De evangelies laten Jezus zien in voortdurend contact met een grote verscheidenheid aan mensen: zieke mensen op zoek naar genezing, zondaars op zoek naar vergeving, de nieuwsgierigen, en zelfs spionnen. Maar het dichtst bij de Meester zijn zijn vrienden. Dat is hoe Jezus zijn discipelen noemt: mijn vrienden (Lc 12:4). Het overdenken van Jezus bij het graf van Lazarus maakt veel los: dat zij Hem daar in tranen zien maakt dat de joden uitroepen: Zie hoe hij van Hem hield (Joh 11:36). Een paar dagen later, bij het Laatste Avondmaal, zal Jezus de betekenis van zijn dood aan het kruis uitleggen. Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden. En, misschien omdat hij hun verrassing zag, benadrukt hij Ik noem u geen dienaars meer, want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar u heb Ik vrienden genoemd, want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord. (Joh 15: 13, 15).
Vanwege zijn liefde voor ons, maakt Jezus ons zijn vrienden. De gave van de Heilige Geest plaatst ons in een nieuwe relatie met God. We ontvangen de werkelijke Geest van Christus, die ons kinderen van God de Vader maakt en die ons binnenvoert in een bijzondere intimiteit met Jezus. Door het werk van de Heilige Geest worden we geïdentificeerd met Christus, zonder dat onze individualiteit verloren gaat of wij onze persoonlijkheid verliezen. Zo wordt onze identificatie met Christus nauw verbonden met onze vriendschap met Hem. Het genadevolle leven brengt een face-to-face relatie met God teweeg. We leren Hem beter kennen in zijn mysteries en kunnen handelen zoals Hij doet. Deze diepe eenheid van kennis en bedoelingen maakt het ons arme schepselen mogelijk om God, zoals de H. Augustinus zegt, diep in ons te ervaren.[1] We kunnen dezelfde dingen willen en nastreven. Dit is wat ware vriendschap betekent: idem velle, idem nolle, dezelfde dingen beminnen en verwerpen.
“Een andere horizon”
Toen hij nog tamelijk jong was, leerde de heilige Jozefmaria dat Jezus een vriend was, en een heel bijzondere vriend. Deze vroege ervaring drukte hij uit in een van de punten van De Weg: “Je zoekt gezelschap van vrienden die door hun gesprekken, hun genegenheid en hun vriendschap de ballingschap van deze wereld draaglijker maken…, ofschoon je vrienden je soms verraden. – Het lijkt me niet verkeerd. Maar … waarom zoek je niet iedere dag steeds intenser het gezelschap van, en het gesprek met de Grote Vriend die je nooit verraadt?”[2]
Hij had deze waarheid jaren eerder geleerd; zijn biografen verbinden dat met een advies dat hij ontving in de geestelijke leiding in het seminarie.[3] Terwijl de jaren voorbijgingen drong hij dieper door in zijn ontdekking van de vriendschap van Christus. Een belangrijke stap in zijn ontwikkeling was misschien wel de periode in zijn leven waarin zijn ogen werden geopend voor het onmetelijke panorama van het goddelijk kindschap. Tijdens een retraite in Segovia schreef hij: “Eerste dag. God is mijn Vader – en ik kan deze overweging niet loslaten. Jezus is mijn dierbare vriend (weer zo’n ontdekking), die mij liefheeft met alle goddelijke dwaasheid van zijn hart. Jezus… mijn God… die ook mens is.”[4]
Hij beschreef zijn groeiende gevoel van de vriendschap van Christus als “een nieuwe horizon”, een nieuwe wonderbaarlijke ontdekking (de eerste was die van Gods vaderschap geweest). Het was iets wat hij al wist, maar wat hij nu zag met nieuwe ogen. Deze ontdekking was voor de heilige Jozefmaria een grote bron van troost. In de vroege jaren ’30 zag hij zich gesteld voor de enorme taak om uit te voeren wat God hem had laten zien op 2 oktober 1928. Hij had een boodschap die hij aan alle mensen moest brengen en die hij in de kerk vruchtbaar moest maken. Maar hij had te maken “met een volkomen gebrek aan materiële middelen. Ik was nog maar zesentwintig jaar, met de genade van God en een goed humeur. Maar dat was genoeg.”[5] Het panorama dat door deze nieuwe ontdekking werd geopend verzekerde hem ervan dat hij niet alleen stond in zijn missie. Jezus vergezelde hem, zijn Vriend, die volkomen begreep wat zijn zorgen en angsten waren, omdat hij “ook een mens is”.
Voor de heilige Jozefmaria, was het hart van Jezus een dubbele openbaring. Het was een openbaring van “de onmetelijke liefde van onze Heer,” aangezien “Jezus’ hart het vleesgeworden hart van God is.”[6] En het openbaarde hem Jezus’ begrip en tederheid wanneer wij geconfronteerd worden met onze beperkingen, problemen en fouten. In zijn persoonlijk gebed heeft hij misschien gevoeld wat hij schreef in een punt in De Weg: “Jezus is je vriend. – de vriend. – Met een hart van vlees, net zoals het jouwe. – Met ogen vol liefde, die huilden om Lazarus… - En Hij houdt evenveel van jou als van Lazarus.”[7] Deze Liefde, zowel goddelijk als menselijk, oneindig en dichtbij, was een sterke ondersteuning die hem in staat stelde om door te gaan onder alle omstandigheden. Meer nog, het gaf realisme en een nieuwe dringende noodzaak aan zijn geestelijk leven.[8]
Een weg die iedereen kan gaan
De heilige Jozefmaria moedigde de mensen die bij hem kwamen aan om de weg van vriendschap met Christus te volgen. Hij legde ze uit dat het dicht naderen van de Meester geen formaliteiten vereist, en ook geen ingewikkelde methoden. Het is genoeg om eenvoudig met Hem te praten, zoals je dat met iedere andere vriend doet. Dat was immers de manier waarop Hij werd behandeld door degenen die het meest van Hem hielden, toen Hij met ze optrok. “Heb je gezien met hoeveel genegenheid en vertrouwen de vrienden van Christus met Hem omgingen? Op een heel natuurlijke manier verwijten de zusters van Lazarus Hem zijn afwezigheid: Wij hebben U bericht gegeven! Als U hier geweest was…! Vertrouw Hem in alle rust toe: Leer mij heel bevriend met U te zijn en van U te houden zoals Marta en Maria en Lazarus deden; of zoals de eerste Twaalf, ook al volgden zij U in het begin misschien om niet erg bovennatuurlijke redenen.”[9]
De jonge mensen die bij de heilige Jozefmaria kwamen waren erg onder de indruk van de natuurlijke manier waarop hij met onze Heer sprak, en hij moedigde ze aan om hetzelfde te doen. Zijn hele leven lang probeerde hij onvermoeibaar om mensen zover te krijgen dat ze zijn pad volgden. Een van de eerste personen die een commentaar schreef op het onderricht van de heilige Jozefmaria zei, “Om zijn vriendschap te verkrijgen moeten jij en ik tot Jezus naderen en hem leren kennen en liefhebben.”[10]Vriendschap vereist dat je een andere persoon leert kennen, en dit is het eerste waartoe het ontdekken van Jezus als onze vriend leidt. “Je hebt me geschreven: < Bidden is spreken met God. Maar waarover? >. – Waarover? Over Hem, over jezelf: je vreugden, je verdriet, je successen en mislukkingen, je edele ambities, je dagelijkse zorgen…, je zwakheden! Je dankbaarheid en je wensen, je Liefde en je eerherstel. Kortom: Hem kennen en jezelf kennen: met Hem omgaan!”[11]
Deze woorden bevatten echo’s van de verzuchting van de heilige Augustinus Noverim Te, noverim me – Heer, laat me U kennen en laat mij mezelf kennen.[12] En ook van de beschrijving van de H. Teresa van Jezus, een “gesprek tussen vrienden: vaak een-op-een pratend met de persoon die van ons houdt.”[13] Kortom, een persoonlijke relatie met Jezus is de kern van het innerlijk leven. En voor degenen die op zoek zijn naar heiligheid midden in de wereld, betekent dit leren Hem te vinden in alle omstandigheden van het dagelijks leven, om een voortdurende conversatie met Hem gaande te houden.
Dit is niet een onmogelijk ideaal. Het is iets wat veel mensen in hun leven hebben geleerd te doen. In het dagelijks werk, in het gezinsleven, op straat in stad of dorp, op bergpaden en aan de zee, overal kunnen we Christus herkennen die op ons wacht als een vriend om ons gezelschap te houden. De heilige Jozefmaria benadrukte vaak dat “wij kinderen van God contemplatief moeten zijn. We moeten mensen zijn, die midden in het lawaai van de wereld, de stilte in het hart weten te vinden voor een ononderbroken gesprek met de Heer, waarbij zij naar Hem opzien als naar een vader, naar een vriend, van wie ze ontzettend veel houden.”[14] Ieder aspect van ons leven heeft een plaats in ons gebed, zoals in gesprekken tussen vrienden wanneer zij praten over van alles. “De Handelingen der Apostelen vertellen ons dat onze Heer zich na de Verrijzenis bij zijn leerlingen voegde en dat ze met elkaar spraken, in multis argumentis. Ze spraken over vele dingen, ze vroegen Hem van alles; ze hadden een afspraak, een gesprek met Hem.”[15]
Samen met deze voortdurende persoonlijke conversatie die van ons eigen leven het onderwerp van onze dialoog met God maakt, kunnen we ook proberen om hem steeds beter te leren kennen, door Hem te zoeken op die plaatsen waar Hij meer in het bijzonder heeft willen ronddwalen. We kunnen nu drie van deze “plaatsen” nader bekijken.
De verslagen van de vriendschappen van onze Heer
Geïnspireerd door de Heilige Geest, presenteren de evangelisten de voornaamste gebeurtenissen in het leven van Christus. De heilige Jozefmaria was verliefd op onze Heer, en daardoor was “de Heilige Schrift, in het bijzonder het evangelie, in zijn handen niet alleen maar een boek gevuld met handige instructies, maar een plaats om Christus te ontmoeten.”[16]
Vanaf het begin, beseften degenen die bij het Werk kwamen dat deze jonge priester leefde in nauwe verbondenheid met God, zoals ze zo helder in zijn preken zagen. “Als hij met God sprak, richtte hij zich tot het tabernakel met dezelfde directheid als waarmee hij met ons sprak, en zo voelden we dat we daar onder de apostelen en leerlingen van de Heer waren, net als ieder van hen.”[17] Dit is de benadering van de Schrift die hij later altijd aanbeval. “Ik raad u aan in zo’n passage uit het evangelie op te treden: een personage meer. Vorm u eerst een beeld van het tafereel of het geheim dat u zal helpen uw gedachten te verzamelen en te mediteren. Laat daarna uw verstand zijn werk doen bij het beschouwen van een aspect van het leven van de Meester: zijn vertederd Hart, zijn nederigheid, zijn zuiverheid, zijn onderworpenheid aan de Wil van de Vader. Zeg Hem daarna, wat u gewoonlijk op dat terrein overkomt, wat er bij u gebeurt, wat er aan de hand is. Blijf opletten, Hij probeert u misschien ergens op te wijzen. Zo komen ook die inwendige roerselen, die ontdekkingen en vermaningen tevoorschijn.”[18]
Met dit advies opende hij voor ons een geheim van zijn ziel. In een commentaar op zijn manier van benaderen van de Schrift schreef de zalige Alvaro: “Heel levendig is de vertrouwelijke omgang met Christus, met zijn Moeder Maria, met de Heilige Jozef, met de eerste twaalf apostelen, met Marta, Maria en Lazarus, met Jozef van Arimathea en Nicodemus, met de leerlingen van Emmaüs en met de heilige vrouwen. Dat is het resultaat van een voortdurend gesprek, van een zich verplaatsen in de taferelen van het evangelie om er een rol in te spelen.”[19]
De geldigheid van bidden op deze manier wordt bevestigd door het leven en de lessen van veel heiligen. Het is ook aanbevolen door recente pausen wanneer zij spraken over het belang van het benaderen van het evangelie met een houding van gebed, met de methode van de lectio divina. Dit betekent dat we het evangelie rustig moeten benaderen, dat we onze tijd ervoor moeten nemen. Als we een passage lezen, kunnen we even pauzeren en denken, “Hoe moet dat geweest zijn?” Onszelf in het tafereel stellen als een van de personages daar, kan ons doen inbeelden hoe de mensen waren, en ons Jezus’ gezicht voor de geest halen. We zullen dan proberen te begrijpen wat zijn woorden betekenen, wetend dat we vaak behoefte hebben aan een of andere verklaring, omdat het een oude tekst is, die voortkomt uit een cultuur die anders is dan de onze. Vandaar dat het belangrijk is om een editie te gebruiken met een behoorlijk voetnotenapparaat, en om te verwijzen naar goede boeken over het evangelie en de Schrift.
En wanneer we de passage opnieuw lezen vragen we, “Heer, wat zeggen deze woorden mij? Wat is er in mijn leven waarvan U wilt dat ik het verander? Wat in deze passage verontrust mij? Waarom ben ik hier niet in geïnteresseerd?” Of misschien: “Wat vind ik hier mooi aan? Wat in deze woorden raakt mij? Wat trekt mij aan? Waarom trekt het mij aan?”[20]
Misschien brengt het iemand in gedachten uit onze omgeving, die ons nodig heeft, of dat we iemand excuses moeten maken… Uiteindelijk zouden we moeten overwegen: Hoe kan ik in mijn eigen leven reageren op wat Jezus mij in deze passage suggereert? “Blijf opletten. Hij probeert u misschien ergens op te wijzen. Zo komen ook die inwendige roerselen, die ontdekkingen en vermaningen tevoorschijn.”[21] Soms haalt dat bij ons onze liefde tevoorschijn, een verlangen om onszelf te geven, en altijd de zekerheid dat Jezus met ons is. Mediteren over het leven van onze Heer is essentieel voor een christen, want het “is erop gericht om in ons een werkelijk wijze en onderscheidende visie van de werkelijkheid te creëren, zoals God die ziet, en het vormt in ons de ‘gedachte van Christus’ (1 Kor 2:16).”[22]
Er zijn ongetwijfeld veel manieren om dichtbij Jezus te komen door de Schrift. De heilige Jozefmaria had niet de bedoeling om een methode aan te reiken, maar om enkele praktische adviezen te geven die nuttig zouden kunnen zijn voor meditatie en contemplatie, tot “wij uitmonden bij daden van liefde en berouw, daden van dankzegging, smeekbeden, besluiten… die de rijpe vrucht vormen van werkelijk gebed.”[23]
Onze Heer wacht op ons in het tabernakel
“Wanneer je het tabernakel nadert, denk er dan aan, dat Hij al twintig eeuwen op je wacht.”[24] De eucharistie is ongetwijfeld de “plaats” bij uitstek om Christus te vinden en vrienden met Hem te worden. Dit is ook de weg die de heilige Jozefmaria volgde. Zijn geloof in de werkelijke tegenwoordigheid zou gezien kunnen worden in alles wat hij deed met betrekking tot het Heilig Sacrament. Encarnita Ortega, die hem voor het eerst ontmoette in de jaren 1940, herinnerde zich de eerste meditatie die zij hem hoorde preken, waar ze heenging met een bepaalde mate van nieuwsgierigheid. “Zijn bezinning, helemaal natuurlijk, de manier waarop hij knielde voor het tabernakel, de manier waarop hij zijn hele wezen legde in het voorbereidende gebed voor de meditatie, ons aansporend ons ervan bewust te zijn dat onze Heer daar was en naar ons keek en luisterde, maakte dat ik snel mijn verlangen vergat om naar een groot spreker te gaan luisteren. In plaats daarvan begreep ik dat ik moest luisteren naar God en daarin edelmoedig moest zijn.”[25]
Hetzelfde gebeurde met degenen die hem de mis zagen opdragen. “De manier waarop de vader de mis opdroeg, oprecht van toon, de volledige aandacht waarmee hij de verschillende gebeden zei, zonder een spoor van gekunsteldheid, de manier waarop hij knielde en andere liturgische gebaren, dat alles maakte diepe indruk op mij. God was daar, werkelijk aanwezig.”[26] Niet dat hij iets speciaals deed, maar eerder de aard van zijn gebaren, de intensiteit van zijn gebeden, zijn bezinning. Wij zullen hetzelfde doen als we ervan overtuigd zijn dat Christus, onze “dierbare vriend”, werkelijk aanwezig is in de eucharistie. Toen het eindelijk mogelijk werd om onze Heer te bewaren in het tabernakel in het eerste studentenhuis, herinnerde de heilige Jozefmaria de studenten die daar woonden eraan dat God “een andere bewoner was, de eerste van allen, en zo moedigde hij ieder van ons aan om tijd met Hem door te brengen, Hem te groeten met een kniebuiging bij binnenkomst en bij het uitgaan van de DYA (het studentenhuis), of om terwijl we in onze kamers waren, in gedachten naar het tabernakel te gaan.”[27]
Als we ze met ons hart benaderen, drukken deze kleine details ons geloof uit en tegelijkertijd voeden ze het: met onze gedachten naar God gaan als we een kerk zien, hem korte bezoekjes brengen gedurende de dag, de mis geconcentreerd volgen met een bezinnende instelling, in onze verbeelding naar het tabernakel gaan om onze Heer te groeten of om Hem ons werk aan te bieden…. . Dit zijn kleine vormen van aandacht, iets wat we doen voor onze vrienden als we ze opzoeken of ze tijdens de dag een berichtje sturen.
Christus is aanwezig in wie ons omringen
Het gebod van de liefde is het onderscheidende teken van degenen die Christus willen volgen. Het is geboren uit onze overtuiging dat Christus zelf aanwezig is in de mensen om ons heen, en het is diep geworteld in wat onze Heer ons leert. Hij heeft ons er vaak aan herinnerd dat als we zorgen voor degenen die ons nodig hebben – en iedereen heeft ons nodig, ieder op zijn eigen manier – wij in werkelijkheid zorgen voor Hem.[28] Dat is waarom het zo belangrijk is “om Christus te herkennen wanneer Hij ons komt ontmoeten in onze broeders en zusters, de mensen om ons heen.”[29]
De heilige Jozefmaria probeerde Christus te vinden in de eerste plaats onder degenen die dat het meest nodig hadden. In de vroege jaren 1930 bracht hij vele uren door met het bezoeken van behoeftige families in de armste delen van Madrid, zorgend voor patiënten in ziekenhuizen, en catechese gevend aan noodlijdende kinderen. Later gaf hij een gevoel van urgentie voor deze zorg door aan de jonge mannen die zich bij het Werk aansloten. Daarenboven ervoeren deze jonge mensen de Vaders menselijke en goddelijke liefde voor hen. Francisco Botella, bijvoorbeeld, herinnerde zich dat de Vader hen bij hun eerste ontmoeting begroette alsof “hij me altijd had gekend. Ik herinner me nog zijn intense blik die mijn ziel doorboorde en zijn vrolijkheid die me met vreugde en vrede vervulde. Het scheen mij toe dat hij mij van binnen kende en tegelijkertijd dat hij me zo natuurlijk en eenvoudig behandelde dat het voor mij voelde alsof ik onder mijn eigen familie was.”[30] Een andere jongeman, niet bepaald een sentimenteel type, zei dat “hij zelfs beter voor ons zorgde dan onze moeders.”[31]
In deze jonge mensen, zowel als in de armen en zieken, “vond” de heilige Jozefmaria zijn Vriend. Jaren later, “peinzend, met zijn zonen om zich heen, vroeg hij hen, ‘Mijn zoons, weten jullie waarom ik zoveel van jullie houd?’ Er viel een stilte en de Vader ging door, ‘Omdat ik het bloed van Christus in jullie zie.’”[32] Jezus, zijn Vriend, had hem ertoe gebracht om Hem te vinden in de mensen om hem heen, en in het bijzonder wie dit het meest nodig hadden. Behalve dat wij Hem vinden in de evangelies en de eucharistie, “worden wij ook geroepen om de gekruisigde Jezus te dienen in allen die gemarginaliseerd zijn, om zijn heilig vlees aan te raken in degenen die achteraankomen, in degenen die honger en dorst hebben, in de naakten en de gevangenen, de zieken en de werklozen, in de vervolgden, de vluchtelingen en de migranten. Daar vinden we onze God; daar raken wij de Heer.”[33]
[1]H. Augustinus, Belijdenissen, III, 6, 11: interior intimo meo, “U was dieper in mij dan mijn binnenste zelf.”
[2] H. Jozefmaria, De Weg, nr. 88.
[3] Zie commentaar bij punt nr. 88 in The Way: Critical-Historical Edition, ed. Pedro Rodriguez.
[4] Apuntes Intimos nr. 1637 (geciteerd in The Way: Critical-Historical Edition, commentaar bij nr. 422). De eerste dag van zijn retraite was 4 oktober 1932. Deze tekst was ook de basis voor punt nr. 2 in De Smidse.
[5] Brief gedateerd 29 december 1947, geciteerd in Vazquez de Prada, The Founder of Opus Dei, vol. I, p. 231.
[6] H. Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 169.
[7] H. Jozefmaria, De Weg, nr. 422.
[8] Zie De Weg, nr. 244, 436.
[9] H. Jozefmaria, De Smidse, nr. 495.
[10] Salvador Canals, Jesus as Friend, Chapter One.
[11] H. Jozefmaria, De Weg, nr. 91.
[12] H. Augustinus, Soliloquies II, 1, 1.
[13] H Teresa van Avila, Life, hoofdstuk 8, 5.
[14] H. Jozefmaria, De Smidse, nr. 738.
[15] H. Jozefmaria, geciteerd in Dos meses de catequesis vol. 2, p. 651.
[16] Scott Hahn, “Saint Josemaría Escrivá, Reader of Sacred Scripture,” Romana, 40 (2005), p. 176.
[17] F. Botella, quoted in J. L. González Gullón, DYA. La Academia y Residencia en la Historia del Opus Dei, p. 429.
[18] H. Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 253.
[19] Z. Alvaro del Portillo, Christus komt langs, Ter inleiding.
[20] Paus Franciscus, Ap. Exhort. Evangelii Gaudium, 24 november 2013, nr. 153.
[21] H. Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 253.
[22] Paus Benedictus XVI, Ap. Exhort. Verbum Domini, 30 september 2010, nr. 87.
[23] Javier Echevaría, “San Jozefmaria Escrivá, maestro de oracíon en la vida ordinaria.” Magnificat (Spanish edition) 2006.
[24] H. Jozefmaria, De Weg, nr. 537.
[25] Andres Vazquez de Prada, The Founder of Opus Dei vol. II, pp. 394-5.
[26] Francsico Ponz, geciteerd in Andres Vazquez de Prada, The Founder of Opus Dei vol. II, p. 294.
[27] DYA. La Academia y Residencia, p. 342.
[28] Zie Mt 10:40; 25:40; Lk 10:16.
[29] H. Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 111.
[30] DYA. La Academia y Residencia, p. 431.
[31] Juan Jiménez Vargas, in DYA. La Academia y Residencia, p. 443.
[32] Andres Vazquez de Prada, The Founder of Opus Dei, vol. III, p.223.
[33] Paus Franciscus, Way of the Cross, Wereld jongerendag, 29 juli 2016.