Voor mij is leven Christus (V): De dankbaarheid maakt dat we willen strijden

Wat zijn de ware motieven die een christen bewegen? Wat zoeken wij wanneer we zeggen dat we beter willen worden? Dit artikel suggereert om gericht zijn op God, niet op onszelf.

Het is als met de man die bij zijn vertrek naar het buitenland zijn dienaars bij zich riep om hun zijn bezit toe te vertrouwen. Aan de een gaf hij vijf talenten, aan de andere twee en aan een derde een, ieder naar zijn bekwaamheid. Daarna vertrok hij (Mt 25,14-15). Het verhaal van Jezus over de talenten is ons heel vertrouwd en het blijft ons, zoals de hele Schrift, steeds weer uitnodigen onze levensrelatie met God beter te begrijpen.

In wezen gaat de gelijkenis over een man die edelmoedig een groot deel van zijn rijkdom toevertrouwt aan drie van zijn dienaren. Door dit te doen behandelt hij hen niet als gewone dienaren, maar betrekt hij ze in zijn zaken. Zo bezien lijkt toevertrouwen precies het juiste werkwoord te zijn: hij geeft hun geen gedetailleerde instructies door hen precies te zeggen wat ze moeten doen. Hij laat het aan hen over. Aan de reactie van deze twee – de ijver waarmee zij de rijkdom van hun meester trachten te vermeerderen – kunnen we afleiden dat twee van hen dit meteen begrepen. Zij ervoeren het gebaar van hun meester als een teken van vertrouwen. We zouden zelfs kunnen zeggen dat ze het zagen als een gebaar van liefde, en dus deden zij liefdevol moeite om hem te behagen, ook al waren hen geen verdere eisen of voorwaarden gesteld. “Die de vijf talenten gekregen had, ging er terstond mee werken en verdiende er vijf bij” (Mt 25,16). Op dezelfde manier, won de ene die de twee talenten had er nog twee bij.

Het verhaal van Jezus over de talenten nodigt ons uit onze levensrelatie met God beter te begrijpen.

De andere dienaar echter vat het heel anders op. Hij heeft het gevoel dat hij op de proef wordt gesteld en dat hij dus niet mag falen. Voor hem is het allerbelangrijkste om geen verkeerde beslissing te nemen. “Maar die dat ene had gekregen, ging een gat in de grond graven en het geld van zijn heer verbergen” (Mt 25,18). Hij is bang om zijn meester te ontstemmen en ook voor de gevolgen die hij van zijn toorn verwacht. Daarom zegt hij hem: Heer, ik heb ervaren dat gij een hard mens zijt, die oogst waar gij niet gezaaid hebt en binnenhaalt waar gij niet hebt uitgestrooid. Daarom was ik bang en ben uw talent in de grond gaan verbergen. Hier hebt gij uw eigendom terug (Mt 25,24-25). Omdat hij gelooft dat zijn meester hard en onrechtvaardig is, heeft hij niet het gevoel dat hem iets wordt toevertrouwd. Hij ziet het als een moeilijke test en niet als een kans. En omdat hij niet voor die test wil zakken, kiest hij ervoor om zo veilig mogelijk om te gaan met de bezittingen en belangen van een ander. Het resultaat is een kille en afstandelijke houding: “Hier hebt gij uw eigendom terug” (Mt 25,25). Deze twee zo verschillende reacties kunnen ons helpen nadenken over hoe wij reageren op wat God, onze Vader, ons heeft toevertrouwd: ons leven, onze christelijke roeping. Beide zijn in Gods ogen van immense waarde. En Hij heeft ze in onze handen gelegd. Wat is ons antwoord?

Strijd uit dankbaarheid, niet uit angst

Voor de eerste twee dienaren in de gelijkenis was het vertrouwen van hun meester een echt geschenk. Zij wisten dat zij het niet verdienden, dat zij niet het recht hadden zo'n opdracht van hem te verwachten. Zij konden nu begrijpen dat de relatie met hun meester niet gebaseerd was op het succes of het falen van wat zij deden, maar op hoe hij ze zag. Naast wat zij in feite op dit moment waren, kon hij vermoeden wat ze zouden kunnen worden. Zo bezien is het gemakkelijk zich het diepe gevoel van dankbaarheid voor te stellen dat in hun hart opwelde. Een hoopvolle blik ontvangen is een waar geschenk, en de meest natuurlijke reactie op een geschenk is om iets terug te willen geven.

Als wij dit niet voor ogen houden, kunnen wij het belang van de strijd in ons christelijk leven verkeerd opvatten. Als we streven naar succes om het te verdienen bemind te worden, kan de strijd ons moeilijk echte vrede laten ervaren. Het streven om bemind te worden, ook al is het onbewust, betekent altijd dat de mislukkingen en tegenslagen zullen leiden tot diepe ontmoediging of, erger nog, bitterheid in de ziel. Door daarentegen onze strijd op dankbaarheid te baseren kunnen we dat gevaar vermijden.

De gelijkenis suggereert ook dat de eerste twee dienaren die gave ontvingen alsof ze een missie kregen, een unieke en persoonlijke missie. De Meester, zo wordt ons gezegd, gaf aan ieder “naar zijn bekwaamheid” (Mt 25,15). Het is niet erg waarschijnlijk dat de bedienden enige ervaring hadden met het beleggen van en toezicht houden op grote sommen geld. Maar door hen te vertrouwen, door naar hen te kijken op basis van wat zij zouden kunnen worden, riep hun heer hen in feite op om beter te zijn, om te streven naar wat zij nog niet waren. Met andere woorden, door hun zijn vertrouwen te schenken gaf hij hun een heel speciale opdracht. En omdat zij dat geschenk zo inderdaad opvatten, werden zij geïnspireerd en aangemoedigd om aan die oproep gehoor te geven. Zij maakten de zaken van hun heer tot de hunne, en ze spanden zich in om dingen te leren waarmee ze nog geen ervaring hadden. Zij waagden het om te leren, te groeien en zichzelf uit te dagen, en dat uit dankbaarheid, zonder bang te zijn.

Zoals in de gelijkenis roept God de Vader ook ieder van ons in overeenstemming met wat Hij ziet dat wij kunnen worden. Dit is het belangrijkste, wat we opnieuw willen ontdekken in ons gebed: hoe God ons ziet, en niet hoe wij onszelf zien. We willen er zeker van zijn dat we onze strijd omwille van Hem voeren, niet omwille van onszelf. Juist omdat ik zeker kan zijn van Gods houding ten opzichte van mij, kan ik mijzelf vergeten en de mij toevertrouwde rijkdommen ontwikkelen en doen groeien tot zijn glorie en ten bate van anderen. Deze strijd zal ons doen groeien in de deugden van geloof, hoop en naastenliefde, en in al die menselijke deugden die ons in staat stellen voortreffelijk te werken en echte vrienden van onze vrienden te zijn.

Een strijd geïnspireerd door het voorbeeld van Jezus

Ieder van ons verlangt naar vrede en troost, naar een pauze bij al onze inspanningen. Jezus begrijpt dit volkomen en daarom nodigt Hij ons uit: “Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt en Ik zal u rust en verlichting schenken. Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last is licht (Mt 11,28-30). Wij zullen deze rust ten volle ervaren aan het einde der tijden, wanneer wij zullen verrijzen en de hele schepping met God gevuld zal zijn zoals de wateren de zeeën vullen (vgl. Jes. 11,9). Op dit moment echter hangen de vrede en de rust die Jezus ons biedt, nauw samen met de noodzaak om zijn juk op te nemen en te strijden om Hem te volgen. “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen, door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen” (Mc 8,34). Jezus' woorden zijn geen harde, willekeurig opgelegde eis. Integendeel, zij zijn een bron van immense troost. Christus gaat ons voor en ervaart in zijn eigen vlees de uitdagingen, angsten en pijnen die Hij, in een wereld getekend door de zonde, lijdt omdat Hij in vrijheid gehoor geeft aan de oproep van de Vader. Jezus vraagt ons niet van veraf om te strijden: Hij zelf is ons in de strijd voorgegaan; Hij gaat ons altijd voor. “Want wij hebben een hogepriester die in staat is mee te voelen met onze zwakheden; Hij werd zelf op allerlei manieren op de proef gesteld, precies zoals wij, afgezien dan van de zonde. Laten wij daarom vrijmoedig naderen tot de troon van Gods genade, om barmhartigheid en genade te verkrijgen en tijdige hulp” (Heb 4,15-16). De Heer stelt ons iets voor wat Hijzelf al heeft ervaren.

de heilige Jozefmaria moedigt ieder van ons aan te ontdekken hoe we in ons eigen leven Cyreneërs kunnen zijn

Sprekend over de wijze waarop Simon van Cyrene samen met Jezus het kruis droeg, moedigt de heilige Jozefmaria ieder van ons aan in ons eigen leven te ontdekken hoe we Cyreneërs kunnen zijn: “Vrijwillig de Cyreneër van Christus te zijn, van zo dicht bij zijn lijdende Mensheid, ontdaan van alle waardigheid, te begeleiden, is voor een verliefde ziel geen tegenslag, maar brengt hem de zekerheid van de nabijheid van God die ons zegent met deze uitverkiezing.”[1] De ontdekking bestaat erin dat mijn strijd – een strijd die ik net als Simon als onrechtvaardig zou kunnen ervaren, – met Jezus is. Het is een vereniging met Hem op het huidige moment, in de inspanning, en niet alleen wanneer ik geslaagd ben. Als ik het vrijwillig aanvaard, als een inherent gevolg van de gave van mijn christelijke roeping, opent dat de deur naar de ontdekking dat Jezus zelf in mij en met mij strijdt. “Er wordt dan niet zomaar een kruis gedragen, men ontdekt het Kruis van Christus en daarbij de troost te bemerken dat de Verlosser de last ervan draagt.”[2]

Tegelijkertijd nodigt de Heer ons ook uit om de resultaten te zien van een leven dat het kruis omarmt: de overwinning op zonde en dood, en zijn verheerlijking door de Vader. Door de verrijzenis hebben wij in Jezus een absoluut onwankelbaar bewijs van de waarde van de strijd om trouw te zijn aan wat onze Vader God ons heeft toevertrouwd. Zoals Paulus ons zegt: “De lichte kwelling van een ogenblik bezorgt ons een alles overtreffend, altijddurende volheid van glorie” (2 Kor 4,17). Samen met Jezus kunnen we naar het kruis kijken en geen nutteloze en zinloze pijn zien, maar overwinning en verlossing. Op deze manier zullen wij de uitdagingen en moeilijkheden kunnen aanvaarden die noodzakelijkerwijs komen wanneer wij het voorbeeld van Christus trouw proberen te volgen. Dat wat de Vader Hem had toevertrouwd heeft Hij overvloedig vrucht doen dragen.

De genade verandert de strijd, maar neemt hem niet weg.

Misschien voelde de dienaar die het talent begroef zich overweldigd, bedroefd zelfs door de moeite die hij zijn mededienaren zag doen. Omdat hij zichzelf met hen vergeleek, en zich misschien niet geschikt voelde voor zo’n taak, zocht hij een gemakkelijkere en veiliger weg. Dus groef hij een kuil en begroef het geschenk dat hem was toevertrouwd, samen met alle mogelijkheden die ermee gepaard gingen. Dit basispatroon herhaalt zich telkens wanneer we de moeite en het ongemak vermijden die het nastreven van iets waardevols in het leven met zich meebrengt. We mogen niet vergeten dat de strijd en inspanning om het goede liefdevol na te streven niet onrechtvaardig of willekeurig zijn. Zij maken deel uit van de aard zelf van het leven, het leven dat de Heer geheiligd heeft. Op onze aardse reis zal de vereniging met Jezus juist tot stand komen door een vrije en liefdevolle strijd om te groeien in de bovennatuurlijke en menselijke deugden. Want de genade vervangt niet de eigen dynamiek van het menselijk leven, maar verenigt het met God.

Als wij dit voor ogen houden, zullen onze inspanningen en onze strijd geen uiting zijn van zelfgenoegzaamheid of neopaganisme. We mogen nooit vergeten wat, zoals Paulus aan de Filippenzen schreef: “God is het immers die zowel het willen als het doen bij u tot stand brengt, om zijn heilsplan te verwezenlijken” (Fil 2,13). De strijd is dus niet tegengesteld aan de werking van de genade in ons. Uiteindelijk is de groei in de theologische deugden niets anders dan liefde – goddelijk en menselijk – en heiligheid is juist ‘de volheid der liefde’.[3] De heilige Jozefmaria drukt deze zelfde theologische waarheid uit vanuit het perspectief van het gebed: “En toen je in je gebed sprak met de Heer, heb je nog duidelijker begrepen dat strijd hetzelfde is als Liefde en heb je Hem om een grotere Liefde gevraagd, zonder angst voor de veldslag die je te wachten staat, omdat je zult vechten door Hem en met Hem en in Hem”.[4] Hoe meer we proberen onze strijd als liefde te beleven, des te meer zullen we aangespoord worden door het verlangen dat die liefde, die strijd, groeit. We zullen de verleiding overwinnen om wat we ontvangen hebben in de grond te stoppen, en op deze manier de ongemakken te vermijden. In plaats daarvan zullen we investeren in alle moeite die een dergelijke opdracht noodzakelijkerwijs met zich meebrengt.

Vrij om te groeien, vrij om te leren

In zijn pastorale brief van 9 januari 2018 helpt de prelaat ons om de intieme relatie tussen vrijheid en strijd in ons leven diepgaander te overwegen: “Hoe vrijer we zijn, hoe meer we kunnen beminnen. En de liefde is veeleisend: ‘Alles verdraagt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles duldt zij’ (1 Kor 13,7).[5] Tegelijkertijd is het zo dat hoe meer we liefhebben, des te vrijer we ons voelen, zelfs op moeilijke of onaangename momenten. “Hoe intenser onze liefde is, des te vrijer zijn wij. We handelen ook met vrijheid van geest wanneer we geen zin hebben om iets te doen, of wanneer iets ons bijzonder moeilijk valt en we het uit liefde toch doen, dat wil zeggen, niet omdat we er zin in hebben, maar omdat we het in vrijheid willen.”[6]

Hoe meer we ons identificeren met de gave die God ons heeft gegeven, des te meer zullen we bereid zijn om te strijden

Dit is geen techniek om ons te laten doen waar we geen zin in hebben, om een sombere werkelijkheid uit te wissen met de woorden ‘liefde’ en ‘vrijheid’. Het gaat veeleer om een diepe waarheid van onze ziel die ieder van ons wordt uitgenodigd te ontdekken. Hoe meer we ons identificeren met de gave die God ons heeft gegeven, met onze talenten en onze missie, des te meer zullen we bereid zijn om, waar nodig, te strijden om die gave te koesteren en te ontplooien. Wij zullen niet worden bewogen door vrees, noch door de druk van een verplichting, maar door dankbaarheid jegens God en het verlangen om te beantwoorden aan zijn Liefde. “Het geloof in de liefde van God voor ieder van ons (vgl. 1 Joh 4,16) zet ons ertoe aan uit liefde te beantwoorden. Wij kunnen beminnen omdat Hij ons het eerst heeft liefgehad (vgl. 1 Joh 4,10). Het besef dat de oneindige Liefde van God niet alleen aan de oorsprong van ons bestaan ligt, maar er op ieder moment is omdat Hij ons meer nabij is dan wij onszelf nabij zijn, vervult ons met zekerheid.”[7]

De laatste tijd is er veel werk verricht om het belang van de strijd in de integrale menselijke ontwikkeling opnieuw te begrijpen, vooral op het gebied van beroepsarbeid en onderwijs. “Denk eens even aan uw collega’s die zich onderscheiden door hun beroepsaanzien, hun achtenswaardigheid, hun toegewijde dienstbaarheid. Besteden zij niet vele uren van de dag – en soms ook van de nacht – aan die taak? Kunnen we niet iets van hen leren?”[8] Zeker kunnen we van hen leren hoe wij beter kunnen strijden, en zo vrij zijn om meer lief te hebben. Bovendien hebben degenen die beter strijden vaak een duidelijke strijd. Zij zien hun capaciteiten – hun talenten – niet als onveranderlijk of gedetermineerd. Zoals de eerste twee dienaren in Jezus' gelijkenis, begrijpen zij dat wat hun is toevertrouwd, bedoeld is om te groeien door inspanning en strijd. Als we dit voorbeeld volgen, zullen we beseffen dat de strijd zelf de moeite waard is: de tegenslagen en moeilijkheden zullen niet langer als mislukkingen worden gezien, maar als kansen om te leren en ons te verbeteren; we zullen de inspanning niet langer als een tekortkoming ervaren, maar als een teken van vooruitgang; en in plaats van ons gekwetst te voelen omdat men onze tekortkomingen ziet, zullen wij onze zwakheden willen kennen en advies van anderen willen krijgen. Mogelijk geloofden de eerste twee dienaren in de gelijkenis dat wat hun was toevertrouwd kon groeien. Zij werden aangetrokken en geïnspireerd door het vertrouwen van hun meester. We kunnen ons even geïnspireerd voelen, even vrij, wanneer we opnieuw ontdekken hoe de liefde van onze Vader God te vinden is in de unieke missie die Hij aan ieder van ons heeft toevertrouwd. Een missie die opoffering inhoudt en strijd om het werk uit te voeren.

De Heer heeft ons een prachtige missie toevertrouwd. Hij heeft op ons willen rekenen om zijn oneindige Liefde aanwezig te laten zijn midden in de wereld waarin wij leven. Daarom, “te weten dat God op ons wacht in iedere persoon (vgl. Mt 25,40) en dat Hij ook door ons in het leven van ieder van hen wil komen, zet ons ertoe aan met gulle hand te willen geven wat we hebben ontvangen. Mijn dochters en zonen, wij hebben in ons leven veel liefde ontvangen en die blijven we ontvangen! De daad die het meest eigen is aan de vrijheid is deze liefde aan God en aan de anderen te geven. De liefde is een verwezenlijking van de vrijheid, zij is verlossend: zij laat in de Liefde van God de oorsprong en het doel van de vrijheid vinden.”[9] De twee dienaars die de gave van hun meester hadden doen groeien ontdekten uiteindelijk een beloning die veel groter was dan zij zich hadden kunnen voorstellen: “Uitstekend, goede en trouwe dienaar, over weinig waart ge trouw, over veel zal ik u aanstellen. Ga binnen in de vreugde van uw heer” (Mt 25,23). Dit is de vreugde die wij zoeken, en het is ook de vreugde die ons vergezelt in onze strijd, vol van de hoop die sint Paulus deed uitroepen: “Ik ben er zelfs van overtuigd, dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten staat” (Rom 8,18).


[1] H. Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 132.

[2] Ibid.

[3] H. Jozefmaria, De Voor, nr. 739.

[4] Ibid., nr. 158.

[5] F. Ocáriz, pastorale brief, 9-1-2018, nr. 5.

[6] Ibid.

[7] Ibid., nr. 4.

[8] H. Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 60.

[9] F. Ocáriz, pastorale brief, 9-1-2018, nr. 4.

Justin Gillespie