Brief van de prelaat van het Opus Dei over het gezin

Aan het begin van het nieuwe jaar heeft mgr. Javier Echevarría een brief geschreven aan de leden en medewerkers van het Opus Dei. Hier volgen de passages uit de brief over de ondersteuning van het gezin.

Mgr. Echevarría: 'De roeping tot de liefde maakt van de mens het authentieke beeld van God.'

In deze kersttijd is de Heilige Familie op een bijzondere manier het centrum van onze blikken. Daarom is het logisch dat bij de beschouwing van de drie-eenheid van de aarde naast dankbaarheid en aanbidding, in ons hart het smeekgebed opkomt dat overal de ware aard en waardigheid van het gezin mogen worden gerespecteerd en verdedigd. En dat in het bijzonder de christelijke gezinnen een weerspiegeling zijn van het huisgezin van Nazareth. Zo hebben wij het in het gebed gelezen dat de liturgie ons de afgelopen 30e december op de lippen legde: Heer, in Uw goedheid hebt Gij ons de heilige Familie als voorbeeld gegeven. Geef dat wij hen navolgen door een goed gezinsleven en onderlinge liefde, om eens in de vreugde van Uw huis het eeuwig geluk te mogen genieten (Romeins missaal, feest van de Heilige Familie, Gebed).

Paus Johannes Paulus II heeft ons er, reeds aan het einde van zijn leven, in zijn laatste openbare uitspraken over dit thema aan herinnerd dat “wij juist door het mysterie te beschouwen van God die mens wordt en opgenomen wordt in een menselijk gezin, ten volle de waarde en de schoonheid van het gezin kunnen begrijpen”. En hij ging verder: “het gezin vormt niet alleen het centrum van het christelijk leven, maar is ook het fundament van het sociale en burgerlijke leven en het vormt daardoor een centraal hoofdstuk van de sociale christelijke leer” (Johannes Paulus II, toespraak tot de deelnemers aan de bijeenkomst van Gezinsverenigingen, 18-12-2004).

Ook Benedictus XVI dringt aan op het belang dat wij ten diepste de betekenis van huwelijk en gezin in het goddelijk plan begrijpen, tegenover degenen die alle mogelijke moeite blijven doen deze tot louter menselijke constructies te beperken die daardoor vatbaar zijn voor willekeurige hervormingen in de loop der tijden. “In werkelijkheid ― benadrukt de paus ― zijn huwelijk en gezin geen toevallige sociologische constructie, vrucht van specifieke historische en economische situaties. Integendeel, de kwestie van de juiste relatie tussen man en vrouw wortelt in het diepste wezen van het menselijk zijn en slechts van daaruit kan het antwoord erop gevonden worden. Dat wil zeggen, dit kan niet gescheiden worden van de oude en altijd nieuwe vraag van de mens over zichzelf: wie ben ik? Wat is de mens? En deze vraag kan op zijn beurt niet gescheiden worden van de vraag over God: bestaat God? En: Wie is God? Wat is Zijn ware gelaat?” (Benedictus XVI, redevoering bij de opening van de kerkelijke bijeenkomst van het bisdom Rome, 6-6-2005).

De paus brengt bij het oproepen van deze vragen enige fundamentele beginselen van de Heilige Schrift in herinnering: onder andere, dat “de mens is geschapen naar het beeld van God, en God zelf is Liefde. Daarom is de roeping tot de liefde datgene wat maakt dat de mens het authentieke beeld van God is: hij lijkt op God in de mate waarin hij bemint” (Ibid). En de liefde, wij weten het goed, is het meest tegengestelde aan het egoïsme.

De heilige Jozefmaria heeft ons herhaaldelijk gezegd dat “ons geloof niet het schone, edelmoedige en echt menselijke hier op aarde miskent. Het leert ons, dat het richtsnoer van ons leven niet het egoïstische streven naar genot mag zijn, daar slechts ontzegging en offer tot de ware liefde voeren: God heeft ons bemind en Hij nodigt ons uit om Hem en onze naasten even waarachtig en authentiek te beminnen als Hij ons bemint” (H. Jozefmaria, Als Christus nu langskomt, nr. 24). Alleen met deze overtuiging, die we dag in dag uit in praktijk brengen in ons persoonlijk gedrag, in ons eigen gezin, op ons werk enzovoort, zullen we de verkeerde ideeën ― met de hulp van de genade ― doeltreffend kunnen weerleggen en bereiken dat de mensen die ze koesteren tot God terugkeren.

Een van de onmiddellijke gevolgen van deze oorspronkelijke roeping tot de liefde is het feit dat niemand uitsluitend aan zichzelf toebehoort. Wij allen zijn onderling stevig verbonden door de banden van dezelfde oorsprong en van hetzelfde doel, die hun fundament in God hebben. Wij allen zijn geroepen persoonlijk verantwoordelijkheid te nemen voor het welzijn van de maatschappij, iedereen volgens de omstandigheden van zijn of haar eigen situatie. In het geval van gezin en huwelijk is het duidelijk dat de wetten die deze instellingen bepalen ― zowel die van de Kerk als die van iedere maatschappij die het gemeenschappelijk goed op een juiste manier zoekt ― niet zonder meer iets formeels zijn dat van buitenaf is opgelegd, maar “een vereiste dat intrinsiek is aan het verbond van echtelijke liefde en aan het diepste innerlijk van de menselijke persoon. De verschillende huidige vormen daarentegen van ontbinding van het huwelijk, zoals het samenwonen en het ‘proefhuwelijk’, tot het pseudo-huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht, zijn uitingen van een anarchistische vrijheid, die zich valselijk wil voordoen als de ware bevrijding van de mens. Deze pseudo-vrijheid wordt gebaseerd op de minachting voor het lichaam, die onvermijdelijk de minachting voor de mens insluit. Zij is gebaseerd op de veronderstelling dat de mens van zichzelf mag maken wat hij wil: zo wordt zijn lichaam veranderd in iets bijkomstigs, iets dat vanuit menselijk oogpunt kan worden gemanipuleerd, iets dat men kan gebruiken zoals men wil. Het libertarisme, dat zich wil voordoen als de ontdekking van het lichaam en de waarde hiervan, is in werkelijkheid een dualisme dat het lichaam verachtelijk maakt door het ― om zo te zeggen ― buiten het authentieke zijn en de authentieke waardigheid van de persoon te stellen” (Benedictus XVI, redevoering bij de opening van de kerkelijke bijeenkomst van het bisdom Rome, 6-6-2005).

Als verantwoordelijke burgers en christenen moeten wij al het mogelijke doen voor de verdediging en bevordering van de onveranderlijke waarden op dit gebied dat fundamenteel is voor het leven van de Kerk en ― laten wij dat niet vergeten ― van de burgermaatschappij. Deze taak blijkt een van de meest dringende van de nieuwe evangelisatie te zijn. De verplichting om de goede leer over huwelijk en gezin te verspreiden is de verantwoordelijkheid van allen. De feesten van deze dagen stellen ons dat op een grafische manier voor ogen en sporen ons aan niet in te slapen, en vele anderen wakker te schudden uit de slaap waarin ze soms vervallen.

De verplichting om de goede leer over huwelijk en gezin te verspreiden is de verantwoordelijkheid van allen.

Ik wil niet eindigen zonder in het bijzonder de grote gezinnen te noemen, waarvoor onze stichter zo veel hoogachting had. Als vrucht van zijn lange ervaring zei hij: “Ik heb verscheidene echtparen gezien die wanneer de Heer ze niet meer dan één kind geeft, ook de edelmoedigheid hebben dat ene aan God te geven. Maar het zijn er niet veel die het zo doen. In grote gezinnen is de grootsheid van de goddelijke roeping makkelijker te begrijpen en onder de kinderen daarvan zijn er voor alle levensstaten. Maar ik heb ook vol dankbaarheid jegens de Heer mogen vaststellen, en niet weinig keren, dat anderen aan wie de Heer geen kinderen geeft ―terwijl het voorbeeldige echtparen zijn― de heilige Wil van God met vreugde weten te aanvaarden en meer tijd te wijden aan de naastenliefde” (H. Jozefmaria, aantekeningen van zijn prediking, gepubliceerd in Obras 10-63, pp. 20-21).

Heel mijn genegenheid gaat, net als die van onze stichter en ook die van jullie, ook uit naar de echtparen aan wie de Heer geen kinderen schenkt. Ik heb vaak letterlijk in vervulling zien gaan wat onze stichter heeft gezegd: dat deze gezinnen “niet alleen hun huisgezin net zo kunnen heiligen, maar bovendien over meer tijd beschikken om zich aan de kinderen van anderen te wijden. En er zijn er al een heleboel die dat met een ontroerende onthechting doen” (H. Jozefmaria, aantekeningen van een samenzijn, 10-4-1969). Hierdoor beoefenen zij een allervruchtbaarst vader- en moederschap. Ik vind de gedachte dat veel gelovigen bij het Werk zijn gekomen door de edelmoedige daden van deze ‘vaders en moeders’ heel troostend.

Onlangs heeft Paus Benedictus XVI gezegd dat “in het sociale leven van tegenwoordig de gezinnen met veel kinderen een getuigenis van geloof, moed en optimisme vormen, want zonder kinderen is er geen toekomst”. En hij voegde er aan toe: “Ik uit de wens dat er nieuwe en geschikte sociale en wettelijke initiatieven worden opgezet om de grote gezinnen, die een rijkdom en een hoop voor het hele land zijn, te beschermen en te steunen” (Benedictus XVI, woorden aan het eind van de audiëntie van 2-11-2005). Moge deze woorden van de Paus ons er flink toe aanzetten ons te blijven inspannen om overal echt de gezinnen te helpen hun bovennatuurlijke en menselijke zending, die onmisbaar is voor de toekomst van de maatschappij, te vervullen.

Laten wij terugkeren tot de beschouwing van het Kerstmysterie, dat in zekere zin iedere dag wordt hernieuwd want Jezus Christus komt elke dag op onze altaren en wordt door de genade dagelijks in onze ziel geboren en herboren. Laten wij niet ophouden vaak onze toevlucht te nemen tot het “eeuwigdurende stalletje van het Tabernakel” (H. Jozefmaria, januari 1939; geciteerd in De Weg. Kritisch-historische uitgave, door Pedro Rodríguez, Rialp, Madrid 2004, 3e ed. p. 1051), om Hem licht te vragen en van Hem te leren.

Los van het feit dat wij allen, zoals ik jullie al eerder heb gezegd, bij deze taak betrokken zijn, op de eerste plaats met een edelmoedig gebed en altijd als het goed is, met een geschikte raad. De Heer, die zich in Cana te Galilea van de volgzaamheid van de dienaren bediende om het water in wijn te veranderen, wil zich ook nu van de christenen, van ons, bedienen om opnieuw wonderen te doen, zodat veel mensen in Hem geloven (vgl. Joh 2, 6-11).

+ Javier

Rome, 1 januari 2006