Kinderen zijn de belangrijkste investering

Artikel van de prelaat van het Opus Dei, mgr. Javier Echevarría, in het Italiaanse dagblad “La Stampa” bij gelegenheid van de dertigste verjaardag van het overlijden van de heilige Jozefmaria.

Sinds de klassieke oudheid heeft er altijd een tweedeling bestaan tussen grote en kleine geschiedenis, tussen het bijzondere en het alledaagse. Aan de ene kant staan de grote – reële of denkbeeldige – gebaren van koningen en helden; aan de andere kant de normale, veelal moeizame inspanningen van het gewone volk voor het levensonderhoud van de gezinnen.

Ook in de christelijke landen werd de arbeid gewoonlijk als een straf van God gezien. Al snel haalde men de woorden van Jahwe tot onze eerste ouders voor de geest, toen zij na de zondevol uit de tuin van Eden werden verjaagd: “In het zweet zul je werken voor je brood.” En men vergeet het goddelijk gebod, wanneer de Heer tot de man en de vrouw, die naar zijn beeld en gelijkenis zijn geschapen, zegt: “Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar…”

Eeuwenlang is de arbeid – vooral maar niet alleen de handenarbeid – beschouwd als een realiteit waaraan geen eer te behalen viel. Wie zich ervan kon ontdoen, wegens fortuin of geboorte, deed dat ook. Tegenwoordig is het niet het werk, maar de werkloosheid die indruist tegen de menselijke waardigheid. Dit veranderde perspectief is een positieve ontwikkeling. De sociale leer van de Kerk, die begon met het onderricht van de pausen uit de 19de eeuw, heeft aan deze verandering bijgedragen.

Ook het leven en de geschriften van geestelijke auteurs, die kruisen met de sociale leer van de Kerk, hebben hun invloed gehad. Verschillende schrijvers uit de twintigste eeuw, en in bijzondere mate de stichter van het Opus Dei, de heilige Jozefmaria Escrivá, hebben daarin een rol gespeeld. Als hij het had over het goddelijk gebod aan Adam om de aarde te bewerken, zei hij dat de arbeid iets waardigs en heiligs is: “Het gaat om een onontbeerlijk middel dat God ons toevertrouwt hier op aarde. Zo verlengt Hij onze dagen en maakt Hij ons deelgenoot van zijn scheppende macht, zodat we in ons levensonderhoud kunnen voorzien en tegelijkertijd plukken van de ‘vruchten tot eeuwig leven’ (Joh 4, 36)” (Vrienden van God, 57).

Dankzij de veranderde waardering die in de afgelopen eeuw is gerijpt, is het beroepswerk erkend als een gewone bezigheid die de menselijke waardigheid niet aantast. Maar helaas heeft het werk voor veel mensen ook een nieuwe dimensie gekregen die hen in staat stelt het gewone leven te ontvluchten. Het ten koste van alles najagen van een beroepscarrière vormt een nieuw scenario. Het dromen van succes is daarin het enige dat telt. De ethiek, het menselijk en bovennatuurlijk naar waarde schatten van de gemeenschappelijke omstandigheden, wordt vaak op de tweede plaats gesteld.

Het gewone leven blijft dan in de praktijk beperkt tot het huiselijke leven: het gezin wordt het moderne stiefkind, de grote verliezer van deze werkkoorts. Het spreekt voor zich dat een cultuur die zich kenmerkt door “workaholics”, door afwezige vaders en moeders, een heel negatieve invloed heeft op het gezin.

Helaas lijkt het tegenwoordig soms gemakkelijker een huwelijk te verbreken dan een arbeidscontract. Maar dat is niet het enige nadelige effect van de overwaardering van het werk. Steeds vaker zijn stemmen te horen die het toenemende geweld onder de jeugd wijten aan genoemde waardenverschuiving. Het primaat van de arbeidsproductiviteit drukt de meerwaarde van het gezin naar de achtergrond.

Een afwezige vader, die de eigen carrière boven de kinderen stelt, is geen hecht referentiepunt meer. Zo is ook de moederrelatie onvervangbaar. Haar rol blijft van wezenlijk belang. En een school die de authentieke menselijke vorming van de leerlingen uiteindelijk laat varen om redenen van efficiency, helpt die jongeren niet in een evenwichtige groei van hun gevoelsleven.

Toen Johannes Paulus II over het “evangelie van de arbeid” sprak, maakte hij duidelijk dat het beroepswerk een bovennatuurlijk perspectief vol hoop biedt. Als het werk in christelijke geest wordt verricht, verandert het in een bron van menselijkheid voor de gezinnen, voor de ondernemingen en voor de hele maatschappij.

“Kinderen zijn de belangrijkste investering”, zei de heilige Jozefmaria Escrivá ooit tegen een ondernemer, om hem te wijzen op de gevaren van een excessieve toewijding aan zijn werk ten koste van het gezin.

De heilige Jozefmaria Escrivá overleed dertig jaar geleden, op 26 juni 1975. Zijn boodschap geeft ons nieuwe hoop. In de huidige wereld, die de mens voortdurend voor vragen stelt, herinnert de boodschap van de heilige Jozefmaria ons aan die grote waarheid die Benedictus XVI ons opnieuw voorhoudt: dat de Kerk levend is. De Kerk biedt ons een schat aan verborgen antwoorden die als licht kunnen dienen op de weg van ons aardse bestaan.

+ Javier Echevarría

Prelaat van het Opus Dei