Brief van de prelaat (19 maart 2022): Trouw

In deze pastorale brief vindt u enkele overwegingen van de Prelaat van het Opus Dei over de trouw aan Jezus Christus en aan de roeping tot het Werk, in navolging van wat de H. Jozefmaria leerde.

Beluister de brief in het engels:

Download de brief

PDF  ►  Brief van de prelaat (19 maart 2022)

ePub ► Brief van de prelaat (19 maart 2022)

Mobi ► Brief van de prelaat (19 maart 2022)


Mijn geliefde dochters en zonen, moge Jezus jullie behoeden!

Trouw zijn! Het is de moeite waard!

1. Met deze uitdrukking die ons zo vertrouwd is en de inspiratie vormde voor een oud liedje, spoorde de heilige Jozefmaria ons altijd aan om heel trouw te zijn. Ik denk vaak terug aan 23 augustus 1963 toen we in een zomercursus in Pamplona dat lied zongen bij een samenzijn met onze Vader. Sommigen van ons merkten dat hij toen hij die woorden hoorde zingen zachtjes herhaalde: het is de moeite waard, het is de moeite waard. Wij zagen het als een spontane uitdrukking van zijn levenservaring. Het Werk vooruit brengen was de moeite waard: veel werk, veel lijden, veel moeilijkheden en tegelijkertijd veel vreugde. De trouw brengt noodzakelijkerwijs veel vreugde met zich mee, zelfs bij het lijden; een vreugde in de Heer die onze kracht is (vgl. Neh 8,10).

Trouw is een breed begrip met verschillende betekenissen: "nauwkeurigheid of waarachtigheid bij het vervullen van iets", "de nauwkeurige kopie van een tekst", "de exacte vervulling van een plicht, van een belofte", enz. Het is erg belangrijk om de trouw te bezien in de relatie tussen personen, in het diepst menselijke aspect: de liefde. "Trouw in de tijd is de naam van de liefde."[1] Echte liefde is van nature definitief, trouw, ook al kan zij door de menselijke zwakheid falen.

De trouw omvat alle dimensies van ons leven, want het gaat om de hele persoon: intelligentie, wil, gevoelens, relaties en geheugen. Met deze paar bladzijden wil ik in het kader van het naderende eeuwfeest van de stichting van het Werk graag bij enkele aspecten stilstaan, waarbij ik me vooral laat leiden door teksten van de heilige Jozefmaria.

Trouw aan de roeping, trouw aan Jezus Christus

2. De christelijke roeping is in haar specifieke uitdrukkingsvormen de oproep van God tot heiligheid. Het is een roep van Gods liefde om onze liefde in een relatie, waarin de goddelijke trouw altijd voorafgaat: God is trouw (2 Tess 3,3; vgl. 1 Kor 1,9). "Onze trouw is niet meer dan een antwoord op de trouw van God. God is trouw aan zijn woord, trouw aan zijn belofte."[2]

Het geloof in de trouw van God geeft kracht aan onze hoop, ook al brengt onze persoonlijke zwakheid ons er soms toe niet helemaal trouw te zijn in kleine dingen en bij gelegenheid misschien ook in grote dingen. De trouw bestaat er daarom in om – met de genade van God – de weg van de verloren zoon te gaan (vgl. Lc 15,11-32). De trouw aan Jezus Christus vereist dat wij voortdurend waakzaam blijven omdat wij niet op onze eigen zwakke krachten kunnen vertrouwen. We moeten altijd strijden, tot het laatste moment van onze aardse tocht: dit is het lot van de mensheid.[3]

Het is nodig dat we met volharding de vereniging met de Heer te zoeken. Wij zoeken en vinden deze eenheid met Jezus in ons werk, in ons gezin, in alles..., en bij uitstek in de Eucharistie, in het sacrament van boete en verzoening en in het gebed. Bovendien staan wij er niet alleen voor. Wij kunnen ook rekenen op de hulp van anderen, vooral in de persoonlijke geestelijke begeleiding. Laten wij dankbaar zijn voor deze mogelijkheid om onze ziel in alle oprechtheid te openen, om bemoediging en raad te ontvangen op de weg van onze groei in liefde voor God. En waar onze liefde gevoed wordt, wordt onze trouw versterkt: Word verliefd, en je zult Hem niet verlaten.[4]

3. De trouw komt vooral tot uiting wanneer er inspanning en lijden mee gemoeid zijn. Ook hier is het voorbeeld van onze Moeder, de trouwe Maagd Maria, verhelderend: "Alleen standvastigheid die het hele leven duurt, kan trouw genoemd worden. Het fiat van Maria bij de Aankondiging vindt zijn volheid in het stille fiat dat zij herhaalt aan de voet van het kruis.”[5]

Met Gods hulp kunnen wij trouw zijn, kunnen wij voortgaan op de weg van vereenzelviging met Jezus Christus: mogen onze manieren van denken, van liefhebben, van hoe wij de personen en de wereld zien, meer en meer de zijne worden, door een voortdurend beginnen en opnieuw beginnen. Dan gaat onze bekering samen met blijdschap, want we zijn ons bewust van ons goddelijk kindschap.[6] Zo wordt de aansporing van sint Paulus aan de Filippenzen een realiteit in ons leven: Heb dezelfde gezindheid als Christus Jezus (Fil. 2,5).

4. De ontmoeting en de vereniging met Jezus Christus komen tot stand in de Kerk, het zichtbare Volk dat is samengesteld uit vele volkeren. In wezen vormt zij het Lichaam van Christus en in de praktijk is zij sacrament. Heel de verlossing komt van Christus via de Kerk, in het bijzonder omdat de Kerk de Eucharistie maakt en de Eucharistie de Kerk maakt.

Het altijd aantoonbare feit dat de Kerk bestaat uit zwakke, onvolmaakte mannen en vrouwen, mag niets afdoen aan onze liefde voor de Kerk. Laten wij steeds voor ogen houden dat de Kerk bovenal dat is: Christus die onder ons aanwezig is, God die naar de mensheid komt om haar te redden, die ons door zijn openbaring roept, met zijn genade heiligt, en ons in de kleine en grote strijd van het leven van alledag met zijn voortdurende hulp ondersteunt.[7]

De trouw aan Christus is daarom trouw aan de Kerk. En in de Kerk streven wij ernaar de eenheid te beleven en deze met allen te bevorderen, in het bijzonder met de bisschoppen en speciaal met de Paus, het zichtbare beginsel van eenheid van geloof en gemeenschap. Laat ieder van ons altijd de wens van onze Vader levend houden: Omnes cum Petro ad Iesum per Mariam!

De trouw aan Jezus Christus en aan de Kerk impliceert voor ons de trouw aan onze roeping tot het Opus Dei door de geest te beleven die wij hebben ontvangen van de heilige Jozefmaria, die waarlijk onze Vader in het Werk was en is. Zo heeft hij het eens in een brief aan al zijn kinderen verwoord: Ik kan niet anders dan mijn ziel in dankbaarheid verheffen tot de Heer, uit wie elke familie in de hemel en op aarde voortkomt (Ef 3,15-16), omdat Hij mij dit geestelijk vaderschap heeft geschonken, dat ik met zijn genade op mij heb genomen in het volle besef dat ik alleen op aarde ben om het te verwezenlijken. Daarom houd ik van jullie met het hart van een vader en een moeder.[8] Het is de weg van onze roeping om door trouwe dochters en zonen van de heilige Jozefmaria te zijn, trouwe dochters en zonen van God in Christus te zijn.

Jullie herinneren je zeker deze andere woorden van onze Vader: De goddelijke roeping vereist van ons een onaantastbare, sterke, zuivere, vreugdevolle, onbetwiste trouw aan het geloof, aan de zuiverheid en aan de weg.[9] Het is niet mijn bedoeling hier nu bij stil te staan, behalve dat ik de vreugde wil onderstrepen. Een trouw die een vrije beantwoording is aan de genade van God, die beleefd wordt met vreugde en ook met een goed humeur. Hoezeer helpt het ons te denken aan deze andere woorden van hem: op menselijk gebied wil ik jullie als erfenis de liefde voor de vrijheid en een goed humeur nalaten.[10]

5. Als we de trouw in het Werk overwegen dan denken we vanzelfsprekend aan de zalige Alvaro. Ik herinner mij dat de heilige Jozefmaria op 19 februari 1974, toen don Alvaro niet aanwezig was, over hem zei: Ik zou willen dat jullie hem in veel dingen navolgen, maar vooral in de trouw. (...) Hij had altijd een glimlach en een trouw die in niets te evenaren zijn.[11] Ik moet vaak denken aan de Bijbelse woorden vir fidelis multum laudabitur (Spr. 28,20: een trouw man zal hoog geprezen worden) die in een deurpost in Villa Vecchia zijn gegraveerd, de deur waardoor je in het kantoor komt waar don Alvaro vele jaren heeft gewerkt.

Ik verhef mijn ziel ook in dankbaarheid tot de Heer voor de trouw van de vele vrouwen en mannen die ons op onze weg zijn voorgegaan en die ons een kostbaar getuigenis hebben nagelaten van dit het is de moeite waard, dat ik aan het begin van deze bladzijden heb aangehaald.

Onze Vader zei altijd dat iedere persoon die naar het Werk komt, al is het maar voor een korte tijd, altijd onze genegenheid zal ontvangen. Dit geldt des te meer voor degenen die een tijd in het Werk zijn geweest en daarna andere wegen zijn ingeslagen; en aan degenen die zich bij gelegenheid gekwetst hebben gevoeld, bieden we oprecht onze excuses aan.

Apostolische trouw

6. De christelijke roeping tot heiligheid, tot vereenzelviging met Jezus Christus is in al haar vormen op de een of andere manier een apostolische roeping. Het geestelijk leven en het apostolaat zijn niet van elkaar te scheiden, net zoals het wezen van Christus als Godmens niet kan worden gescheiden van zijn functie als Verlosser. [12]

In elke tijd – en in onze tijd zien we het op indrukwekkende wijze – is er in de wereld een immense, vaak onbewuste, dorst naar God. Steeds opnieuw gaan die profetische woorden in vervulling: Zie, de dagen komen – zo luidt de godsspraak van de Heer, Jahwe – dat Ik honger breng in het land, geen dorst naar brood, geen dorst naar water, maar honger en dorst om het woord van Jahwe te horen (Am 8,11).

Hoe vaak hebben wij niet gemediteerd over die krachtige aansporing van de heilige Jozefmaria: Geliefden: Jezus dringt er bij ons op aan. Hij wil opnieuw worden opgeheven, niet aan het Kruis, maar in de luister van alle menselijke activiteiten, om alle dingen tot zich te trekken (Joh 12,32).[13]

Bij het ervaren van de moeilijkheden waarmee het christelijk leven in de wereld wordt geconfronteerd – atheïsme, onverschilligheid, relativisme, materialistisch naturalisme, hedonisme, enz. – herinneren we ons wellicht wat de heilige Johannes zegt: Verliest uw hart niet aan de wereld of aan de dingen in de wereld! (1 Joh 2,15). Hiermee verwijst hij naar wat zich in de wereld tegen God verzet en wat hij samenvat in de drievoudige begeerlijkheid (vgl. 1 Joh. 2,16). Maar tegelijkertijd is de wereld die door God geschapen is, goed: Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben (Joh 3,16).

7. Laten we net als onze Vader proberen de wereld hartstochtelijk te beminnen[14], want zij is de plaats waar wij God en de weg naar het eeuwig leven vinden. Een liefde die wereldsheid uitsluit: wij zijn van de wereld, maar wij willen niet werelds zijn. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de geest en de praktische realiteit van de armoede, die ons van zoveel banden bevrijdt en ons in positieve zin doet luisteren naar sint Paulus die ons verzekert: Alles is van u, maar gij zijt van Christus en Christus is van God (1 Kor 3,22-23). Het getuigenis van een sobere en eenvoudige levenswijze is – vandaag en altijd – een manier om zout en licht te zijn in deze wereld die wij moeten omvormen met de liefde van Christus.

In het licht van deze realiteit – alles is van u – verheugen wij ons over alles wat een vreugde is voor anderen, genieten wij van al het goede dat ons omringt en voelen wij ons aangesproken door de uitdagingen van onze tijd. Tegelijkertijd raakt de situatie van de wereld ons diep in onze ziel, met name de trieste realiteit van de oorlog en ook van andere situaties van grote nood en veel lijden voor veel mensen, in het bijzonder van de zwaksten. Laten we vooral niet toegeven aan pessimisme, maar integendeel ons geloof vernieuwen door de vitaliteit van het evangelie – dat een goddelijke kracht is tot heil van ieder die gelooft (Rom. 1,16) – en ons geloof in de middelen: gebed, versterving, Eucharistie! en werk. Dan houden wij een hoopvolle visie op de wereld.

Het geloof is de basis van de trouw. Niet het ijdele vertrouwen in ons menselijk vermogen, maar het geloof in God die de vaste grond is van de hoop (vgl. Hebr. 11,1). “God is het fundament van de hoop, niet zomaar een god, maar de God die een menselijk gelaat heeft en die ons tot het uiterste toe heeft liefgehad: ieder van ons en de mensheid als geheel.”[15]

Laten we opnieuw naar onze Vader luisteren: Als jullie trouw zijn, zal de Heer – door jullie handen – als vrucht van jullie stille en nederige overgave wonderwerken verrichten. Die passage van sint Lucas zal opnieuw beleefd worden: De tweeënzeventig keerden vol blijdschap terug en zeiden: Heer, zelfs de duivels onderwerpen zich aan ons door uw Naam (Lc 10,17).[16]

Trouw aan de roeping en een gewoon leven

8. In het leven van ieder van ons kunnen zich van tijd tot tijd buitengewone omstandigheden voordoen, maar wij beseffen heel goed dat de vereniging met de Heer en onze apostolische zending, met Hem, hoofdzakelijk in het gewone leven moeten plaatsvinden: gezin, werk, vriendschap, sociale verplichtingen...: "Dat is de voornaamste plaats van onze ontmoeting met God"[17], herinnerde don Javier ons in een van zijn eerste geschriften.

De Heer ontmoeten in alle gebeurtenissen van de dag betekent dat we de waarde ontdekken van de kleine dingen, van de details, waarin wij vaak onze liefde voor God en onze liefde voor de anderen kunnen laten zien. Jezus zelf heeft ons gezegd: Wie betrouwbaar is in het kleinste, is ook betrouwbaar in het grote; en wie onrechtvaardig is in het kleinste, is ook onrechtvaardig in het grote (Lc 16,10). Een trouw in het kleine die de Heer beloont met de grootheid van zijn vreugde (vgl. Mt. 25,21).

Onze persoonlijke ervaring laat ons zien dat deze trouw in het kleine geen kleinigheid is. Integendeel: de volharding in de kleine dingen, uit liefde, is heldhaftigheid.[18] Juist de liefde geeft de grootste waarde aan al het menselijk doen en laten. De trouw is trouw aan een verbintenis van liefde, en liefde voor God is de ultieme zin van de vrijheid. Deze vrijheid van geest geeft het vermogen om lief te hebben wat gedaan moet worden, zelfs wanneer dat offers vergt, en dan kunnen we ervaren wat Jezus ons verzekert: Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij, Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last licht (Mt 11,29-30). En de heilige Augustinus verklaart: "In datgene wat men bemint, voelt men ofwel de moeilijkheid niet, ofwel bemint men de moeilijkheid zelf. (...) De inspanningen van degenen die liefhebben zijn nooit zwaar.”[19]

9. Wij weten heel goed dat de ontmoeting met God, de liefde tot God, onlosmakelijk verbonden is met liefde en dienstbaarheid jegens anderen; dat de twee voorschriften van de naastenliefde onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Met onze broederlijke liefde, die een zeker teken is van bovennatuurlijk leven, bouwen wij aan onze trouw en maken wij de trouw van anderen vreugdevoller. Wij weten dat wij zijn overgegaan van de dood naar het leven; wij weten het, omdat wij onze broeders liefhebben (1 Joh 3,14). De heilige Jozefmaria spoort ons heel krachtig aan om de broederlijkheid te beleven: Het hart, mijn kinderen, stel je hart in dienst van de ander. Wanneer je de anderen liefhebt via het Allerheiligst Hart van Jezus en het Allerzoetst Hart van Maria, beoefen je de broederlijke naastenliefde in heel zijn menselijke en goddelijke kracht. Het moedigt aan om de last te dragen, het verlicht de lasten, het verzekert de vreugde in de strijd. Het is niet iets kleverigs, het is iets dat de vleugels van de ziel sterkt om hoger op te stijgen. De broederlijke naastenliefde, die niet haar eigen belang zoekt, laat de ziel vliegen om de Heer te loven in een geest van offerbereidheid.[20]

Gezien de plaats die het werk in ons gewone leven inneemt, zouden we kunnen nadenken – en onszelf persoonlijk kunnen onderzoeken – over de vele aspecten die vervat zijn in het werk heiligen, zich heiligen in het werk, anderen heiligen door het werk.[21] Nu zou ik jullie willen uitnodigen na te denken over de vraag hoe we het werk beter kunnen omvormen in gebed, wat niet alleen een kwestie is van een paar vrome details te beleven terwijl we werken. Onze Vader heeft het ons op veel manieren uitgelegd. Laten we deze woorden van hem nog eens lezen: doe jullie werk in het besef dat God toekijkt: laborem manuum mearum respexit Deus (Gen 31,42). Ons werk hoort een heilig werk te zijn dat Hem waardig is: niet alleen tot in het laatste detail afgemaakt, maar uitgevoerd met morele rechtschapenheid, met edelmoedigheid, eerlijkheid, loyaliteit, rechtvaardigheid. Op deze manier zal jullie beroepswerk niet alleen rechtvaardig en heilig zijn, maar juist hierdoor ook gebed.[22]

Ook in ons werk ervaren we vaak onze beperkingen en tekortkomingen; maar als wij ons ondanks alles toch inspannen in het besef dat God ons gadeslaat, dan zullen wij de woorden van de heilige Paulus kunnen horen die tot ons gericht zijn: uw inspanning is dankzij Hem niet vergeefs (1 Kor 15,58); zoals onze Vader samenvatte: niets gaat verloren.

Het blijvende en het veranderlijke in het leven van het Werk

10. Persoonlijke trouw aan de roeping in het Werk is noodzakelijkerwijs verbonden met institutionele trouw, dat wil zeggen met de continuïteit van het Werk als instelling, trouw aan de wil van God zoals die door de stichter is overgebracht.

In 2016 heeft don Javier ons aan deze woorden van de heilige Jozefmaria herinnerd: Net zoals de identiteit van een persoon in de loop van de verschillende groeistadia: kindertijd, adolescentie, volwassenheid... dezelfde blijft, zo is er ook in onze ontwikkeling evolutie: anders zouden we een levenloos ding zijn. De kern, de essentie, de geest blijft behouden, maar de manieren van spreken en doen, altijd oud en nieuw, altijd heilig, veranderen.[23]

Naar aanleiding van deze tekst overwoog ik vervolgens dat wij vooral op het gebied van het persoonlijk apostolaat - dat het belangrijkste is in het Werk - en het in christelijke zin oriëntatie geven aan beroepen, instellingen en menselijke structuren, trachten initiatief en creativiteit in te zetten; zo komen we met velen tot oprechte vriendschap en verspreiden we het licht van het evangelie in de samenleving. Precies dit initiatief en deze creativiteit brengen ons ertoe ook nieuwe apostolische activiteiten te zoeken binnen de zee zonder kust die de geest van het Werk ons voor ogen stelt.

11. Deze creativiteit kan worden opgevat als een versie van wat soms dynamische trouw of creatieve trouw wordt genoemd. Een trouw die zowel een oppervlakkige drang om veranderingen in te voeren uitsluit, alsook een houding die a priori tegen alles is wat een zekere nieuwheid is of lijkt te zijn. Door onze roeping staan wij bij de bron van de positieve veranderingen die zich in de maatschappij voordoen, en zijn wij ook betrokken bij de vooruitgang in elk tijdvak.[24] Daarom moeten wij de problemen van onze tijd onderkennen en met anderen delen, en tegelijkertijd niet pretenderen ons aan te passen aan welke mode of gewoonte dan ook, hoe actueel en wijdverbreid die ook mag zijn, als deze in strijd is met de geest die God ons door onze stichter heeft gegeven, of niet past bij de menselijke toon en de familiesfeer die eigen zijn aan het Werk. In deze zin zullen wij ons nooit hoeven aan te passen aan de wereld, omdat wij van de wereld zijn; noch zullen wij achter de menselijke verworvenheden hoeven aan te lopen omdat wij – jullie, mijn kinderen – samen met de andere mensen die in de wereld leven, degenen zijn die deze vooruitgang door jullie dagelijks werk realiseren.[25]

Ook is het goed te beseffen dat bij besluiten die voor het hele Werk worden genomen (bijvoorbeeld de middelen van geestelijke vorming zoals kringen, meditaties en bezinningsdagen) het vanzelfsprekend is dat het in laatste instantie de verantwoordelijkheid is van de Vader met de Algemene Raad en de Centrale Assessorie te beoordelen of eventuele veranderingen passend zijn. Niet elke verandering op dit niveau laat onze geest onaangetast en moet dus met de nodige voorzichtigheid worden bestudeerd. Aarzel van jullie kant niet om apostolische projecten voor te stellen aan degenen die de leiding hebben. Doe dit met een geest van initiatief en ook van eenheid – waarbij wij niet zonder de anderen verder willen gaan – met het verlangen om de vreugde van het evangelie naar veel mensen te brengen. Wij kunnen er in ieder geval zeker van zijn dat “wij het Werk niet alleen doen, en dat wij niet alleen op onze eigen geringe krachten hoeven te rekenen, maar op de kracht en de macht van de Heer”.[26]

12. Met onze persoonlijke trouw en de verantwoordelijkheid van allen om de institutionele trouw te behouden, ondanks onze persoonlijke beperkingen, zullen wij met Gods genade in staat zijn om, door de wisselende historische momenten heen, de continuïteit van het Werk op te bouwen in trouw aan zijn oorsprong. Dit is de essentiële continuïteit tussen verleden, heden en toekomst, eigen aan een levende werkelijkheid. In 2015 heeft don Javier ons aangemoedigd de heilige Jozefmaria te vragen dat het Werk op 2 oktober 2028 dezelfde kracht en frisheid van geest zou bezitten zoals onze Vader had op 2 oktober 1928.

Zo zal werkelijkheid worden wat de heilige Jozefmaria door de barmhartigheid van God zag: ik zie het Werk door de eeuwen heen geprojecteerd, altijd jong, begenadigd, mooi en vruchtbaar, de vrede van Christus verdedigend, opdat de hele wereld deze vrede bezit. We zullen eraan bijdragen dat in de samenleving de rechten van de persoon, van het gezin, van de Kerk worden erkend. Ons werk zal de broederhaat en de achterdocht tussen de volkeren verminderen, en mijn dochters en zonen zullen – fortes in fide (I Petr 5,9), standvastig in het geloof – alle wonden weten te zalven met de liefde van Christus, die de zachtste balsem is.[27]

Ik bid op voorspraak van onze Moeder de heilige maagd Maria en van sint Jozef dat wij voortdurend onze trouw hernieuwen. Met alle genegenheid zegent jullie

jullie Vader

Fernando Ocáriz

Rome, 19 maart 2022


[1] BENEDICTUS XVI, Toespraak, 12-5-2010.

[2] PAUS FRANCISCUS, Homilie, 15-4-2020.

[3] Brief 28-3-1973, nr. 9.

[4] De Weg, nr. 999.

[5] H. JOHANNES PAULUS II, Homilie, 26-1-1979.

[6] Als Christus nu langskomt, nr. 64.

[7] Ibid., nr. 131.

[8] Brief 6-5-1945, nr. 23.

[9] Brief 24-3-1931, nr. 43.

[10] Brief 31-5-1954, nr. 22.

[11] HEILIGE JOZEFMARIA, aantekening van een familiebijeenkomst, 19-2-1974.

[12] Christus komt langs, nr. 122.

[13] Instructie, 1-4-1937, nr. 1.

[14] Gesprekken, nr. 118.

[15] BENEDICTUS XVI, Enc. Spe salvi, nr. 31.

[16] Brief 24-3-1930, nr. 23.

[17] JAVIER ECHEVARRÍA, pastorale Brief, 28-11-1995, nr. 16.

[18] De Weg, nr. 813.

[19] H. AUGUSTINUS, De bono viduitatis, 21,26.

[20] Brief 14-2-1974, nr.23.

[21] Christus komt langs, nr.45.

[22] Brief 15-10-1948, nr. 26.

[23] Brief 29-9-1957, nr. 56.

[24] Brief 14-22-1950, nr. 21.

[25] Brief 9-1-1932, nr. 92.

[26] JAVIER ECHEVARRÍA, pastorale Brief, 28-11-1995, nr. 11

[27] Brief 16-7-1933, nr. 26.


Copyright © Prælatura Sanctæ Crucis et Operis Dei
(Niets uit deze uitgave mag geheel of gedeeltelijk worden verspreid
zonder uitdrukkelijke toestemming van de houder van het auteursrecht)
(Pro manuscripto)