- Brief van de prelaat (1 november 2019)
Mijn geliefde dochters en zonen, moge Jezus jullie behoeden!
1. In de eerste lange brief die ik jullie schreef, waarin de conclusies van het Algemeen Congres werden weergegeven, zei ik dat “de huidige omstandigheden van de evangelisatie maken het, zo mogelijk, nog noodzakelijker om prioriteit te geven aan het persoonlijke contact, aan dit relationele aspect dat het middelpunt is van het apostolaat, zoals de heilige Jozefmaria het in de evangelieverslagen aantrof”.[1]
In veel ontmoetingen die ik heb gehad met mensen uit verschillende landen, zijn spontane overwegingen en vragen over vriendschap naar voren gekomen. De heilige Jozefmaria herinnerde ons voortdurend aan het menselijke en christelijke belang van deze realiteit. Bovendien zijn er veel getuigenissen over hoe hij persoonlijk veel vriendschappen heeft onderhouden, die hij zijn hele leven heeft behouden. Zoals we goed weten, benadrukte hij dat het belangrijkste apostolaat in het Werk dat van vriendschap en vertrouwen is. In deze brief wil ik enkele aspecten van het onderricht van onze Vader over dit onderwerp in herinnering brengen.
Vriendschap van Jezus Christus
2. Jezus Christus, volmaakt mens, beleefde volledig de menselijke waarde van de vriendschap. In het evangelie zien we hoe Hij vanaf zeer jonge leeftijd een vriendschappelijke relatie had met de mensen om Hem heen: al op twaalfjarige leeftijd, terugkerend uit Jeruzalem, namen Maria en Jozef aan dat Jezus wandelde met een groep vrienden of familie (vgl. Lc 2,44). Daarna, tijdens zijn openbare leven, zijn er talloze momenten waarop we onze Heer beschouwen in huizen van vrienden en kennissen, op bezoek of uitgenodigd voor het eten: in het huis van Petrus (vgl. Lc 4,38), in het huis van Levi (vgl. Lc 5,29), of van Simon (vgl. Lc 7,36), van Jaïrus (vgl. Lc 8,41), Zacheüs (vgl. Lc 19,5), etc. We zien Hem ook een bruiloft bijwonen in Kana (vgl. Joh 2,1) en met anderen naar de tempel gaan (vgl. Joh 8.2). Bij andere gelegenheden wijdt Hij zijn tijd uitsluitend aan zijn leerlingen (vgl. Mc 3,7).
Elke omstandigheid benut Jezus om een vriendschap op te bouwen: zo vaak zien we Hem aandacht geven aan concrete personen. Een paar minuten gesprek waren genoeg voor de Samaritaanse vrouw om zich gekend en begrepen te voelen. En juist daarom vroeg zij: Zou Hij soms de Messias zijn? (Joh 4,29). De Emmaüsgangers, na te hebben gelopen en aan de tafel met Jezus te hebben gezeten, herkenden de aanwezigheid van die Vriend die hun harten in brand zette met zijn woorden (vgl. Lk 24,32).
Met regelmaat besteedt de Heer geruime tijd aan zijn vrienden. Het is het geval met de broer en zussen van Bethanië. Daar, in lange dagen van huiselijke sfeer, “treedt Jezus met fijngevoeligheid op, weet te bemoedigen met de juiste woorden, beantwoordt vriendschap met vriendschap: wat een gesprekken in het huis van Bethanië, met Lazarus, met Martha, met Maria!”[2] In dat huis leren we ook dat de vriendschap van Christus een diep vertrouwen te weeg brengt (vgl. Joh 11,21) en vol empathie is; in het bijzonder het vermogen om nabij te zijn in het lijden van de anderen (vgl. Joh11,35).
Maar het is tijdens het Laatste Avondmaal wanneer de Heer dieper het verlangen toont om ons zijn vriendschap aan te bieden. In de intimiteit van het Cenakel zegt Jezus tegen de apostelen: Ik heb jullie vrienden genoemd (Joh 15,15). En via hen heeft Hij het ons allemaal gezegd. God houdt niet alleen van ons als schepsels, maar als kinderen aan wie Hij in Christus ware vriendschap aanbiedt. En we beantwoorden aan deze vriendschap door onze wil met de Zijne te verenigen; doen wat de Heer wil (vgl. Joh 15,14).
“Idem velle, idem nolle – hetzelfde willen en hetzelfde verwerpen – dat hebben de antieken als de eigenlijke inhoud van de liefde gedefinieerd: een op-elkaar-gaan-lijken dat tot een gemeenschappelijkheid voert van willen en denken. De liefdesgeschiedenis tussen God en mens bestaat juist daarin dat deze gemeenschap van wil groeit in de gemeenschap van denken en voelen, zodat ons willen en de wil van God steeds meer samenvallen: de wil van God voor mij niet meer een vreemde wil is, die geboden mij van buitenaf opleggen, maar mijn eigen wil, vanuit de ervaring dat inderdaad God mij inwendiger is dan ik aan mijzelf. Dan groeit overgave aan God. Dan wordt God ons geluk (vgl. Ps 73,23-28)”.[3]
3. Het besef van onze ware vriendschap met Jezus Christus vervult ons met zekerheid, omdat Hij trouw is. “Vriendschap met Jezus is onwrikbaar. Hij laat ons nooit in de steek, hoewel Hij soms lijkt te zwijgen. Wanneer we Hem nodig hebben, laat Hij zich door ons vinden (vgl. Jer 29,14) en staat Hij aan onze zijde waar we ook gaan (vgl. Joz 1,9). Want Hij verbreekt nooit een alliantie. Hij vraagt ons Hem niet in de steek te laten: Blijft in Mij (Joh 15,4). Maar als we ons van Hem verwijderen, blijft Hij trouw: zichzelf verloochenen kan Hij niet (2 Tim 2,13)”.[4]
Beantwoorden aan deze vriendschap van Jezus houdt in van Hem houden, met een liefde die de ziel van het christelijke leven is en die zich in alles wat we doen manifesteert. “We hebben een rijk innerlijk leven nodig, een echte blijk van vriendschap met God en een essentiële voorwaarde voor elk apostolaatswerk”.[5] Elk apostolaat, al het werk voor zielen komt voort uit deze vriendschap met God, die de bron is van ware christelijke liefde voor anderen. “Als je in vriendschap met God leeft – de eerste die we moeten bevorderen en laten groeien – zul je vele en echte vrienden krijgen (Vgl. Sir6,17). De inspanning die de Heer heeft gedaan en voortdurend voor ons doet, om onze vriendschap met Hem te laten voortduren, is dezelfde die Hij voor veel andere zielen wil doen, ons als instrument gebruikend.”[6]
Menselijke en christelijke waarde van de vriendschap
4. Vriendschap is een menselijke realiteit van grote rijkdom: een vorm van wederzijdse liefde tussen twee mensen, die is gebaseerd op wederzijdse kennis en communicatie.[7] Het is een soort liefde die “in twee richtingen wordt gegeven en die al het goede verlangt voor de ander, liefde die eenheid en geluk voortbrengt”.[8] Dat is de reden waarom de Heilige Schrift bevestigt dat een trouwe vriend niet te betalen is; het is een heerlijkheid waar niets tegen opweegt (Sir 6,15).
De deugd van de liefde verheft op bovennatuurlijke wijze het menselijk vermogen om lief te hebben en daarom ook de vriendschap: “Vriendschap is een van de meest nobele en verheven menselijke gevoelens die goddelijke genade zuivert en omvormt”.[9] Dit gevoel kan soms spontaan opkomen, maar in elk geval moet het groeien door met elkaar om te gaan en de daaruit voortvloeiende tijdsbesteding. “Vriendschap is geen vluchtige of voorbijgaande relatie, maar is stabiel, vastberaden, trouw, die na verloop van tijd rijpt. Het is een relatie van genegenheid waardoor we ons verenigd voelen, en tegelijkertijd is het een edelmoedige liefde, die ons ertoe brengt wat goed is voor de vriend te zoeken”.[10]
5. God bedient zich vaak van een authentieke vriendschap om zijn verlossingswerk uit te voeren. In het Oude Testament lezen wij over de vriendschap tussen David, nog jong, en Jonathan, kroonprins van Israël. Deze laatste aarzelde niet om alles wat hij had met zijn vriend te delen (vgl. 1 Sam 18,4) en in moeilijke tijden herinnerde hij zijn vader, Saul, aan alle goede dingen van de jonge David (vgl. 1 Sam 19, 4). Jonathan riskeerde ook zijn recht op troonopvolging, toen hij zijn vriend verdedigde, omdat hij David liefhad als zichzelf (1 Sam 20,17). Die oprechte vriendschap stimuleerde hen beiden om trouw aan God te blijven (vgl. 1 Sam 20,8.42).
Vooral welsprekend is het voorbeeld van de eerste christenen. Onze Vader merkte op hoe “ze elkaar liefhadden, met een zoete en krachtige liefde, vanuit het hart van Christus.”[11] Wederzijdse liefde is vanaf het begin van de Kerk het onderscheidende kenmerk van de leerlingen van Jezus Christus (vgl. Joh 13,35).
Een ander voorbeeld uit de eerste eeuwen van het christendom is te vinden bij de heilige Basilius en de heilige Gregorius van Nazianze. De vriendschap die ze in hun jeugd sloten, hield hen hun hele leven samen, en tot de dag van vandaag staat hun gedachtenis op dezelfde dag op de algemene liturgische kalender. De heilige Gregorius vertelt dat “beiden slechts één verlangen en opgave koesterden en dat was het beleven van de deugden en het leven voor de toekomstige hoop”.[12] Hun vriendschap leidde hen niet alleen niet af van God, maar bracht hen meer tot Hem: “We streefden ernaar met ons leven en met al onze daden volgzaam te zijn aan de wil van God en wij wedijverden onder elkaar in ons streven naar de deugden”.[13]
6. “In een christen, in een kind van God, vormen vriendschap en naastenliefde één geheel: een goddelijk licht dat warmte geeft”. [14] Met de woorden van de heilige Augustinus gericht tot de Heer, kan zelfs worden gezegd dat er onder christenen “geen echte vriendschap bestaat behalve onder hen die U met elkaar verenigt door naastenliefde”.[15] Anderzijds, omdat naastenliefde meer of minder intens kan zijn en bovendien de beschikbare tijd beperkt is, is vriendschap ook een realiteit die meer of minder diepgaand kan zijn. Het is dus gebruikelijk om te spreken over zeer bevriend zijn of een grote vriendschap, hoewel dat niet uitsluit dat er echte vriendschappen bestaan die niet zo groot of intiem zijn.
Aan het begin van het nieuwe millennium wees de heilige Johannes Paulus II erop dat alle toekomstige apostolische initiatieven ‘middelen zonder ziel’ zouden zijn als er niet centraal zou staan het oprecht liefhebben van alle mensen, door “hun vreugde en verdriet te delen, hun verlangens aan te voelen, in hun noden te voorzien, door hun een diepe en oprechte vriendschap aan te bieden”.[16] Onze huizen, bedoeld om te dienen voor een grote catechese, moeten plekken zijn waar veel mensen oprechte liefde vinden en leren echte vrienden of vriendinnen te zijn.
7. Christelijke vriendschap sluit niemand uit, dient uitdrukkelijk open te staan voor iedereen, met een groot hart. De Farizeeën bekritiseerden Jezus Christus, alsof vrienden zijn met tollenaars en zondaars (Mt 11,19) een slechte zaak was. Wij proberen – in onze kleinheid – de Heer na te volgen. “We sluiten ook niemand uit, we onthouden geen enkele ziel onze liefde in Jezus Christus. Daarom dienen jullie een bestendige, loyale, oprechte – dat wil zeggen christelijke – vriendschap te bevorderen met al jullie collega's van beroep: meer nog, met alle mensen, ongeacht hun persoonlijke omstandigheden”.[17]
Christus was volledig betrokken bij het sociale weefsel van zijn plaats en tijd en gaf ons daar ook een voorbeeld mee. Zoals de heilige Jozefmaria schreef: “De Heer beperkt zijn dialoog niet tot een kleine, begrensde groep: Hij praat met iedereen. Met de heilige vrouwen, met hele menigten; met vertegenwoordigers van de hogere klassen van Israël zoals Nicodemus, en met tollenaars zoals Zacheüs; met mensen die als vroom worden beschouwd, en met zondaars zoals de Samaritaanse vrouw; met zieken en gezonden; met de armen, die Hij met heel zijn hart liefhad; met wetgeleerden en met heidenen, wiens geloof Hij prijst boven dat van Israël; Met ouderen en met kinderen. Niemand onthoudt Jezus zijn woord, en het is een woord dat geneest, dat troost, dat verlicht. Hoe vaak heb ik gemediteerd en laten mediteren over dit apostolaat van Christus, menselijk en goddelijk tegelijk, gebaseerd op vriendschap en op vertrouwen!”[18]
Uitingen van vriendschap
8. Vriendschap is vooral waardevol voor het tonen van begrip, die noodzakelijke uiting van de naastenliefde: “Bij echte vriendschap hoort dat we ons van harte inspannen om de overtuigingen van onze vrienden te begrijpen, ook al kunnen we ze niet delen en niet aanvaarden”.[19] Op deze manier helpen onze vrienden ons manieren te begrijpen om het leven te zien die anders zijn dan die van ons, onze innerlijke wereld te verrijken en ons, wanneer de vriendschap diep is, dingen op een andere manier dan de onze te laten ervaren. Kortom, het is een authentiek meevoelen met de anderen, dat wil zeggen, deelnemen aan wat zij beleven, aan wat hen overkomt.
Van anderen houden veronderstelt dat je hen erkent en bevestigt zoals ze zijn, met hun problemen, hun gebreken, hun persoonlijke geschiedenis, hun omgeving en de tijd die ze nodig hebben om tot Jezus te naderen. Daarom moeten we, om een echte vriendschap op te bouwen, het vermogen ontwikkelen om liefdevol naar andere mensen te kijken, totdat we hen zien met de ogen van Christus. We moeten onze blik vrijmaken van alle vooroordelen, leren het goede in elke persoon te ontdekken en het verlangen opgeven om ze naar ons beeld te veranderen. Een vriend of vriendin hoeft niet aan bepaalde voorwaarden te voldoen, om onze liefde te ontvangen. Als christenen zien we elke persoon in de eerste plaats als een schepsel dat God liefheeft. Elke persoon is uniek en elke vriendschapsrelatie is even uniek.
De heilige Augustinus wees erop dat, “hoewel men iedereen dezelfde naastenliefde verschuldigd is, men niet iedereen hetzelfde medicijn moet aanbieden: dezelfde naastenliefde geeft aan sommigen licht en aan anderen medelijden (...); sommigen benadert men met tederheid en anderen met strengheid, van niemand is men vijand en voor iedereen is men moeder”.[20] Met anderen bevriend zijn, betekent leren om elke persoon te behandelen zoals de Heer het doet: “Bij het scheppen van zielen herhaalt God zichzelf niet. Elk is zoals hij of zij is, en elk dient men te behandelen zoals God heeft gewild en voorzien”.[21] Omdat het gaat om het ontdekken en willen van wat goed is voor de ander, betekent vriendschap ook lijden met vrienden en voor vrienden. In de moeilijke momenten kan het veel helpen om het geloof te vernieuwen dat God op zijn eigen manier en op zijn ritme in de ziel van mensen actief is.
9. Vriendschap heeft ook een onschatbare sociale waarde, want ze draagt bij aan de harmonie tussen familieleden en het creëren van sociale omgevingen die menswaardiger zijn. “Door goddelijke roeping” – schrijft ons onze Vader – “leven jullie midden in de wereld, delen jullie met de andere mensen – jullie gelijken – vreugden en zorgen, inspanningen en verwachtingen, zorgen en avonturen. In het bewandelen van de ontelbare wegen van de aarde, hebben jullie je ingespannen, want daar zet onze geest ons toe aan, om met allen op te trekken en om te gaan, om bij te dragen aan het creëren van een sfeer van vrede en vriendschap”.[22]
Deze sfeer van vriendschap, waaraan iedereen geroepen is om bij zich te dragen, is het resultaat van de som van vele inspanningen om het leven voor anderen aangenaam te maken. Groeien in vriendelijkheid, vreugde, geduld, optimisme, fijngevoeligheid en in alle deugden die het samen zijn met anderen beminnelijk maken, is van belang zodat mensen zich welkom voelen en gelukkig zijn: minzame taal maakt overal vrienden, en een hoffelijke tong krijgt overal welwillend antwoord (Sir 6,5). De strijd om je karakter te verbeteren is een noodzakelijke voorwaarde opdat er gemakkelijker relaties van vriendschap ontstaan.
Bepaalde manieren om zich uit te drukken, kunnen daarentegen het creëren van een vriendelijke omgeving vertroebelen of belemmeren. Bijvoorbeeld, te categorisch zijn bij het uiten van onze mening, de indruk wekken dat we menen dat onze eigen visie niet voor herziening vatbaar is, of niet actief geïnteresseerd zijn in wat anderen zeggen, zijn manieren van handelen die iemand in zichzelf opsluiten. Soms geven deze gedragingen blijk van een onvermogen om wat discutabel is te onderscheiden van wat het niet is, of de moeilijkheid om problemen te relativeren waarvoor er meer dan één oplossing mogelijk is.
10. De christelijke zorg voor anderen komt precies voort uit onze vereniging met Christus en onze identificatie met de missie waartoe Hij ons heeft geroepen: “we zijn voor de menigte: we leven nooit opgesloten, maar gericht op de menigte en we dragen in ons hart die woorden van Jezus Christus, onze Heer: Ik heb medelijden met deze mensen, omdat ze al drie dagen bij Mij blijven, zodat ze nu zonder voedsel zijn (Mc 8,2)”.[23]
Het versterken van de banden met vrienden kost tijd, aandacht en betekent vaak vluchten van comfort of afzien van je eigen voorkeuren. Voor een christen betekent het in de eerste plaats gebed, met de zekerheid dat daar de authentieke energie te vinden is die in staat is de wereld om te vormen: “om te bereiken dat deze wereld een christelijke weg volgt – de enige die de moeite waard is – moeten wij een loyale vriendschap met de mensen hebben, die op een loyale vriendschap met God gebaseerd moet zijn”.[24]
Oprechtheid en vriendschap
11. “De ware vriend kan voor zijn vriend geen twee gezichten hebben: vriendschap, als deze loyaal en oprecht is – vir duplex animo inconstans est in omnibus viis suis; de innerlijk verdeelde mens is ongestadig in heel zijn gedrag (Jak 1,8) – eist verzaking, eerlijkheid, uitwisseling van gunsten, van nobele en passende diensten. De vriend is sterk en oprecht in de mate dat hij, met bovennatuurlijke prudentie, edelmoedig denkt aan anderen, met persoonlijke opoffering.”[25] Vriendschap is wederzijds: het is een oprechte communicatie, in beide richtingen; men geeft de eigen ervaring door om van elkaar te leren.
Vrienden delen met elkaar de vreugde, zoals de herder die het verloren schaap heeft gevonden (vgl. Lk 15,6), en zoals de vrouw die de drachme heeft gevonden, die zij kwijt was (vgl. Lc 15,9). Bovendien worden verwachtingen en projecten gedeeld, evenals de smarten. Vriendschap manifesteert zich vooral in de bereidheid om te helpen, zoals we zien in die man die naar Jezus ging om de gezondheid van een dienaar van zijn vriend de Centurion te vragen (vgl. Lc 7,6). En bovenal neigt de grootste vriendschap ertoe, de grootheid van de vriendschapsliefde van Jezus Christus na te volgen: Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden (Joh 15,13).
12. Het kan soms gebeuren dat men, door een zekere terughoudendheid of verlegenheid, er niet in slaagt om alle liefde aan anderen te geven zoals men zou willen. Het overwinnen van dit obstakel, het verliezen van die angst, kan een grote kans zijn opdat God zijn liefde uitstort over deze vrienden: “Ware vriendschap houdt wederzijdse genegenheid in, wat de ware bescherming is van de wederzijdse vrijheid en intimiteit”.[26] In deze zin wijst de heilige Thomas erop dat authentieke vriendschap zich naar buiten toe moet manifesteren: het vereist “de wederkerigheid van liefde, omdat de vriend een vriend is voor de vriend”.[27]
Tegelijkertijd veronderstelt het op authentieke wijze aanbieden van onze vriendschap, het vermogen om te riskeren, omdat er de kans bestaat dat de ander niet ingaat op ons aanbod. In het leven van de Heer komen wij deze ervaring tegen wanneer de rijke jongeman er de voorkeur aan geeft een ander pad te kiezen (vgl. Mc 10,22) of wanneer Hij, komend van de Olijfberg, weent over Jeruzalem bij het denken aan degenen die hun hart hebben verhard (Vgl. Lc 19,41). Bij deze ervaringen – waar we vroeg of laat mee te maken krijgen –, moeten we de angst overwinnen om opnieuw te riskeren, op dezelfde manier als Jezus Christus met ieder van ons doet. Dat wil zeggen, het is noodzakelijk om die kwetsbaarheid te accepteren, om continu die eerste stap te zetten zonder iets terug te verwachten, met het oog op het grote goed dat zo kan ontstaan: een authentieke vriendschap.
13. Om een gunstige omgeving te scheppen waarin vruchtbare vriendschappen kunnen gedijen, is het ook noodzakelijk om persoonlijke spontaniteit te bevorderen, naast het bevorderen van ieders initiatief in het gezins- en sociale leven. Deze twee kenmerken – spontaniteit en initiatief – doen zich nergens vanzelf voor; het is nodig om ze te bevorderen, de personen aan te moedigen om zichzelf te tonen zoals ze zijn. Dit leidt logischerwijs tot een pluralisme dat “bemind en bevorderd dient te worden, hoewel deze diversiteit soms moeilijk voor iemand kan zijn. Wie van vrijheid houdt, zal kunnen zien wat er aan positiefs en aantrekkelijks is in wat anderen denken”.[28] Het waarderen van wie anders is of anders denkt, is een houding die staat voor innerlijke vrijheid en ruimdenkendheid: twee aspecten van een authentieke vriendschap.
Aan de andere kant is de vriendschap – zoals de liefde, waarvan het een uitdrukking is – geen eenduidige realiteit. Niet met alle vrienden is er een gelijke communicatie van iemands intimiteit. Bijvoorbeeld, vriendschap tussen echtgenoten, vriendschap tussen ouders en kinderen – sterk aangeraden door de heilige Jozefmaria –, vriendschap tussen broers en zussen of vriendschap tussen collega's zijn niet identiek. In alle vriendschappen zal er een gedeelde binnenruimte zijn, die kenmerkend is voor elke relatie. Het respecteren van deze diversiteit in de uiting van de eigen intimiteit is geen gebrek aan oprechtheid of diepgang in de vriendschap, maar juist het tegenovergestelde: het is in het algemeen een voorwaarde voor het behoud van de ware aard van die relatie.
Vriendschap en broederlijkheid
14. De zalige Álvaro del Portillo schreef dat “kindschap en vriendschap voor mensen die God beminnen twee onscheidbare werkelijkheden zijn.”[29] Evenzo is er een diepe relatie tussen broederlijkheid en vriendschap. De broederlijkheid, vanuit een eenvoudige relatie op basis van de gemeenschappelijke ouders, groeit uit tot vriendschap door de onderlinge genegenheid tussen broers en zussen, met alles wat dit met zich meebrengt aan wederzijds belangstelling, begrip, communicatie, attente en fijngevoelige dienstbaarheid, materiële hulp, enz.
Dit geldt ook voor de broederlijkheid die geworteld is in de gemeenschappelijke roeping tot het Werk. Deze bereikt zijn rijpheid wanneer het goede dat men voor de ander wenst, zijn geluk, zijn trouw en zijn heiligheid is. Tegelijkertijd is deze vriendschap niet ‘bijzonder’ in de zin van exclusief of anderen uitsluitend, maar staat altijd open voor anderen, hoewel de beperkingen van ruimte en tijd geen gelijke intensiteit van communicatie en omgang met allen mogelijk maken.
“Met voortreffelijke naastenliefde – die kenmerkend is voor het Werk van God – helpen we elkaar om de eigen heiligheid en de heiligheid van anderen na te streven en lief te hebben; en we voelen ons sterk, met die sterkte van de kaarten die – alleen – niet rechtop blijven staan, maar die, elkaar ondersteunend, kastelen vormen die blijven staan”.[30] De liefde die ons onderling verenigt, is dus dezelfde liefde die het Werk samenhoudt.
15. Vriendschap is een constante ondersteuning en aanmoediging voor de missie die men met elkaar deelt. Met onze broers of zussen delen we ook onze vreugden en projecten, onze zorgen en verwachtingen, hoewel er logischerwijs aspecten zijn van iemands leven in relatie met God die, althans gewoonlijk, gereserveerd zijn voor de geestelijke begeleiding. Hetzelfde gebeurt in vriendschap tussen echtgenoten, tussen ouders en kinderen en, in het algemeen, tussen goede vrienden.
De inspanning om het leven voor anderen aangenaam te maken, is een vreugdevolle inspanning, die deel uitmaakt van het dagelijkse leven. Op dit gebied zullen we, met gezond verstand en bovennatuurlijke visie, niet gauw te ver gaan. Integendeel, het is een fundamenteel onderdeel van het pad naar heiligheid. “Ik vind het niet erg om het vaak te herhalen. Genegenheid hebben alle mensen nodig en we hebben het ook nodig in het Werk. Streef ernaar, zonder sentimenteel gedrag, dat je genegenheid voor je broers of zussen altijd groter wordt. Alles van een andere zoon of dochter van mij moet – echt! – heel van ons zijn”.[31] Genegenheid is wat degenen die bij onze Vader in huis woonden zich vooral herinneren. Een liefde die hem ertoe bracht het beste voor elke dochter en elke zoon te verkrijgen, en hem tegelijkertijd ertoe aanzette diep van hun vrijheid te houden.
16. De genegenheid tussen broers, of zussen, die naastenliefde is, leidt er enerzijds toe om anderen te zien met de ogen van Christus en altijd hun waarde opnieuw te ontdekken. En anderzijds stimuleert het in ons het verlangen dat ze beter worden, dat ze heiliger worden. De heilige Jozefmaria moedigde ons aan: “heb altijd een heel groot hart, om God lief te hebben en anderen lief te hebben. Ik vraag de Heer vaak om mij een hart te geven naar zijn maat; in de eerste plaats om mezelf meer voor Hem open te stellen en vervolgens alle schepselen lief te hebben, zonder ooit te roddelen; dat ik begrip mag hebben voor de gebreken van de anderen en hen weet te verontschuldigen, want ik mag niet vergeten hoeveel God van mij moet verdragen. Dat begrip, dat ware liefde is, manifesteert zich ook wanneer nodig in de broederlijke vermaning, omdat het een volledig bovennatuurlijk middel is om de mensen om ons heen te helpen”.[32] De broederlijke vermaning komt uit liefde voort; toont dat we willen dat de anderen steeds gelukkiger zijn. Soms kan het moeite kosten om deze te geven en ook daarom zijn we er dankbaar voor.
17. Persoonlijk geluk hangt niet af van de successen die we behalen, maar van de liefde die we ontvangen en de liefde die we geven. De liefde van onze broers en zussen geeft ons de zekerheid die we nodig hebben om “een prachtige oorlog van liefde en vrede te blijven voeren: in hoc pulcherrimo caritatis bello! We proberen alle mensen de liefde van Christus te brengen, ongeacht hun taal, hun land van herkomst of sociale omstandigheden”.[33] We weten hoeveel onze Vader van deze bijbelse uitdrukking hield: Frater qui adiuvatur a fratre quasi civitas firma (Vulgaat Spr 18,19); De broer die wordt geholpen door zijn broer is als een ommuurde stad.
Tijdens de laatste familiebijeenkomsten waarin Don Javier met ons was, herhaalde hij ons vaak: “Houd van elkaar!” Het was een oproep die, zoals altijd, een echo was van de intenties van onze Vader: “met veel aandrang predikte de apostel Johannes het ‘mandatum novum’, het nieuwe gebod ‘Hebt elkaar lief!’ Ik zou jullie op de knieën willen smeken – zonder theater, want het komt recht uit mijn hart – om uit liefde tot God van elkaar te houden, elkaar te helpen, elkaar de hand te reiken, elkaar te vergeven. Geef daarom geen ruimte aan de hoogmoed! Heb begrip voor elkaar, verzorg de naastenliefde, help elkaar met gebed en oprechte vriendschap”.[34]
Apostolaat van vriendschap en vertrouwen
18. Vanaf de vroegste jaren van het Opus Dei leerde de heilige Jozefmaria de concrete manier waarop God ons uitnodigt om het evangelie midden in de wereld te verkondigen: “jullie dienen de zielen te helpen dichter bij God te komen met het passende woord, dat voor hen horizonten van apostolaat opent; met het discrete advies, dat helpt om een probleem christelijk te benaderen; met een vriendelijk gesprek, dat leert om de naastenliefde te beleven: door een apostolaat dat ik wel eens van vriendschap en vertrouwen heb genoemd”.[35]
Echte vriendschap – zoals de deugd van de naastenliefde, die haar menselijke dimensie verheft naar de bovennatuurlijke dimensie – is op zichzelf een waarde: het is geen middel of instrument om voordelen in het sociale leven te verkrijgen, hoewel die er kunnen zijn (zoals ze ook tot nadelen kan leiden). Onze Vader, terwijl hij ons aanmoedigt om vriendschap met veel mensen te onderhouden, waarschuwt ons: “Jullie zullen zo te werk gaan, mijn dochters en zonen, zeker niet om vriendschap te gebruiken als een tactiek om in sociale milieus binnen te dringen: hiermee zou vriendschap haar intrinsieke waarde verliezen; maar als een vereiste – de eerste, de meest onmiddellijke – van menselijke broederlijkheid, die christenen verplicht zijn te promoten onder de mensen, hoe divers ze ook van elkaar kunnen zijn”.[36]
Vriendschap heeft intrinsieke waarde, omdat het duidt op een oprechte zorg voor de ander. Dus “vriendschap zelf is apostolaat; vriendschap zelf is dialoog, waar we licht geven en ontvangen; waar projecten uit voortkomen, waar we elkaars horizonten openen; waar we ons verheugen over het goede en elkaar steunen bij moeilijkheden; waar we het goed met elkaar hebben, omdat God wil dat we gelukkig zijn”.[37]
Wanneer een vriendschap zo is, loyaal en oprecht, kan deze niet worden geïnstrumentaliseerd: de ene vriend wil gewoon aan de ander het goede doorgeven dat hij in zijn leven ervaart. We zullen het meestal doen zonder ons ervan bewust te zijn, door het voorbeeld, door de vreugde en de wens om te dienen, die zich uit in talloze kleine attenties. “De waarde van de getuigenis betekent echter niet dat het woord tot zwijgen moet worden gebracht. Waarom niet over Jezus praten, waarom anderen niet vertellen dat Hij ons kracht geeft om te leven, dat het goed is om met Hem te spreken, dat het goed voor ons is om over zijn woorden te mediteren?”[38] Vriendschap leidt dus vanzelfsprekend tot persoonlijk vertrouwen, vol fijngevoeligheid en respect voor vrijheid, een gevolg van de authenticiteit van die vriendschap.
19. Vanzelf leidt de relatie van vriendschap tot het met elkaar delen van vele momenten: praten tijdens een wandeling of rond een tafel, een sport beoefenen, genieten van een gemeenschappelijke culturele belangstelling, op excursie gaan, enz. Kortom, vriendschap vereist tijd om met elkaar om te gaan en vertrouwelijk met elkaar te spreken; zonder vertrouwen is er geen vriendschap. “Als ik met je spreek over het ‘apostolaat van vriendschap’, heb ik het over de vriendschap van persoon tot persoon, vol toewijding en oprechtheid: op gelijk niveau, van hart tot hart”.[39] Wanneer een vriendschap waarachtig is, wanneer de zorg voor de andere persoon oprecht is en ons gebed vervult, zijn er geen tijden waarop men samen is, die niet apostolisch zijn: alles is vriendschap en alles is apostolaat, zonder onderscheid.
“Vandaar het enorme belang, niet alleen menselijk, maar ook goddelijk, van vriendschap. Ik herhaal dit nogmaals, zoals ik al sinds het begin van ons Werk doe: wees vrienden van je vrienden, oprechte vrienden, en je zult zo een vruchtbaar apostolaat en dialoog tot stand brengen”.[40] Het gaat niet om het hebben van vrienden om apostolaat te doen, maar dat de liefde van God onze vriendschapsbanden bezielt, zodat zij echt apostolisch zijn.
20. Het ontstaan van een vriendschap heeft veel van een onverwacht geschenk, waardoor er ook geduld voor nodig is. Soms kunnen bepaalde slechte ervaringen of vooroordelen ertoe leiden dat de persoonlijke relatie met iemand die we dicht bij ons hebben, enige tijd nodig heeft om tot vriendschap uit te groeien. Zo kunnen ook angst, menselijk opzicht of een houding van behoedzaamheid, het ontstaan van vriendschap bemoeilijken. Het is goed om te proberen jezelf in de anderen te verplaatsen en geduldig te zijn. We moeten zijn als Jezus Christus, die “bereid is met iedereen te praten, zelfs met wie de waarheid niet wil kennen, zoals Pilatus”.[41]
Er zijn velen geschikte manieren om te evangeliseren; in het Werk is het belangrijkste apostolaat altijd dat van vriendschap. Dit is wat onze Vader ons heeft geleerd: “Het mag gezegd worden, geliefde kinderen, dat de grootste vruchten van het werk van het Opus Dei door zijn leden persoonlijk worden verkregen, met het apostolaat van voorbeeld en loyale vriendschap met hun collega’s: aan de universiteit of in de fabriek, op kantoor, in de mijnen of op de velden”.[42] Zonder de taken die we hebben te verwaarlozen, moeten we leren om altijd voor onze vrienden te zorgen.
21. Bovendien wordt onze omgang met onze vrienden vaak aangevuld door ons gemeenschappelijke apostolaat dat wordt gedaan in onze centra en apostolaatswerken: “Die vriendschap, die relatie met een van jullie wordt daarna verruimd door genegenheid, door sympathie en door de regelmaat waarmee die persoon naar het huis van het Opus Dei gaat; waar hij naar toe ging en hem werd geleerd dat hij dat huis als iets van hem, als zijn eigen huis mocht beschouwen. Bij dit alles komt daarna natuurlijk ook een vriendschap met degenen die hij in dat huis van ons leert kennen en met wie hij daar omgaat”.[43]
22. Binnen dit apostolaat van vriendschap bevindt zich ook het ‘apostolaat ‘ad fidem’, ‘naar het geloof’, met mensen die ons geloof niet delen: “Dochters en zonen van mij: geloof, een sterk geloof, een levend geloof, geloof dat werkt met naastenliefde, veritatem facientes in caritate, de waarheid spreken in liefde (vgl. Ef 4,15). Behoud deze geest in jullie omgang met protestanten en met niet-christenen. Jegens allen liefde, jegens allen naastenliefde, jegens allen vriendschap. Niemand die naar onze gemeenschappelijke apostolische initiatieven zijn gekomen, heeft ooit last gehad van gebrek aan respect voor zijn religieuze overtuigingen; Met niemand wordt gesproken over ons geloof, als hij het niet wil”.[44]
* * *
23. Op deze pagina's wilde ik jullie eraan herinneren hoe we allemaal vriendschap nodig hebben, dit geschenk van God dat troost en vreugde uitstraalt. “God heeft de mens zo gemaakt dat hij niet kan nalaten de gevoelens van zijn hart met anderen te delen: als hij een vreugde heeft ontvangen, merkt hij in hem een drang die hem ertoe brengt te zingen en te glimlachen Hij probeert dan te bereiken – op welke manier dan ook – dat anderen deel hebben aan zijn geluk. Als het smart is die zijn ziel binnendringt, streeft hij naar een omgeving van stilte om hem heen, die hem eraan herinnert dat anderen hem begrijpen en respecteren. Elke mens heeft het nodig – we hebben het allemaal nodig, mijn dochters en zonen – om op elkaar te kunnen steunen, om zo het pad van het leven te bewandelen, onze verwachtingen werkelijkheid te maken, moeilijkheden te overwinnen, te genieten van het product van onze inspanningen. Vandaar het enorme belang, niet alleen menselijk, maar ook goddelijk, van vriendschap”.[45]
De eerste jonge mensen die tot het Werk naderden, in de jaren dertig, troffen rondom onze Vader een authentieke sfeer van vriendschap aan. Dat was het eerste dat hen aantrok en in zeer moeilijke tijden bij elkaar hield. Vriendschap vermenigvuldigt de vreugde en biedt troost in verdriet; de vriendschap van de christen verlangt naar het grootste geluk – de relatie met Jezus Christus – voor degenen die hij dichtbij heeft. Laten we vragen, zoals de heilige Jozefmaria deed: “Geef ons, Jezus, een hart dat gevormd is naar het Uwe!”[46] Dat is de weg. Alleen door ons te identificeren met de gevoelens van Christus – die gezindheid moet onder u heersen welke ook Christus Jezus bezielde (Fil 2,5) – kunnen we door onze vriendschap die volledige vreugde brengen: naar ons huis, naar ons werk en naar alle plaatsen waar we zijn.
Met al mijn liefde, zegen ik jullie
jullie vader
Rome, 1 november 2019.
Hoogfeest van Allerheiligen.
Copyright © Prelatura Sanctæ Crucis et Operis Dei
(Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze tekst mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het copyright)
[1] Pastorale brief, 14-II-2017, nr. 9.
[2] Heilige Jozefmaria, Brief 24-X-1965, nr. 10.
[3] Benedictus XVI, Enc. Deus Caritas est, 25-XII-2005, nr. 17.
[4] Franciscus, Apostolische exhortatie Christus vivit, 25-III-2019, nr. 154.
[5] Heilige Jozefmaria, Brief 31-V-1943, nr. 8.
[6] Heilige Jozefmaria, Brief 11-III-1940, nr. 70.
[7] Vgl. Heilige Thomas van Aquino, Summa Th., II-II, q. 23, a.1, c.
[8] Heilige Johannes Paulus II, Toespraak, 18-II-1981.
[9] Benedictus XVI, Toespraak, 15-IX-2010.
[10] Franciscus, Apostolische exhortatie Christus vivit, nr. 152
[11] Heilige Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 225.
[12] Heilige Gregorius van Nazianze, Preek 43.
[13] Ibid.
[14] Heilige Jozefmaria, De Smidse, nr. 565.
[15] Heilige Augustinus, Belijdenissen, 4, 7.
[16] Heilige Johannes Paulus II, Apost. Brief Novo Millennio ineunte, 6-I-2001, nr. 43.
[17] Heilige Jozefmaria, Brief 9-I-1951, nr. 30.
[18] Heilige Jozefmaria, Brief 24-X-1965, nr. 10.
[19] Heilige Jozefmaria, De Voor, nr. 746. Vgl. De Weg, nr. 463.
[20] Heilige Augustinus, Christendom voor beginners, 15, 23.
[21] Heilige Jozefmaria, Brief 8-VIII-1956, nr. 38.
[22] Heilige Jozefmaria, Brief 24-X-1965, nr. 2.
[23] Heilige Jozefmaria, Brief 31-V-1954, nr. 23.
[24] Heilige Jozefmaria, De Smidse, nr. 943.
[25] Heilige Jozefmaria, Brief 11-III-1940, nr. 71.
[26] Pastorale brief, 9-I-2018, nr. 14.
[27] Heilige Thomas van Aquino, Summa Th., II-II, q.23, a.1, c.
[28] Pastorale Brief, 9-I-2018, nr. 13.
[29] Zalige Álvaro, «Ten geleide», in Vrienden van God.
[30] Heilige Jozefmaria, Brief 29-IX-1957, nr. 76.
[31] Woorden van de heilige Jozefmaria geciteerd door de zalige Álvaro in Cartas de familia, I, nr. 115.
[32] Heilige Jozefmaria, Notities van een familiebijeenkomst, X-1972.
[33] Heilige Jozefmaria, Notities van een meditatie, 29-II-1964.
[34] Heilige Jozefmaria, De Smidse, nr. 454.
[35] Heilige Jozefmaria, Brief 24-III-1930, nr. 11.
[36] Heilige Jozefmaria, Brief 11-III-1940, nr. 54.
[37] Pastorale brief, 9-I-2018, nr. 14.
[38] Franciscus, Apost. Exhortatie Christus vivit, nr. 176.
[39] Heilige Jozefmaria, De Voor, nr. 191.
[40] Heilige Jozefmaria, Brief 24-X-1965, nr. 16.
[41] Ibid., nr. 12.
[42] Heilige Jozefmaria, Brief 11-III-1940, nr. 55.
[43] Heilige Jozefmaria, Brief 24-X-1942, nr. 18.
[44] Heilige Jozefmaria, Brief 24-X-1965, nr. 62.
[45] Ibid., nr. 16.
[46] Vgl. Heilige Jozefmaria, De Voor, nr. 813.