Nieuwe horizonten (V): “Tot Jezus, door Maria”

Als jonge priester begreep de heilige Jozefmaria met nieuwe intensiteit een waarheid die hij altijd al had geweten. “Gisteren ontdekte ik een nieuwe horizon: als ik een zoon ben van mijn Vader God, dan ben ik ook een zoon van mijn Moeder Maria.”

Aan de voet van het kruis vergezelden alleen zijn moeder, de heilige Maria, enkele andere vrouwen en Johannes, de jongste leerling, onze Heer. Alleen deze weinige mensen waren aan zijn zijde tijdens deze verschrikkelijke uren. Deze weinigen… en een menigte toeschouwers en mensen die er belang bij hadden, een handvol soldaten die hem naar Calvarië brachten, en de aanklagers die doorgingen met hem te bespotten, misschien genietend van hun “overwinning”. En de rest van de leerlingen? Ze waren gevlucht.

Johannes zelf vertelt ons: Jezus zag zijn moeder, en bij haar de leerling van wie Hij hield. Toen zei Hij tegen zijn moeder: ‘Vrouw, daar is nu je zoon.’ Vervolgens zei Hij tegen de leerling: ‘Daar is je moeder.’ (Joh 19:26-27). De evangelist concludeert: Toen, van dat uur af, nam de leerling haar bij zich in huis op (Joh 19:27).

In de jonge apostel wordt de Moeder van Christus “als moeder gegeven aan ieder afzonderlijk individu en aan de hele mensheid.”[1] Vanaf dat moment is Maria de moeder van alle christenen. De eerste leerlingen begrepen dit meteen. Verdrietig om de afwezigheid van onze Heer, verzamelden ze zich na zijn Hemelvaart rond Maria: Zij bleven allen trouw en eensgezind in gebed, samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en zijn broers (Hand. 1:14).

Ook wij worden geroepen om Maria’s moederschap persoonlijk te ervaren, en te antwoorden als Johannes, die “de Moeder van Christus ‘in zijn eigen huis’ verwelkomt en haar betrekt in alles wat zijn innerlijk leven uitmaakt, dat wil zeggen in zijn menselijk en christelijk ‘Ik’.”[2] Ieder van ons moet zijn persoonlijke reis op zijn eigen manier … en in zijn eigen tempo ondernemen.

“Ik ben ook een zoon van mijn Moeder Maria”

De heilige Jozefmaria had devotie voor Onze Lieve Vrouw sinds zijn jeugd. In mei 1970, tijdens een noveen aan de voeten van Onze Lieve Vrouw van Guadalupe, zei hij: “Ik raad ieder van ons aan, in het bijzonder op dit moment, om onze jeugd opnieuw te beleven en ons de eerste keer te herinneren, zoals ik heel duidelijk doe, - doe je uiterste best, als het moet, om het je te herinneren – dat je je naar Onze Lieve Vrouw keerde, wetend wat je deed en dat je alleen dat en precies dat wilde doen.”[3] Wij weten dat toen hij een klein kind was, zijn moeder hem aanbood aan Onze Lieve Vrouw van Torreciudad uit dankbaarheid dat zij hem had genezen van een levensbedreigende ziekte. Hij leerde ook van zijn ouders om tot de heilige Maria te bidden. Hij zou zich dit blijven herinneren terwijl de jaren voorbijgingen: “Nog steeds herhaal ik, niet de ene dag wel en de andere niet, maar elke dag, ’s ochtends en ’s avonds het gebed dat mijn ouders mij leerden: ‘O Lieve Vrouw, o Moeder mijn, laat mij geheel de uwe zijn; vandaag wijd ik als liefdeblijk u ogen, oren, tong gelijk…’”[4]

Toen hij in Zaragoza woonde bracht de heilige Jozefmaria dagelijks een bezoek aan Onze Lieve Vrouw van Pilar. Hij vertrouwde aan haar voorspraak de vermoedens toe die hij voelde, dat onze Heer iets speciaals van hem wilde. Er is nog steeds een kleine replica van Onze Lieve Vrouw van Pilar, van slecht gemaakt pleisterwerk, op de voet waarvan de heilige Jozefmaria met een spijker heeft gegraveerd “Domina, ut sit!” en de datum 24 mei 1924. “Dat was de materialisatie van wat jarenlang mijn gebed was geweest, wat ik jullie al zo vaak heb verteld, zei hij jaren later.”[5]

In Madrid had hij een beeld dat hij “Onze Lieve Vrouw van de Kussen” noemde, omdat hij nooit vergat om haar met een kus te begroeten wanneer hij het huis in- of uitging. “Niet speciaal dat beeld, maar alle beelden van onze Lieve Vrouw raakten hem. Dit gold in het bijzonder voor die beelden die hij op straat vond, weggegooid en bedekt met vuil, of waar zijn oog op viel tijdens zijn tochten door Madrid, zoals een afbeelding op een geglazuurde tegel die iedere dag zijn aandacht trok als hij de kerk ‘Santa Isabel’ verliet.”[6]

Door bezinning op het Evangelie leerde hij ook hoe hij dicht bij Maria moest blijven en zich tot haar moest richten, zoals de eerste leerlingen hadden gedaan. In zijn boek De Heilige Rozenkrans, vrucht van deze liefdevolle meditatie over het leven van Christus, gaf hij het volgende commentaar op het tweede glorievolle geheim: “Petrus en de anderen keren terug naar Jeruzalem – cum gaudio magno – met grote blijdschap (Lc 24, 52) … Maar jij en ik voelen ons als wezen: we zijn bedroefd, en we gaan troost zoeken bij Maria.”[7]

Ondanks dit alles was Maria’s moederschap een andere “ontdekking” die de H. Jozefmaria zou doen toen hij nog een jonge priester was. In een van zijn persoonlijke aantekeningen, gedateerd september 1932, schrijft hij: “Gisteren ontdekte ik een nieuw perspectief: als ik een zoon ben van mijn Vader God, dan ben ik ook een zoon van mijn Moeder Maria.”[8]

Dit was niets nieuws. Het was een waarheid waarover hij had gemediteerd en die hij in zijn eigen leven had ervaren, en toch kreeg het opeens een nieuwe betekenis. Zich zijn geestelijke weg herinnerend, voegt hij toe: “Ik zal mezelf verduidelijken: door Maria ging ik naar Jezus, en ik heb haar altijd als mijn Moeder gehad, ondanks dat ik zo’n slechte zoon ben geweest. (Vanaf nu zal ik goed zijn).” Onze Lieve Vrouw bracht hem naar Jezus. Maria was zijn voornaamste voorspreekster geweest bij zijn aanhoudende verzoek dat hij mocht zien wat onze Heer van hem vroeg. Wat was er dan nieuw aan deze ontdekking? Hij verklaart: “Ik zag deze werkelijkheid van mijn ‘zoon zijn’ van mijn Moeder in een helderder licht en ik voelde het gisteren meer in het bijzonder. Daarom vertelde ik onze Lieve Vrouw, mijn Moeder, tijdens de Heilige Communie in mijn Mis: trek mij een nieuw pak aan. Mijn verzoek was volkomen natuurlijk, omdat ik een van haar feestdagen vierde.”[9]

Het beeld van “een nieuw pak aantrekken” heeft sterke Paulinische echo’s: dat u de oude mens moet afleggen, die van uw vroegere levenswandel, die te gronde gaat aan zijn bedrieglijke begeerten, en dat u zich moet vernieuwen naar geest en verstand. Bekleed u met de nieuwe mens, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid. (Ef 4: 22-24). Zo had deze nieuwe ontdekking van Maria’s moederschap alle aroma van een persoonlijk gesprek. Het was een werkelijkheid die hij met grotere helderheid zag, die hij op een nieuwe manier voelde, en die leidde naar een eenvoudig maar diep besluit: Van nu af aan zal ik goed zijn.

Zij die de geschriften van de heilige Jozefmaria diepgaander hebben bestudeerd hebben de weg van deze ontdekking gemarkeerd. Acht dagen na de beschrijving van deze nieuwe horizon die zich voor hem had geopend, schreef hij een nieuwe aantekening die later in De Weg zou verschijnen: “Door Maria gáán we altijd naar Jezus en keren we ook naar Hem terùg.”[10] Het was een overweging die al een hele tijd in zijn ziel had gesudderd, maar plotseling begreep hij deze weer met nieuwe diepte, en het maakte voor hem het belang van Maria in zijn verhouding met God opnieuw duidelijk. Vier dagen na deze aantekening schreef hij: “Hoeveel jonge mensen zou ik in hun oren willen roepen: Wees van Maria en je zult tot de onzen behoren.”[11] Jaren later, toen hem werd gevraagd wat dit betekende, antwoordde hij: “Ik wil zeggen wat jullie perfect begrijpen… Aan de ene kant, als er geen devotie tot Maria is, kun je niets doen; het is alsof deze zielen geen fundament hadden voor geestelijk leven. Aan de andere kant, als er kinderlijke devotie is voor de meest Heilige Maagd, merken zielen zelf dat ze in staat zijn om onze Heer te dienen in welke staat ze maar mogen zijn: vrijgezel, getrouwd, weduwe of weduwnaar, en de priesters als priester.”[12] Uiteindelijk is het Maria die ons naar Jezus leidt: en Jezus brengt ons naar de Vader. Onze Lieve Vrouw is eenvoudigweg degene die onze toegang tot God “faciliteert”.

“Terugkeren” naar Jezus door Maria

In diezelfde september 1932 mediteerde de heilige Jozefmaria steeds weer over de rol die Maria speelt op onze weg naar Jezus. Nu was hij er niet op gericht om Christus te vinden of zijn bedoeling met ons te ontdekken, maar om tot hem “terug te keren” als we zijn gaan dwalen. Deze manier om dingen uit te drukken was nieuw voor degenen die hem zo hoorden spreken. Bijvoorbeeld de zalige Álvaro del Portillo herinnert zich dat hij er zelf verbaasd over was: “Ik vroeg de Vader: Vader, waarom hebt u dit geschreven? Dat we door Maria gaan begrijp ik, maar dat iemand ‘terugkeert’ … En hij vertelde me: Mijn zoon, als iemand het ongeluk heeft om zichzelf door zonde van God af te scheiden, of op het punt van scheiding is omdat hij lauw of apathisch is geworden, dan richt hij zich tot de gezegende Maagd en vindt weer kracht; de kracht om te gaan biechten als dat nodig is, om in vertrouwen te gaan en zijn geweten met grote ernst bloot te leggen, zonder donkere plekken in zijn ziel te houden, en door Maria gaat hij naar Jezus.”[13]

Weer opstaan na een val kan moeilijk zijn, en het wordt moeilijker naarmate de jaren voorbijgaan. Fysiek gesproken ligt dit voor de hand; we hoeven alleen maar te denken aan de problemen die zich kunnen voordoen wanneer een oudere persoon op straat valt. Maar dit geldt ook voor het geestelijk leven. Als we ouder worden, kan het gebeuren dat het moeilijker voor ons wordt om te zeggen dat het ons spijt. Het vernedert ons als we telkens weer op dezelfde manier vallen; we schamen ons dat we zulke zonden bedrijven “in dit stadium van het proces!” Het voortdurende blijk van onze zwakheid kan te veel voor ons worden, en soms kunnen we zelfs toegeven aan verlies van hoop die onze vreugde wegneemt.

Wanhoop is een verraderlijke vijand die ertoe leidt dat wij ons in onszelf terugtrekken. We denken dat we God hebben laten vallen, als iemand die een elektronisch apparaat koopt en zich realiseert dat het niet zo goed is als hoe het werd aangeprezen. Desalniettemin, als hij ons in deze staat ziet, wil God ons eraan herinneren dat hij ons perfect kent! Hij zou tegen ieder van ons kunnen zeggen, als tegen Jeremia: ‘Voordat Ik u in de moederschoot vormde, koos Ik u uit (Jer 1:5). Daarom geeft zijn Liefde voor ons ons een sterk gevoel van zekerheid: wetend hoe wij zijn, hield God van ons tot het uiterste van het geven van zijn leven voor ons…. en het was geen vergissing.

Als zelfs deze waarheid, die zo troostend is, voor ons moeilijk wordt om te begrijpen, kan het besef dat onze Moeder de “shortcut” kan zijn die onze weg terug naar huis mogelijk maakt, dat wel.[14] Maria trekt ons op een bijzondere manier naar de Barmhartigheid van deze God die op ons wacht met open armen. In zijn laatste algemene audiëntie vertrouwde Benedictus XVI ons toe: “Ik zou ieder van ons willen uitnodigen om ons sterke vertrouwen in de Heer te vernieuwen, om ons als kinderen aan Gods armen over te geven, er zeker van zijnde dat die armen ons altijd vast zullen houden, en ons in staat stellen iedere dag door te komen, zelfs als het voortgaan moeilijk is. Ik wil dat iedereen voelt dat hij wordt bemind door God die zijn Zoon voor ons gaf en die ons zijn oneindige liefde heeft getoond. Ik wil dat iedereen de vreugde voelt van het christen zijn.”[15] En opdat we echt deze vreugde zouden beleven, wilde God zijn liefde voor ons duidelijk maken, een liefde die zowel vaderlijk … als moederlijk is.

De “moederlijke” liefde van God wordt op diverse plaatsen in de Schrift onder woorden gebracht; misschien de meest bekende passage is die van Jesaja: Zal een vrouw haar zuigeling vergeten, een moeder zich niet erbarmen over het kind van haar schoot? En zelfs als die het zouden vergeten; Ik vergeet u nooit! (Is 49:15). Of zelfs nog meer expliciet: Zoals een moeder haar kind troost, zo zal Ik u troosten (Is 66:13). Desalniettemin, God wilde nog verder gaan en gaf ons zijn eigen Moeder, de vrouw door wie zijn geliefde Zoon mens werd. Als gevolg daarvan hebben christenen van alle tijden in Maria een bevoorrechte en bijzonder toegankelijke weg ontdekt naar de oneindige liefde van God die vergeeft.

Soms ontmoeten we mensen die het moeilijk vinden om zich tot God te richten, die zij als abstract en op grote afstand ervaren, of die niet direct naar Christus durven te kijken. Het is een beetje als kinderen die liever eerst naar hun moeder gaan alvorens ze zich tot hun vader richten als ze iets verkeerds hebben gedaan of iets van grote waarde hebben gebroken… Op dezelfde manier “kunnen heel veel zondaars het Onze Vader niet zeggen, terwijl ze nog wel het Weesgegroet bidden.”[16] En zo, door Maria, kunnen ze “terugkeren” naar Jezus.

Naar Maria, met de tederheid van kinderen

In het leven van de heilige Jozefmaria gaat het ontdekken van het belang van Maria hand in hand met het beleven van het geestelijk kindschap. In een punt van De Weg, voortkomend uit enkele moeilijke omstandigheden in zijn leven, schreef hij: “Moeder! - Roep haar aan, luid, zeer luid. – Zij luistert naar je, zij ziet je misschien in gevaar, en de heilige Maria – je Moeder – biedt je met de genade van haar Zoon haar moederlijke troost en haar tedere liefkozingen aan: dan zul je gesterkt zijn voor de nieuwe strijd.”[17] Degenen die destijds bij de H. Jozefmaria waren wisten niet hoeveel van zijn eigen ervaring in deze regels gereflecteerd werd. Tijdens deze jaren leerde de heilige Jozefmaria ook hoe hij als klein kind dicht bij God moest komen. Het boek De Heilige Rozenkrans is een vrucht van deze manier van bidden, net als sommige hoofdstukken in De Weg. De “ontdekkingen” die we hiervoor hebben besproken komen van deze vertrouwensvolle relatie met God en met Maria. In feite volgde de heilige Jozefmaria deze weg zijn leven lang. Een paar dagen voor zijn laatste Kerstmis op aarde, vertrouwde hij een groep van zijn leerlingen toe: “Gewoonlijk neem ik afstand van mezelf; ik probeer mezelf klein te maken en leg mezelf in de armen van Onze Lieve Vrouw. Ik vertel onze Heer: Jezus, maak een extra plaatsje voor mij! Laten we zien of we allebei in de armen van je Moeder passen! En dat is alles. Maar jullie zouden allemaal je eigen weg moeten volgen; die van mij hoeft niet die van jullie te zijn. Lang leve de vrijheid!”[18] Zonder dat het de enige weg is om dit te bereiken, maakt hetkind worden houdingen mogelijk als nederigheid en het hoopvolle loslaten van alle omstandigheden van het leven. Het is ook een manier om te groeien in eenvoud en natuurlijkheid in onze pogingen om dichter bij God te komen. Bovendien, aangezien het een weg is, gekenmerkt door het herkennen van onze zwakheden en afhankelijkheid, stelt het ons gemakkelijker in staat om voor God de deuren van ons eigen hart te openen, dat wil zeggen, onze eigen intimiteit.

Kinderen zijn kwetsbaar en daarom zijn ze heel gevoelig voor liefde; ze hebben een diep begrip van de gebaren en houdingen van volwassenen. Daarom moeten we onszelf door God laten “aanraken”, door de deuren van onze ziel voor hem te openen. De Paus suggereert dit ook aan jonge mensen: “Hij vraagt ons of we een vol leven willen. En in zijn naam vraag ik jullie: willen jullie een vol leven? Begin dan nu meteen met jezelf te openen en oplettend te worden!”[19] Dat je een hart hebt wil niet zeggen dat je overgevoelig of sentimenteel moet worden, wat meer een karikatuur van authentieke tederheid is. Integendeel, het herontdekken van je hart, jezelf geraakt laten worden, kan een weg zijn om God te vinden. Zoals de heilige Jozefmaria zei in 1932: “Mijn arme hart smacht naar tederheid. Si oculus tuus scandalizat (geeft uw oog u aanstoot)… Nee, het is niet nodig om ze ver weg te werpen; het is niet nodig om zonder hart te leven … En deze tederheid, die U in ons hebt geplaatst, wat is ze genoegzaam en helemaal compleet, als we U zoeken met de tederheid (die u naar de dood leidde) van uw goddelijk hart.”[20]

We kunnen naar Maria gaan, en door haar tot Jezus, via de weg van de tederheid, die de weg is langs welke kinderen beginnen hun moeders te kennen en ze hun hele leven te vertrouwen. Door deze en andere wegen die God ons kan voorhouden, ontdekken we een enorm perspectief: dat van het hebben van een Moeder in de Hemel die de volledige schoonheid is, de heilige Maria.


De ontdekking van verschillenden “perspectieven of horizonten” waarover we hebben gemediteerd in deze artikelen opende het hart van de heilige Jozefmaria op een enorme manier. Het aan de hand van God blijven lopen en kleine stapjes te nemen in zijn geestelijk leven, maakte dat hij de betekenis van het kruis begreep, voelend dat hij de zoon was van een Vader die overvloeide van liefde. Hij ontdekte ook de warme, tedere liefde van Jezus. En hij leerde zichzelf bemind te laten worden door God, onze Trooster, eerder vertrouwend op God dan op zijn eigen kracht; en hij vond geleidelijk aan manieren om de Heilige Geest een leidende rol te laten spelen in zijn geestelijk leven en zijn daden. Kortom, hij begon duidelijker te begrijpen dat de volheid van het christelijk leven niet bestaat uit het vervullen van een lijst van taken, het bereiken van een zekere standaard, of “het uitvoeren van buitengewone ondernemingen, maar in het verenigd zijn met Christus, in het beleven van zijn geheimen, in het zelf volgen van zijn voorbeeld, zijn gedachten, zijn gedrag. De mate van heiligheid komt van de statuur die Christus in ons bereikt, zoals wij ons hele leven modelleren naar de kracht van de Heilige Geest.”[21] Als we de voetstappen van de heilige Jozefmaria volgen, kunnen wij ook aan God vragen om ons dieper in deze vergezichten van het geestelijk leven te leiden, “om ook dieper in de liefde van God door te dringen, en die liefde te laten zien aan andere mensen door wat we doen en zeggen.”[22] Er is geen meer urgente, of mooiere, inspanning.


[1] Heilige Johannes Paulus II, Enc. Redemptoris Mater, 25 maart 1987, nr. 23.

[2] Ibidem, 45.

[3] Heilige Jozefmaria, Aantekeningen van zijn gebed dat hij luidop bad in de oude basiliek van Onze Lieve Vrouw van Guadeloupe, Mexico, 20 mei 1970, in Pedro Cascaro, Dream and Your Dreams Will Fall Short, Scepter, 1997, p. 321.

[4] Heilige Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 296.

[5] Aantekeningen van een familiebijeenkomst, 26 juli 1974 (AGP, bibliotheek, P01). De replica wordt bewaard in een galerie van gedenktekens van zijn leven, in de centrale zetel van het Opus Dei, in Rome.

[6] Andres Vázquez de Prada, The Founder of Opus Dei, vol. 1, Scepter, p. 352.

[7] Heilige Jozefmaria, De Heilige Rozenkrans, tweede glorievolle geheim.

[8] Heilige Jozefmaria, Apuntes intimos, 820, 5 September 1932, in Holy Rosary, Critical-Historical Edition, introduction to the Second Glorious Mystery.

[9] Ibidem.

[10] Heilige Jozefmaria, De Weg, nr. 495.

[11] Heilige Jozefmaria, Tekst van Notebook VI, no. 825, gedateerd 17 september 1932, in The Way, Critical-Historical Edition, commentaar bij nr. 494.

[12] Heilige Jozefmaria, aantekeningen van een bijeenkomst, Madrid, 23 oktober 1972, in The Way. Critical-Historical Edition, commentaar bij nr. 494.

[13] Aantekeningen van een gesprek met Alvaro del Portillo, Madrid 4 september 1977, geciteerd door Pedro Rodríguez, The Way. Critical-Historical Edition, commentaar bij 495. De heilige Jozefmaria noemde de gesprekken van geestelijke begeleiding: vertrouwelijk gesprek of broederlijk gesprek, waarmee hij het vertrouwen en de discretie aangaf die ze zouden moeten hebben.

[14] “Maria, Moeder van onze Heer en onze Moeder … is voor ons een short-cut naar God” (Javier Echevarría, “Love for Holy Mary in the Writings of Monsignor Josemaría Escrivá de Balaguer,” Palabra, 156-157 (1978), pp. 341-345.

[15] Benedictus XVI, Algemene Audiëntie, 27 februari 2013.

[16] Jean Daniélou, Advent, Sheed and Ward, New York, 1950, p. 112.

[17] Heilige Jozefmaria, De Weg, nr. 516.

[18] Heilige Jozefmaria, Aantekeningen van zijn preken, 20 december 1974, in E. Burkhart, J. López, Vida cotidiana y santidad en la enseñanza de San Josemaría, vol. 2, p. 68.

[19] Paus Franciscus, Toespraak, 28 juli 2016.

[20] Heilige Jozefmaria, Intimate notes, 1658, 9 oktober 1932, in The Way. Critical-Historical Edition, commentaar bij no. 118 Cf. Mc 9:47.

[21] Benedictus XVI, Algemene Audiëntie, 13 april 2011.

[22] Heilige Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 97.