Een blijvend nieuw gebod

Artikel van de prelaat van het Opus Dei, bisschop Javier Echevarría, over de eerste encycliek “Deus caritas est” van Benedictus XVI.

“Deus caritas est” zijn de woorden van de heilige Johannes in het Latijn, die de paus als titel voor zijn eerste encycliek heeft uitgekozen. “God is liefde”. De Latijnse woorden caritas en amor worden beide met ‘liefde’ vertaald. Betekenen deze woorden hetzelfde? Deels wel en deels niet.

De Katechismus van de Katholieke Kerk stelt dat de liefde als caritas de deugd is waardoor wij God beminnen boven alles en onze naaste als onszelf uit liefde tot God. En verder dat “de liefde ons menselijk vermogen om te beminnen bevestigt en zuivert”.

De mens heeft het nodig te beminnen en bemind te worden. De trouwe, beantwoordende en fijngevoelige liefde is het diepste verlangen van de ziel. Het hele bestaan is een zoeken naar de ware liefde; een strijd om de obstakels die we tegenkomen te overwinnen.

Christus is de volheid van de Openbaring. Door Hem kennen wij God. Door Hem doorgronden wij ook de mens, zoals het Tweede Vaticaans Concilie leert en zoals ook Johannes Paulus II zei.

Door Christus ontdekken wij onze roeping en onze grootsheid. De liefde die door Christus wordt verheven en gezuiverd is wezenlijk voor deze ontdekking. Met zijn Liefde heeft Christus ons de gaudium, de vreugde en de vrede gegeven.

Amor onderhevig aan inflatie

Het woord amor is onderhevig aan een soort inflatie. Misschien gebruiken we het teveel; soms voor vluchtige gevoelens of zelfs, zoals de paus aangeeft, voor egoïstische uitingen.

Met het woord caritas gebeurt misschien het omgekeerde. We gebruiken het wellicht te weinig; alleen om er bepaalde werken van naastenliefde mee aan te duiden.

De caritas behoort echter tot de christelijke identiteit: “Daaraan zal iedereen kunnen zien dat jullie leerlingen van Mij zijn: als jullie onder elkaar de liefde bewaren”, aldus onze Heer. Om deze reden werden de christenen door de heidenen herkend: “Zie hoe ze elkaar liefhebben.”

De christelijke liefde is een innerlijke houding die zich op veel manieren uit. Het betekent dienen, begrijpen, troosten, luisteren, glimlachen, begeleiden, corrigeren, aanmoedigen, vergeven en vergeving vragen, geven en ontvangen.

De liefde breidt zich uit als cirkels die steeds groter worden: vanaf de eigen kennissenkring tot aan de hele maatschappij.

De liefde is goddelijk

De liefde tussen de echtgenoten vormt de oorsprong van het gezin. Deze laat een omgeving ontstaan waarin het leven geboren wordt. Het gezin neemt het nieuwe leven met genegenheid in zich op, het is het geëigende klimaat waarin de mens tot rijping kan komen.

De wereld van de arbeid wordt verrijkt door de liefde. Het werk doen in overeenstemming met het evangelische gebod houdt in het uit liefde te doen, met de wens om dienstbaar te zijn, met toewijding en met de gedachten bij de ander. De arbeid heiligen betekent de arbeid te beschouwen als en uiting van liefde tot God en van overgave aan de ander, vol rechtvaardigheid en naastenliefde.

Het landschap van de Kerk wordt verrijkt met plaatsen waar christenen in stilte met liefde werken en dienen. We kunnen aan Afrika denken, het werelddeel dat de hulp van allen het meest nodig heeft. Daar, in woorden van Benedictus XVI, beoefent de Kerk haar liefde ook als “kerkelijke daad”, als een wezenlijk onderdeel van haar zending. De liefde zet aan tot edelmoedigheid, tot het niet onverschillig blijven voor de noden van de ander.

De Heilige Vader vat dit proces van vergroting van de liefde als volgt samen: “De liefde is ‘goddelijk’ omdat die van God komt en ons met God verenigt. Door dit proces van vereniging transformeert Hij ons tot een ‘Ons’, dat onderlinge verdeeldheid overwint en ons tot één ding maakt, en wel zodanig dat God uiteindelijk alles in allen is” (nr. 18). Hier vinden wij de verklaring van de blijvende jeugdigheid van de Kerk.

Nieuwe evangelisatie

In de liefde ligt ook de sleutel tot de ‘nieuwe evangelisatie’. De opdracht om het evangelie te verkondigen komt erop neer dat veel mensen de christelijke liefde ervaren; dat hun geest zich opent voor het licht van het geloof door de taal van de liefde; de universele taal die ieder van ons kan begrijpen. Zoals sint Paulus schrijft, is het geloof werkzaam door de liefde.

De heilige Jozefmaria Escrivá schreef onomwonden: “Het belangrijkste apostolaat dat de gelovigen in de wereld moeten verwezenlijken, het beste getuigenis van het geloof, is er toe bijdragen dat men binnen de Kerk een sfeer van authentieke liefde proeft.”

Bij het laatste avondmaal noemde Christus het gebod van de liefde een nieuw gebod: “Ik geef jullie een nieuw gebod: heb elkaar lief, zoals Ik jullie heb liefgehad.” Toen was het een nieuw gebod en dat blijft het nu, tweeduizend jaar later, nog steeds voor ons allemaal. Als wij de encycliek gaan lezen en bemediteren met de gezonde nieuwsgierigheid van iemand die iets nieuws wil ontdekken en met een open hart en geest, dan zullen wij de blijvende nieuwheid vinden van deze schitterende openbaring: God is liefde, die uitstraalt op alle mensen en op ieder van ons.

Dan zal de wens van Benedictus XVI in vervulling gaan: “Verlicht en help ons christelijk leven.”

RKnieuws.net