigen leven, dat zo vaak geknecht wordt door kleine dingen. Kortom, de grootsheid van Gods uitnodiging vraagt om een vrijheid die net zo groots is: vergroot door onze beantwoording aan de genade en onze groei in deugden die ons ware ‘ik’ steeds meer verwezenlijken.

In de eerste jaren van het Werk, vertelde de heilige Jozefmaria aan de jongeren die hem bezochten dat alles nog gedaan moest worden, dat het pad nog bewandeld moest worden. Ze waren geroepen om op weg te gaan, over de hele wereld, volgens de aanwijzingen van de Heer: “Er zijn voor jullie evenwel geen gebaande wegen... Die moeten jullie zelf banen, dwars door de bergen, met je eigen voetstappen.”[22] Met deze woorden verwees hij naar de ‘open’ aard van iedere roeping die ontdekt en bevorderd moet worden.

Nu, net als toen, betekent het beantwoorden aan Gods oproep in zekere zin een weg banen met onze eigen voetstappen. God geeft ons nooit een tot in alle details uitgeschreven plan. Hij deed dit noch met Abraham of Mozes, noch met de apostelen. Bij de Hemelvaart vertelde hij hen alleen: “Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping.” (Mc 16, 15) Hoe moesten ze dat doen? En waar? Dit alles zou slechts beetje bij beetje duidelijk worden. Ook in ons geval zal de weg duidelijker worden naarmate ons leven vordert. Het bijzondere verbond tussen Gods genade en onze vrijheid is het fundament waarop we onze levensweg kunnen bouwen. Gedurende ons leven is de roeping “de geschiedenis van een onuitsprekelijke dialoog tussen God en de mens, tussen de liefde van God die roept en de vrijheid van de individu die daar liefdevol op antwoordt…[23] Ons leven krijgt vorm door enerzijds ons luisteren naar de goddelijke inspiraties en anderzijds door de creativiteit om die naar best vermogen uit te voeren.

Onze Lieve Vrouw is een voorbeeld voor ons door haar jawoord aan God in Nazareth, haar voortdurende oplettendheid en gehoorzaamheid aan Gods wil gedurende haar leven, dat niet van onzekerheden gespaard is gebleven. “Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf.” (Lc 2, 19) Met haar Zoon naast zich, ontdekte onze Moeder op elk moment wat God van haar wilde. Daarom is Maria het symbool van de volmaakte leerling van Christus. We vertrouwen ons aan haar toe, opdat zij de Ster is die onze stappen begeleidt.

Nicolás Alvarez de las Asturias


[1] Romeins Missaal, Eucharistisch Gebed I

[2] Franciscus, Gebedswake met jongeren, Krakau, 30 juli 2016

[3] Heilige Jozefmaria. Vrienden van God, nr. 312.

[4] Vgl. bijvoorbeeld, Num 11, 14-15: Ik kan de last van heel dat volk niet alleen dragen. Het is mij te zwaar! Indien Gij zo met mij blijft doen, dood mij dan maar, als Gij mij genadig wilt zijn. Dan hoef ik mijn ellende niet langer te zien. En Jer 20, 18: Ben ik dan ter wereld gekomen om niets dan ellende en zorg te kennen en mijn dagen in schande te slijten? En ook 1 Kon 19, 4: Het wordt mij te veel, Jahwe; laat mij sterven want ik ben niet beter dan mijn vaderen.

[5] Franciscus, apostolische exhortatie. Gaudete et Exsultate (19 Maart 2018), nr. 131.

[6] Franciscus, Homilie bij de afsluiting van de Wereld Jongeren Dagen, Krakau, 31 juli 2016.

[7] Heilige Jozefmaria.Vrienden van God, nr. 38.

[8] Heilige Jozefmaria. Christus komt langs, nr. 45.

[9] Fernando Ocáriz, “Light to See, Strength to Want to,” in Aleteia, 20 september 2018.

[10] Heilige Theresia Benedicta van het kruis (Edith Stein), Verborgenes Leben und Epiphanie: GW XI, 145

[11] Heilige Jozefmaria. De Kruisweg, 5de statie, nr. 2.

[12] Fernando Ocáriz, “The Vocation to Opus Dei as a Vocation in the Church,” in Opus Dei in the Church, Scepter Publishers.

[13] Vgl. Apok 3, 6; Mt 22, 32.

[14] Heilige Jozefmaria, Intimate Notes IV, no. 296, 22 september 1931 (geciteerd in De Weg, kritisch-historische editie, commentaar op no. 813) oktober 1978.

[15] Heilige Johannes Paulus II. Homilie aan het begin van zijn pontificaat. 22 oktober 1978.

[16] Benedictus XVI, Homilie bij het begin van zijn pontificaat, 25 mei 2005.

[17] Ibid.

[18] Ibid.

[19] Franciscus. Homilie tijdens de Heilige Mis, waaraan voorafgaand zeven heiligverklaringen, o.a. paus Paulus VI en Mgr. Oscar Romero, 14 oktober 2018. Cf. Gaudete et Exsultate, nr. 32.

[20] Heilige Jozefmaria. Instructies, 19 maart 1934, nr. 48.

[21] Vgl. Andrés Vázquez de Prada, De Stichter van het Opus Dei, deel 1, blz. 86 (Engelstalige versie).

[22] Heilige Jozefmaria. De Weg, nr. 928.

[23] Heilige Johannes Paulus II, Apostolische Exhortatie. Pastores dabo vobis (25 maart 1992), nr. 36.

Nicolás Alvarez de las Asturias