De uitdagingen van Benedictus XVI

Artikel van de prelaat van het Opus Dei, mgr. Javier Echevarría, over paus Benedictus XVI, verschenen in de internationale pers.

Toen de witte rook aan het begin van de avond van 19 april de verkiezing van de nieuwe paus bevestigde, kon de menigte op het volle Sint Pietersplein haar applaus niet meer inhouden en hetzelfde gebeurde in andere steden en landen. Niemand wist wie hij was. De massale vreugdeuitingen waren niet bestemd voor een bepaalde persoon. Ze waren nu voor de opvolger van de heilige Petrus en plaatsbekleder van Christus op aarde. Zo werd nogmaals bevestigd wat de heilige Ambrosius eeuwen geleden had geschreven: Ubi Petrus, ibi Ecclesia (waar Petrus is, daar is de Kerk). Vanaf dat moment waren de Kerk en haar kinderen al blij met de nieuwe paus. Iets minder dan een uur later maakten we kennis met Benedictus XVI en ontvingen zijn apostolische zegen. Opnieuw ervoeren we met ontroering dat de opvolger van Petrus verbonden is met de hele Kerk en dat de Kerk zich bijzonder verheugt over zijn aanwezigheid.

Enkele uren later begint men na te denken over wat we met zoveel vreugde hadden meegemaakt. De korte duur van het conclaaf – niet veel meer dan 24 uur – heeft veel commentaar opgeleverd. Binnen de ene Moederkerk bestaan legitieme verschillen van taal, mentaliteiten, ervaringen. Maar de heilige Geest laat deze samenstromen wanneer gezocht wordt naar iemand die het meest geschikt is om de Kerk te leiden, om het hoofd te bieden aan de uitdagingen die onze tijd naar voren brengt, en op een dynamische en creatieve manier het werk voort te zetten van onze zeer geliefde en onvergetelijke Johannes Paulus II.

De laatste homilie voor zijn verkiezing tot de stoel van Petrus en de eerste boodschap van Bendictus XVI op de ochtend van 20 april maken het mogelijk om een synthetisch beeld te schetsen van de uitdagingen die men het hoofd moet bieden en waarop de paus zeker een antwoord zal geven. Het geloof in Christus, onze Heer en Verlosser, is het centrum waarnaar alle uitdagingen van onze tijd samenvloeien en waaruit ook het geschikte antwoord komt. Uit dit bewustzijn komt ook het gebed voort dat de Heer “ons een nieuwe herder mag geven naar zijn hart, een herder die ons leidt op weg naar de kennis van Christus, naar zijn liefde, naar de waarachtige vreugde”, een liturgisch gebed dat door de Hemel is verhoord.

Het is de taak van elke nieuwe christelijke generatie te komen “ tot de eenheid in het geloof en de kennis van Gods Zoon, tot de volmaakte Man, tot de gehele omvang van de volheid van Christus”(Ef 4, 13). In onze dagen zorgen vele ideologische en intellectuele modestromingen voor onrust bij wie de weg van het geloof wil volgen. Met het geloof openen we ons hart voor de verlossende barmhartigheid van God. De barmhartigheid van God is een bevestiging die ons blij maakt, een duidelijke werkelijkheid die niemand schade toebrengt en allen vervult van vrede en hoop. Maar de goddelijke barmhartigheid stelt een grens aan het kwaad, zoals Johannes Paulus II zei. En de “vader van de leugen” (Joh 8, 44) voelt zich geraakt en zoekt onophoudelijk naar nieuwe vormen van verzet, om ons door het valse spel van sluwe mensen tot dwaling te laten verleiden en ons te doen denken dat we ons moeten laten meesleuren door elke windvlaag om bij de tijd te zijn (vgl. Ef 4, 14). Alleen wie bepaalde tekenen van onze cultuur en allerlei gebeurtenissen uit onze tijd oppervlakkig zou lezen, zou kunnen denken dat men overdrijft.

Gelukkig is het slechts een groep die lawaai maakt en pijn doet. Benedictus XVI herinnert ons aan iets dat iedereen heeft kunnen zien: “de uitvaart van Johannes Paulus II was een waarachtig buitengewone belevenis, die op zekere manier het vermogen en het verlangen van God heeft laten zien om, door de Kerk heen, van alle volkeren een grote familie te maken door middel van de verenigende kracht van de Waarheid en de Liefde”. Al diegenen die spontaan naar Rome toestroomden, ook niet katholieken en niet gelovigen, die er graag lange wachttijden en ongemakken voor over hadden om een laatste en ontroerende eer te brengen aan iemand die ons bijna drie decennia lang geleid heeft op de weg van het geloof, waren de vrucht waarmee de gulle aarde iemand vergoedt die met al zijn krachten op haar bodem werkte en voor het oog van iedereen zelfs zijn laatste adem overgaf. We zien hier een duidelijk voorbeeld van de heiligheid, die ons roept om edelmoedig ons leven te geven om Christus te brengen naar alle uithoeken van de wereld. “We moeten een heilige onrust in ons voelen, aldus de toenmalige kardinaal Ratzinger in de homilie van de 18e: de bezorgdheid om aan allen de gave van het geloof door te geven, de gave van de vriendschap met God. De liefde, de vriendschap met God is ons gegeven opdat deze ook de anderen bereikt. We hebben het geloof gekregen om het aan anderen door te geven.” Met het geloof moeten we ook onze beschikbaarheid aanbieden om in een houding van open dialoog samen te bouwen aan echte sociale ontwikkeling, rechtvaardigheid, vrijheid en vrede in de wereld.

Benedictus XVI heeft de grote lijnen van het programma van zijn pontificaat uitgestippeld. De Kerk moet in dit derde millennium haar weg blijven volgen en het menselijk leven blijven verlichten met het licht van het Evangelie, zoals dit in het Tweede Vaticaans Concilie met de hulp van de heilige Geest op onze tijd is toegepast en waarvan de uitvoering voortgezet moet worden. Vooral dit jaar zal de Eucharistie, hart van het leven van de Kerk en bron van haar evangeliserende zending, het permanente middelpunt zijn van het Petrusambt waartoe de nieuwe paus geroepen is. Met de kracht van de Eucharistie moeten we, met daadkracht en in de ene waarheid, streven naar de volle eenheid tussen al diegenen die in Christus geloven, impuls geven aan de theologische dialoog en de concrete stappen ondernemen om de harten gevoelig te maken voor de eenheid. Hierbij is vooral de innerlijke bekering van belang. Deze is een noodzakelijke voorwaarde voor daadwerkelijke vooruitgang op de weg naar de oecumene. Men mag geen enkele inspanning nalaten om de dialoog tussen de culturen en de vrede te bevorderen, opdat uit het wederzijds begrip de voorwaarden geschapen worden voor een betere toekomst voor allen. Benedictus XVI zal de zorgzame aandacht van Johannes Paulus II voor de jongeren voortzetten, want zij zijn de toekomst en de hoop van de Kerk en de mensheid. De heilige Vader verklaart dat het boven alles zijn taak is om het licht van Christus te doen stralen voor alle mensen van deze tijd. Met dit bewustzijn richt hij zich tot ieder van ons, ook diegenen die een ander geloof hebben en diegenen die zoekende zijn naar een antwoord op de fundamentele vragen van het menselijk bestaan.

Benedictus XVI neemt deze taken op zich, vertrouwend op de hulp van God, op onze gebeden en onze trouw aan Christus. Hij stelt de gaven die God hem gegeven heeft volledig ten dienste van zijn verheven opdracht: zijn diepgaande kennis van de theologie en zijn even intense vroomheid; zijn jarenlange ervaring in dienst van de Kerk als naaste medewerker van Johannes Paulus II; zijn heldere visie op het drama van de secularisatie en het relativisme; het begrip en de fijngevoeligheid waarmee hij bekend staat bij allen die hem van nabij hebben meegemaakt en die in schril contrast staan met verspreide cliché’s; zijn capaciteit om te luisteren en de mening van anderen te waarderen; zijn brede visie die vooraanstaande intellectuelen van onze tijd hebben aangezet om publiek met hem in gesprek te gaan.

In deze eerste dagen van zijn pontificaat heeft hij meer dan eens over zichzelf gesproken als een fragiel en ontoereikend instrument dat God toch wil gebruiken. Mensen voelen zich tekort schieten als God ze benadert om hun een opdracht toe te vertrouwen. Maar wij, kinderen van God en van de Kerk, weten dat dit het moment is van de eenheid, waarvan de opvolger van Petrus het zichtbaar beginsel en fundament is. Nu al verdient hij de hartelijke instemming en de dankbaarheid van allen voor de toewijding in de beoefening van het universele dienstwerk dat nu begint. Persoonlijk herhaal ik vele malen een kort gebed dat ik heilige Jozefmaria Escrivá zo vaak heb horen zeggen: Omnes cum Petro ad Iesum per Mariam. Ik raad dit ook anderen aan.