Nieuwe horizonten (III): “Uit de wond van de rechterhand”

Een “nieuwe ontdekking” in het geestelijk leven van de Heilige Jozefmaria. Mediteren over de heilige mensheid van onze Heer, gewond om onze zonden en nu herrezen, zou voor ons een bron van hoop moeten zijn.

De heilige Johannes vertelt uitvoerig dat op de dag van de Verrijzenis, in de avond, de leerlingen waren bijeengekomen in een huis met de deuren gesloten … uit vrees voor de Joden (Joh. 20:19). En Jezus kwam en stond te midden van hen en zei tot hen, “Vrede zij met u.” Toen hij dit gezegd had, liet hij hen zijn handen en zijn zijde zien (Joh 20:19-20). Plotseling sloeg hun ontmoediging om in diepe vreugde. Zij werden vervuld van de vrede die onze Heer hen bracht, en ontvingen toen de gave van de Heilige Geest (cf. Joh 20:22).

Veel details in dit evangelie vragen onze aandacht. Waarop wachtten de apostelen? Jezus verscheen onverwacht bij hen, en zijn aanwezigheid vulde hen met vreugde en vrede. We kennen sommige van zijn woorden en gebaren. Maar hoe zou hij naar hen hebben gekeken? Ze hadden Hem in de steek gelaten, en Hem verlaten. Ze waren uit lafheid gevlucht. Toch verweet onze Heer hen dit niet. Hijzelf had voorspeld wat er zou gaan gebeuren. Hij wist dat hun zwakheid de bron van een diepe bekering kon zijn. Vóór het ondergaan van zijn Lijden, zei Jezus tegen Petrus: Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet zou bezwijken; wanneer ge eenmaal tot inkeer gekomen zijt, versterk dan op uw beurt uw broeders (Lc 22:31-32). Nu hun harten berouwvol waren, waren ze in staat om meer ten volle de liefde te ontvangen die God hen aanbood. Anders zouden ze misschien, en Petrus als hun aanvoerder, zijn doorgegaan met te veel op hun eigen kracht te vertrouwen.

Maar waarom liet Jezus hen zijn handen en zijn zijde zien? Deze vertoonden nog de tekenen van de marteling van de kruisiging. Toch vervulde het zien van deze wonden hen niet met verdriet maar met vrede; het veroorzaakte geen ontmoediging, maar vreugde. Goed bezien zijn deze tekenen van de spijkers en de lans het zegel van de liefde van God. Jezus wilde dat de wonden van zijn Lijden in zijn lichaam zouden blijven nadat hij uit de doden was opgestaan, om ieder spoor van wantrouwen tegen te gaan. Hij wilde niet dat wij zouden denken dat Hij ooit spijt zou krijgen van wat Hij had gedaan, zelfs tegen het licht van onze vaak middelmatige en zelfs koude reactie. De liefde van Christus is sterk en onwankelbaar.

Meer nog, voor de twijfelende Thomas waren de wonden het onmiskenbare bewijs van de Verrijzenis. Jezus is de Zoon van God, die werkelijk stierf en verrees voor onze zonden. “De wonden van Jezus,” zei de paus, “zijn een schandaal, een struikelblok voor het geloof, maar ze zijn tevens een bevestiging van het geloof. Dat is waarom op het lichaam van de verrezen Christus de wonden nooit vervagen: ze blijven, want deze wonden zijn het blijvende teken van Gods liefde voor ons. Zij zijn essentieel om in God te kunnen geloven. Niet voor het geloven dat God bestaat, maar om te geloven dat God liefde is, vergeving en trouw. De heilige Petrus, Jesaja aanhalend, schrijft aan de christenen: door zijn wonden zijn jullie genezen (1 Petr. 2:2, cf. Is 53:5).” [1]

Geestelijke schrijvers hebben in de wonden van onze Heer een bron van vreugde ontdekt. De heilige Bernardus, bijvoorbeeld, schreef: “Door deze open wonden, kan ik honing uit de rots drinken en olie uit de harde steen (cf. Deut 32:13), dat is, ik kan proeven en zien hoe goed de Heer is.” [2] In deze wonden leren we de mateloosheid van Gods liefde. Vanuit zijn doorboorde hart vloeit de gave van de Heilige Geest (cf. Joh. 7:36-39). De wonden van onze Heer zijn een veilige haven. Het ontdekken van de diepte van deze open wonden kan ons leiden naar een “nieuwe horizon” in ons geestelijk leven.

“De heilige wond in de rechterhand van onze Heer”

“Plaats jezelf in de wonden van Christus,” raadt de heilige Johannes van Avila ons aan. “Daar, zo zegt hij ons, vliegt zijn duif rond, de ziel die hem in alle eenvoud zoekt.” [3] “Verberg me in uw wonden, Heer,” smeekt een bekend gebed. De heilige Jozefmaria nam ook zijn toevlucht tot deze manier van dicht bij de Meester komen, wat zo diepgeworteld is in de christelijke traditie. Zoals hij schreef in 1933: “Ik plaats mijzelf iedere dag in een wond van mijn Jezus.” [4] Dit is een van de devoties die hij zijn leven lang praktiseerde, en die hij aanraadde aan de jonge mensen die met hem optrokken. [5] Maar het kreeg een bijzondere betekenis dankzij een ervaring die voor hem een nieuw en immens panorama openbaarde, wat plaatsvond midden in de Spaanse burgeroorlog, toen hij leefde in Burgos. Het was een tijd van lijden voor hem. Zijn geestelijke kinderen in het Opus Dei waren over heel Spanje verspreid: sommigen aan de frontlinies, anderen verborgen op verschillende plaatsen of lijdend onder religieuze vervolging, evenals zijn moeder, zuster en broer. Er bereikte hem bijna geen nieuws over zijn geestelijke dochters. En sommigen van de jonge mannen die hem voor de oorlog hadden gevolgd, waren al gesneuveld.

Geconfronteerd met deze omstandigheden zag de heilige Jozefmaria zich genoodzaakt om zijn pogingen, zijn gebed en in het bijzonder zijn praktijken van boetedoening te verdubbelen. Maar in het begin van juni 1938, terwijl hij naar het klooster van Las Huelgas liep, waar hij onderzoek deed voor een proefschrift, ontving hij een speciaal licht van God. Hij sprak erover in een brief aan Juan Jiménez Vargas, geschreven op diezelfde dag:

“Dierbare Juanito: Deze morgen op weg naar het klooster van Las Huelgas om te bidden, ontdekte ik een nieuw panorama, de heilige wond van de rechterhand van onze Heer. Die heb ik de hele dag gekust en bewonderd. Hoe werkelijk beminnelijk is de heilige menselijkheid van onze Heer! Bid dat Hij mij zijn ware liefde gunt om al mijn andere gevoelens geheel en al te zuiveren. Het is niet genoeg om te zeggen, ‘hart aan het kruis!’ Als een van Christus’ wonden reinigt, heelt, verzacht, versterkt, aanvuurt en in verrukking brengt, wat zouden die vijf dan doen als ze openliggen op het kruis? Hart aan het kruis! O, mijn Jezus, wat zou ik nog meer kunnen vragen? Ik besef dat, als ik doorga met op deze manier mediteren (de Heilige Jozef, mijn vader en heer, is degene die me daarheen leidde, toen ik hem vroeg om me te laten ontvlammen), ik gekker dan ooit zal eindigen. Probeer het zelf uit!” [6]

Hij had al een diepe devotie tot de heilige mensheid van onze Heer en tot de wonden van Christus. Maar nu, onverwacht, zag hij dit alles als een “nieuwe horizon”. Hij begreep dieper de verlossende liefde, getoond door die wonden, en besefte dat de beste manier om zo’n grote liefde te beantwoorden niet zozeer een kwestie was van wat hij kon “doen”, maar eerder een van zichzelf plaatsen in de gewonde hand van Christus, daarover te mediteren en zichzelf toe te staan om helemaal door deze liefde te worden bevangen.

Zijn brief gaat verder: “Ik ben heel jaloers op iedereen aan de oorlogsfronten, ondanks alles. De gedachte gaat door mijn hoofd dat, als mijn pad niet zo helder was afgebakend, het geweldig zou zijn om Fr. Doyle te overtreffen. [7] Maar … dat zou me heel goed uitkomen, aangezien boetedoening voormij nooit erg moeilijk is geweest. Dat is misschien waarom ik via een ander pad word geleid: Liefde.” Zijn pad is liefhebben en zichzelf bemind te laten worden. En hij eindigt: “Hou je taai, mijn zoon. Dominus sit in corde tuo! Hier komt een grote omhelzing. Vanuit de wond van de rechterhand zegent je vader je.” [8]

Die gebeurtenis, dat onverwachte licht, was een teken van hoop en een aansporing voor zijn priesterlijk werk. Dankzij deze goddelijke verlichting, werd een welbekende en vaak gemediteerde werkelijkheid – een pad dat hijzelf had bewandeld en aanbevolen aan anderen – plotseling “nieuw”, een bron van onuitputtelijke rijkdom, waarvan hij zichzelf nooit wilde afscheiden.

Verdedigd door Liefde

De wonden van Jezus zijn een eeuwigdurende herinnering aan zijn liefde, die tot het uiterste van zijn offer aan het kruis ging. God heeft nooit spijt van zijn liefde voor ons. Daarom is het mediteren over zijn liefde een bron van hoop voor ons. Op het zien van de verrezen Heer met de tekenen van zijn lijden, beginnen we te beseffen dat “precies daar, op het laagste punt van zijn vernedering – wat ook het hoogste punt van liefde is – de hoop ontsproot. Als iemand van jullie zou vragen: ‘Hoe wordt hoop geboren?’ – ‘Aan het kruis. Kijk naar het kruis; kijk naar de gekruisigde Christus en van daar zul je de hoop ontvangen die nooit verdwijnt, die duurt tot het eeuwige leven.’” [9] Aan het kruis is onze hoop geboren en steeds weer herboren. “Dit is waarom met Jezus al onze duisternis kan worden getransformeerd tot licht, ieder falen in overwinning, iedere teleurstelling in hoop. Iedereen: ja, iedereen.” [10] Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking wellicht of nood, vervolging, honger, naaktheid, levensgevaar of het zwaard? … maar over dit alles zegevieren wij glansrijk, dankzij Hem die ons heeft liefgehad. (Rom 8:35, 37).

Onze zwakheden en zonden laten ons zien dat de verleiding om de hoop te verliezen zich kan voordoen in verschillende gedaanten. Iets waar we in het verleden mee hadden ingestemd, uit dwaasheid of zorgeloosheid, lijkt ons plotseling een onredelijk “nee”, een klap die we uitdeelden naar de God die van ons houdt. Ons lauwe en zwakke antwoord kan ook een oorzaak zijn dat we de hoop verliezen. Dit alles is echter niet meer dan een serie verleidingen van degene die ons in de eerste plaats liet vallen. Mediteren over de wonden van Christus kan de beste manier zijn om te reageren, aangezien we er op deze manier aan worden herinnerd dat zijn liefde zo sterk is als de dood (Hooglied 8:16). Bovendien, zijn liefde heeft de dood overwonnen. Zoals een dichter uit zijn tijd welsprekend heeft geschreven: “Gewassen door het water uit zijn zijde / en verdedigd in de wond / van zovele ‘nee’s’ die nergens toe leidden ‘van zoveel zwakke ‘ja’s’, van zoveel overgave.” [11]

Mediteren over de heilige mensheid van Christus, gewond om onze zonden en nu verrezen terug naar het leven, zou voor ons een bron van hoop moeten zijn. Jezus kijkt naar ons zoals Hij naar de apostelen keek, zonder voorbehoud. Hij verwijt ons niet onze zonden, onze zwakheden, ons verraad. Eerder bevestigt Hij ons, want zijn liefde is werkelijk onvoorwaardelijk. Hij zegt ons niet: “Ik zal van je houden als je je goed gedraagt,” maar wel “Ik hou van je, je bent een schat voor Me; en je zult dat blijven ongeacht wat er gebeurt.”

Dit besef, dat voortvloeit uit de meditatie over de open wonden in het lichaam van onze Heer, zal ons vervullen met vreugde en vrede. Ongeacht wat er gebeurt, we kunnen daar onze toevlucht vinden, en nogmaals Gods vergeving verwelkomen. “In mijn eigen leven, heb ik zo vaak Gods genadevolle steun gezien, zijn geduld; ik heb ook zoveel mensen gezien die de moed vonden om de wonden van Jezus binnen te gaan door tegen Hem te zeggen: Heer, ik ben hier, aanvaard mijn armoede, verberg mijn zonde in uw wonden, was het weg met uw Bloed. En ik heb altijd gezien dat God precies dat deed – Hij aanvaardde hen, troostte hen, reinigde hen, beminde hen.” [12]

Het erkennen van onze kleinheid is geen nederlaag of een vernedering. Dat zou het kunnen zijn, als God iemand was die ons wil overheersen. Maar dat is niet hoe God is. Liefde is zijn drijvende kracht: de onvoorwaardelijke liefde die Hij ons geeft, en waarvan Hij hoopt dat wij die zullen verwelkomen.

De weg van het medeleven

Er zijn veel manieren om dicht bij de wonden van onze Heer te komen. “Ga zoals de geest je leidt: maak in zijn wonden al je liefde vrij, zowel menselijk als … goddelijk,” adviseerde de H. Jozefmaria.[13] We weten hoe graag hij zichzelf met zijn verbeelding in de scenes van het evangelie stelde. In De heilige Rozenkrans, bijvoorbeeld, bij de overweging van het eerste glorievolle geheim, schreef hij: “En voor dit tientje af is, heb jij de wonden van zijn voeten gekust…, en ik, die meer durf – omdat ik een kind ben – heb mijn lippen gedrukt op zijn open zijde.” [14]

Bisschop Javier Echevarría, schreef in een boek over zijn jaren die hij doorbracht bij de H. Jozefmaria, hoe hij zich diens dankzegging na de Mis herinnerde, waarbij hij iedere dag zijn persoonlijke ontmoeting met de Liefde van zijn leven hernieuwde. “Hij was gewoon om enkele minuten te knielen, op de vloer of het knielbankje. En kijkend naar het zakkruisje dat hij in zijn hand hield, reciteerde hij het gebed En ego, O bone et dulcissime Iesu. Kijk op mij neer, goede en zachtmoedige Jezus. En terwijl hij de woorden sprak over de wonden van onze Heer, kuste hij ze een voor een.” [15]

De wonden van onze Heer, die de H. Jozefmaria op die morgen in juni zo diepgaand ontdekte, onthullen niet alleen Christus’ liefde voor ons. Ze zijn ook een uitnodiging om met hem verlosser te zijn, zoals Onze Lieve Vrouw dat is; om zijn Simon van Cyrene te zijn en Hem te troosten voor de vele vergrijpen die zijn hart verwonden, vooral omdat ze ook het onze verwonden. Het is alles bij elkaar een oproep om van Hem te houden in de minsten van deze, mijn broeders, met wie Hij zichzelf zo nauw identificeert, en in wie Hij bij ons heeft willen blijven (cf. Mt 25:40).

Daarom moet dit nieuwe vergezicht van de heilige Jozefmaria – zeker een bijzonder licht van God – worden gezien in de context van de vele uren die hij besteedde aan zorg voor de zieken en de behoeftigen in de verarmde wijken van Madrid. Hier wordt ons een schitterende weg getoond om Gods liefde te ontdekken: buiten onszelf treden en dicht tot Jezus naderen in diegenen die lijden. Voor de H. Jozefmaria was dit een vaste weg.

Het aanraken van Christus in degenen die lijden biedt ons een pad om dicht bij zijn wonden te komen en zijn Liefde met liefde te beantwoorden. Zo leren we dezelfde tederheid die God ons toont als Hij onze persoonlijke zwakheden ziet, naar anderen uit te laten gaan. Door dit pad te volgen, neemt ons eigen leven een hernieuwd gevoel van zending aan, die ons aanspoort om buiten onszelf te treden, om niet op onze eigen kracht te vertrouwen maar op een roeping die van God komt, die ons omvormt en op ons rekent om zijn vrede en vreugde in de wereld te zaaien. De paus wijst aanhoudend en onvermoeibaar op dit punt: “Soms laten we ons ertoe verleiden om het soort christen te zijn dat de wonden van de Heer op armslengte houdt. Maar Jezus wil dat wij de menselijke ellende aanraken, dat wij het lijdende vlees van anderen voelen … Wanneer we dat doen, worden onze levens wonderbaarlijk gecompliceerd en voelen we heel intens wat het is om een gemeenschap te zijn, om deel van een gemeenschap te zijn.”[16]

“Onszelf plaatsen” in de wonden van Christus, door de weg van medeleven en contemplatie, kan voor ons een nieuw oorspronkelijk vergezicht openen. We leren te houden van iedereen om ons heen met heel ons hart, te beginnen bij degenen die dit het meest nodig hebben, die vaak vlak bij ons staan, in ons eigen huis.


[1] Paus Franciscus, preek ter gelegenheid van de heiligverklaring van Johannes XXIII en Johannes Paulus II, 27 april 2014.

[2] St. Bernardus, Sermon 61 (Commentaar bij de Hooglied), 4.

[3] St. Johannes van Avila, Letters, no. 47. Cf. Hooglied 2:16.

[4] H. Jozefmaria, Intimate notes, no. 1799b, gedateerd 1933, in Santo Rosario. Edición crítico’histórica, Rialp, Madrid 2010, commentaar bij het eerste Glorieuze Geheim, p. 226, noot 5.

[5] “Iedere dag, gevolg gevend aan een oud besluit, zal ik blijven in de wond aan de zijde van mijn Heer.” H. Jozefmaria, Intimate notes, no. 1763, gedateerd 1934: in The Way. Critical-Historical Edition, Scepter Press, commentaar bij punt no. 288.

[6] Cf. H. Jozefmaria, Brief aan Juan Jimenez Vargas, 6 juni 1938, in Andres Vasquez de Prada, The Founder of Opus Dei, vol. 2, Scepter, New York.

[7] Waarschijnlijk Fr. William Doyle, S.J., Iers priester die sneuvelde in de 1 e wereldoorlog na vele heroïsche daden van dienstbaarheid als kapelaan aan het front. Hij benadrukte de noodzaak van een vrolijk, maar veeleisend asceticisme in het dagelijks leven (cf. The New Catholic Encyclopedia, vol. 4, p. 1031).

[8] Cf. H. Jozefmaria, Brief aan Juan Jiménez Vargas, 6 juni 1938, in Andres Vazquez de Prada, The Founder of Opus Dei, vol. 2, Scepter New York, pp. 213-214.

[9] Paus Franciscus, Algmene audiëntie, 12 april 2017.

[10] Ibid.

[11] Julio Martínez Mesanza, “Defendido,” Gloria, Rialp, Madrid 2016.

[12] Paus Franciscus, Homilie, 7 april 2013.

[13] H. Jozefmaria, Vrienden van God, no. 303.

[14] H. Jozefmaria, De heilige Rozenkrans, eerste glorievolle geheim.

[15] Javier Echevarría, Memoria del Beato Josemaría, Rialp, Madrid 2000, p. 235.

[16] Paus Franciscus, Apost. Exhort. Evangelii Gaudium (24 november 2013), no. 270.