De anderen zijn de onzen (I)

De vriendschap en de beminnelijkheid vormen de vruchtbare bodem voor de broederlijke vermaning. God bedient zich van onze relaties met andere mensen om het beste uit ons te halen

Jezus keert terug naar Kafarnaüm en, zodra hij de stad binnenkomt, nadert hem een honderdman. De scene verbaast degenen die daar aanwezig waren, want het was ongewoon voor een Romeinse soldaat om zich tot een Jood te wenden met zoveel respect en voorkomendheid: Heer, mijn knecht ligt verlamd thuis, met vreselijk veel pijn (Mt 8:6). De honderdman, hoewel hij iemand is die gewoon is om anderen bevelen te geven, realiseert zich dat er zoveel belangrijke dingen in het leven zijn waar hij niet de controle over heeft. Daarom aarzelt hij niet om hulp te vragen. Jezus, die zijn innerlijke houding kent, antwoordt zelfs al voordat het Hem is gevraagd: Ik zal het komen genezen (Mt 8:7). Wanneer de heilige Augustinus commentaar geeft bij deze passage, zegt hij dat “de nederigheid van de honderdman de deur was waardoor onze Heer binnenkwam om volledig bezit te nemen van wat Hem al toebehoorde.”[1]

Een familie die zich onze strijd aantrekt

Onze Heer is geraakt wanneer de Romeinse leidinggevende, ondanks zijn macht en onderscheidingstekens, erkent dat het niet in zijn macht is om zijn geliefde knecht te helpen. De honderdman geeft openlijk toe dat hij niet in staat is om alles te bewerkstelligen. En deze houding van erkenning van onze hulpbehoevendheid is, op een bepaalde manier, deel van iedere weg naar heiligheid. We geven onze zwakheid toe, en beseffen dat God de hoofdrol heeft en dat Hij om zijn werk uit te voeren rekent op de medewerking van degenen die hij op ons pad plaatst. Zoals die knecht, vragen ook onze wonden om genezing en onze aandoeningen hebben de zorg van anderen nodig. “Deze broederlijke solidariteit is geen beeldspraak, geen wijze van spreken, maar een integraal deel van de gemeenschap van christenen. Als we ernaar leven, zijn we een teken voor de wereld, het ‘sacrament’ van Gods liefde … het is een gemeenschap die ons in staat stelt om de vreugde en het verdriet van anderen te delen en ze helemaal onze eigen vreugde en verdriet te maken.”[2]

In de heilige Mis, bijvoorbeeld, erkennen we deze realiteit en we vragen de hele kerk om voor ons te bidden. “Ik beleid voor de almachtige God en voor u allen, dat ik gezondigd heb … Daarom smeek ik … u, broeders en zusters, voor mij te bidden tot de Heer onze God.”[3] Dit is op geen enkele manier buitengewoon, aangezien we allemaal geboren worden in afhankelijkheid van anderen. We zijn niet in deze wereld gekomen door onze eigen verdiensten. We kunnen niet alleen overleven, en zelfs niet leren praten zonder een gemeenschap die ons verwelkomt. De nood van anderen is deel van onze menselijke natuur. De heilige Johannes van het Kruis zei dat “de deugdzame ziel die alleen en zonder leiding is, lijkt op een eenzaam brandend kooltje vuur; het zal eerder kouder dan heter worden… De blinde die valt zal niet in staat zijn alleen op te staan; en als hij alleen opstaat, zal hij het verkeerde pad opgaan.”[4]

Wanneer we hulp krijgen van onze naaste brengen we onszelf in een situatie als die van de honderdman die vraagt om hulp of die van de zieke knecht die genezen is. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij een broederlijke vermaning. Dit evangelisch gebruik betreft een andere persoon, die, na het in zijn of haar gebed te hebben overwogen, en misschien ook na advies te hebben gevraagd aan iemand die dat zou kunnen geven, ons een manier aanraadt om een aspect van ons leven te verbeteren (cf. Mt 18:16-17). Deze hulp geeft ons de zekerheid van de overtuiging dat we een deel zijn van een grote familie die bezorgd is om onze strijd. Vandaar dat de broederlijke vermaning het tegendeel is van kritiek, roddel of laster. Waar deze alle oordeel en veroordeling inhouden, is de broederlijke hulp die iemand krijgt een omarming die een naaste verwelkomt zoals hij is en hem naar de toekomst leidt.

De beste versie van iedere persoon

De blijvende bekering die het christelijk leven inhoudt, beoogt niet om ons te veranderen in andere mensen dan wie wij zijn, maar om ons te helpen om, met Gods genade, de best mogelijke versie van onszelf te worden. De heiligen zijn niet geroepen om onpersoonlijke wezens te worden, maar om hun eigen unieke en persoonlijke eigenschappen met Christus’ liefde vervuld te laten worden. Paulus bijvoorbeeld, was na zijn bekering niet geroepen om zijn ijver voor het goddelijke te verminderen, maar om deze te kanaliseren naar de volheid van de waarheid. Ieder van ons heeft bijzondere eigenschappen die God voor ons gewild heeft, met een verleden dat geleefd is in een bijzondere sociale omgeving, en met een unieke manier van zijn. God wil dit niet tenietdoen, maar het vergoddelijken, om het te maken tot een instrument om zijn missie uit te voeren. En een van de belangrijkste manieren waarmee Hij ons beetje bij beetje transformeert, is door gebruik te maken van onze relaties, door de mensen die we deel van ons leven laten worden.

We zouden Gods handelen en plannen beperken als we zouden denken dat we alleen zijn hulp kunnen ontvangen door zijn woord te lezen of door de sacramenten. Dit zijn ongetwijfeld twee vooraanstaande kanalen waardoor zijn genade aan ons wordt gegeven, maar Jezus spreekt ook helder over het belang van wat onze naaste voor ons kan doen. Meer nog, Christus is onze naaste (cf. Mt 25:40; Lk 10:16). De menswording zelf, waardoor Jezus in staat was het leven van degenen die het dichtst bij Hem stonden door vriendschap te veranderen, herinnert ons aan de heilbrengende waarde van persoonlijke relaties, het zij aan zij leven met anderen: “God bedient zich vaak van een authentieke vriendschap om zijn verlossende werk te verrichten.”[5] In de geschiedenis van de verlossing zien we dat God altijd in een volk handelt, in een gemeenschap, in een familie, in een groep vrienden. Denken dat heiligheid niet verbonden is met wat anderen voor ons kunnen doen, kan een teken zijn van isolatie, die nooit vruchtbaar zal zijn. Vandaar dat het volkomen natuurlijk is dat een omgeving van vriendschap broederlijke vermaningen bevordert. Daar is iedereen erop gericht om het beste uit iedere persoon te halen, zonder op een zijspoor te raken door minder belangrijke details. De belangrijkste zorg is eerder het diepe verlangen naar heiligheid dat beetje bij beetje wordt weerspiegeld in verschillende aspecten van het dagelijks leven.

De paus herinnerde ons eraan dat “groei in heiligheid … een reis is in een gemeenschap, zij aan zij met anderen… Ook in veel heilige huwelijken wordt iedere echtgenoot een middel dat door Christus wordt gebruikt voor het heiligen van de ander. Leven of werken naast anderen is beslist een pad van spirituele groei. De heilige Johannes van het Kruis vertelde een van zijn volgelingen: ‘Je leeft met anderen om te worden gevormd en op de proef gesteld’ … Een gemeenschap die kleine details van liefde koestert, van wie de leden om elkaar geven en die een open en evangeliserende omgeving creëren, is een plaats waar de verrezen Heer aanwezig is, die deze heiligt in overeenstemming met het plan van de Vader.”[6]

Iedere hulp is een gift

De honderdman in het evangelie is zich ervan bewust dat hij Jezus om een gunst vraagt. Hij weet dat als de Heer besluit om het huis van een heiden binnen te gaan, Hij Zichzelf naderhand zal moeten reinigen. Daarom eist hij noch Jezus’ komst, noch het wonder. Het is deze houding waardoor hij het wonder van Jezus verkrijgt: de honderdman maakt zichzelf beminnelijk voor Christus. We zeggen dat een persoon beminnelijk is, wanneer wij – zonder dat er iets geëist wordt, zonder dat er een verplichting is om bij hem binnen te gaan –ons wel hiertoe uitgenodigd voelen. Het zijn van beminnelijke personen, plaatst ons binnen een context waarin men graag zich voor elkaar inzet. “Liefhebben is zachtmoedig en attent zijn (…). Beminnelijk zijn is niet iets wat een Christen kan kiezen of verwerpen (…). Liefdevolle vriendelijkheid bouwt verhoudingen, kweekt relaties, schept nieuwe netwerken van integratie en fabriceert een stevig sociaal weefsel. Op deze manier wordt het steeds sterker, want zonder een besef van erbij horen kunnen we onze belofte aan anderen niet voldoen.”[7]

Enkele manieren om deze houding te versterken kunnen zijn: niet bang zijn om hulp aan anderen te vragen; beschikbaar zijn om te luisteren; onze voorkeuren kenbaar maken zonder ze op te leggen; onze zorgen en dromen met anderen delen… De “omgeving van vriendschap, die ieder van ons is geroepen met zich mee te brengen, is de vrucht van vele pogingen om het leven voor anderen aangenaam te maken. Groeien in hartelijkheid, vrolijkheid, geduld, optimisme, verfijning en in alle deugden die het leven met anderen aangenaam maken, is belangrijk om mensen te helpen zich welkom te voelen en gelukkig te zijn.”[8] Dit alles doet een manier van zijn ontstaan die, hoewel niet gemakkelijk te omschrijven, gemakkelijk kan worden opgemerkt. Het is gemakkelijk om dicht bij iemand te komen die vriendelijk en beminnelijk is, en om ze een plezier te doen; het is gemakkelijk om een gesprek te beginnen en ernstig met ze te spreken over onze zorgen.

We vinden het gemakkelijker om van iemand te houden met wie we openlijk kunnen praten, hoewel hun zwakheden duidelijk kunnen zijn of hoewel we weinig dingen gemeenschappelijk hebben. We hebben allemaal de ervaring dat er mensen zijn die we gemakkelijker iets suggereren. Ze stellen het altijd op prijs. Hun gezicht weerspiegelt de vrede waarmee ze het opnemen en misschien merken we het effect dat onze kleine bijdrage heeft op hun leven. Zij worden niet defensief omdat zij zich realiseren dat degene die ze probeert te helpen ze niet “aanvalt”. Ze hebben niet het gevoel dat hun persoonlijke waarde wordt betwijfeld. Broederlijke vermaning ontstaat in een christelijke gemeenschap, in het huis, in de familie, waar wij worden bemind om wie we zijn, en niet om of we iets goed of slecht doen. Maar als we het moeilijk vinden om ons te laten helpen, kan dat een teken zijn dat we misschien bemind willen worden om wat we niet zijn. Dat is waarom het ook belangrijk is om voortdurend de grond te verzorgen waarin deze hulp kan ontspruiten; het verlangen naar heiligheid delen, gaat hand in hand met het delen van veel andere dingen, waaronder onze ambities, onze zorgen en onze vreugden.

Iemand die deze neiging koestert om beminnelijk te zijn, om het voor anderen gemakkelijker te maken om ze te helpen, is ook vaak verbaasd om hun genegenheid te zien en is dankbaar voor het werk van barmhartigheid dat broederlijke hulp of correctie inhoudt. Jonge kinderen zijn vaak dankbaar omdat ze liefdevolle gebaren niet als vanzelfsprekend beschouwen. De heilige Jozefmaria deelde eens aan een paar van zijn kinderen in vertrouwen mee: “De laatste tijd vraag ik aan onze Heer meer dan ooit – en ook aan Onze Lieve Vrouw – om me te helpen klein te worden, een kind te worden. In menselijke externe relaties moeten we sterk en veerkrachtig zijn; maar in het geestelijk leven is het nodig dat we klein zijn. Dan zullen we niet in trots vervallen als anderen ons corrigeren. We zullen dankbaar zijn voor de hulp die anderen ons geven om beter te worden. Anders zou het ons dwars zitten.”[9] Wanneer we meer worden als kinderen zullen we de hindernissen opheffen die ons van anderen gescheiden houden. We zullen een beminnelijke sfeer scheppen, waarin het gemakkelijk is om te merken dat vermaning een gift is, een gratis hulp. En met Gods hulp zullen ook wij de woorden horen die Jezus richtte tot de honderdman en dat wonder van het genezen van zijn knecht: het moge u gaan overeenkomstig uw vertrouwen (Mt 8:13).

***

Wij willen zoveel mogelijk mensen helpen, en we zullen dit alleen bereiken als we leren hoe we op de steun van anderen kunnen vertrouwen. De heilige Jozefmaria benadrukte dat iedere persoon, “behalve een schaap te zijn … op een bepaalde manier ook een Goede Herder is.”[10] Om de genezing van zijn knecht te verkrijgen was het nodig dat de honderdman zijn hulpbehoevendheid erkende; om een goede herder te zijn, had hij de ervaring nodig om een schaap te zijn. Dan worden de woorden van de Schrift werkelijkheid: Een broer die geholpen wordt door een broer is als een sterke vesting (Spr. 18:19 Vulgaat).We kunnen naastenliefde niet beperken tot wat wij doen voor anderen, omdat er ook veel liefde steekt achter het aanvaarden van een helpende hand.

Dankbaar zijn om te leven omgeven door mensen die willen dat wij de beste versie van onszelf zijn, spoort ons aan tot bekering, die de grondslag is voor heiligheid. De heilige Theresia van Avila zei: Het is volgens mij onmogelijk, uitgaande van onze menselijke natuur, om de moed te hebben grote dingen aan te pakken, als men niet beseft dat men door God wordt begunstigd.”[11] En Gods begunstiging bereikt ons ook door onze relaties met wie ons omringen.


[1] H. Augustinus, Sermons, 6.2.

[2] Franciscus, Algemene Audiëntie, 6 november 2013.

[3] Romeins Missaal, Boeteritus.

[4] H. Johannes van het Kruis, Sayings of Light and Love, 7;11.

[5] Fernando Ocariz, Pastorale Brief, 1 november 2019, no. 5.

[6] Franciscus, Gaudete et exsultate, nrs. 141-145.

[7] Franciscus, Amoris Laetitia, nrs. 99-100.

[8] Fernando Ocariz, Pastorale Brief, 1 november 2019, nr. 9.

[9] H. Jozefmaria, Aantekeningen van een familiebijeenkomst, 2 oktober 1970.

[10] H. Jozefmaria, Letters 25, nr. 30.

[11] H. Theresia van Avila, Life, 10, 4.

Diego Zalbidea en Andrés Cárdenas M.