Katholieken en de politiek

De Pauselijke Universiteit van het Heilig Kruis in Rome organiseerde een symposium over de rol van de katholieken in de politiek. Belangrijkste sprekers waren kardinaal Joseph Ratzinger en de Italiaanse ex-president Francesco Cossiga.

Kardinaal Joseph Ratzinger en oud-president Francesco Cossiga.

De bijeenkomst op 9 april ging over “De betrokkenheid en het optreden van katholieken in de politiek”. Aanleiding was de nota die de Congregatie voor de geloofsleer op 16 januari 2003 over het onderwerp heeft gepubliceerd.

De grootkanselier van de universiteit, mgr. Javier Echeverría, zei in zijn welkomstwoord dat de politiek een weg tot heiligheid kan zijn. Hij gaf als voorbeeld de heilige Thomas More, de patroon van bewindslieden en politici.

Autonomie van katholieken in de politiek

“Het document richt zich direct tot de katholieken, maar wil iedereen tot denken aanzetten”, aldus kardinaal Joseph Ratzinger. “De politiek beweegt zich op het terrein van de menselijke rede. Een seculiere staat sluit een theocratie uit en ook een politiek die door het geloof wordt gedicteerd. Het geloof kan de politiek verlichten, maar het politieke domein kan niet worden overgeheveld van de rede naar het geloof.” De politiek “wordt geleid door de rede en door de menselijke deugden van verstandigheid, matigheid, rechtvaardigheid en sterkte”.

Katholieken die actief zijn in de politiek moeten volgens Ratzinger twee gevaren vermijden: de theologisering van de politiek en de ideologisering van de rede. Het onderscheid tussen deze vlakken is essentieel. Het behoort van oudsher tot de christelijke traditie en is al terug te vinden in de woorden van Christus wanneer Hij aangeeft aan God te geven wat God toekomt en aan de keizer wat de keizer toekomt.

Ratzinger zei dat een goed begrepen seculariteit van de politiek het idee van een theocratie, dat wil zeggen van een door het geloof gedicteerde politiek, uitsluit. Tegelijkertijd sluit het “een positivisme en een empirisme uit, die de rede misvormen” en die “blind zijn voor morele waarden”.

“Een misvormde rede verwoest de politiek, want zij reduceert haar tot louter beroepsmatig handelen”, aldus de prefect van de Congregatie voor de geloofsleer. De politiek behoort tot het terrein van het verstand, dat ons in staat stelt “de waarden te leren kennen op grond waarvan wij verstandige keuzes kunnen maken”. Als echter alleen empirische en materialistische criteria bepalend zijn, ontaardt de politiek in een simpel werktuig van de sterkste.

Het geloof is volgens Ratzinger in staat de aangetaste rede te genezen, omdat “er een zeker verband tussen geloof en rede bestaat”. Het geloof “kan de rede verlichten, maar niet vervangen; het vervreemd de rede niet, maar helpt haar tot volheid te komen”.

“Op een vergelijkbare manier – aldus Ratzinger – kunnen gelovige politici het politieke debat met hun optreden verlichten: door van hun geloof te getuigen en door zich tegelijk door hun verstand te laten leiden.” De kardinaal zei ten slotte dat “de ethische imperatieven van de katholieke politicus waarden zijn die hij altijd moet verdedigen, ook wanneer de meerderheid tegen is”.

Coherentie en vrijheid

Oud-president Francesco Cossiga zei dat “dit document vraagstukken verheldert die niet alleen gelden voor katholieken of christenen, maar voor iedere democraat”. Cossiga rekende hiertoe de onmogelijkheid om “de politiek los te zien van de ethiek”, alsof politiek louter om technische compromissen zou gaan.

Cossiga sprak over geloof en rede als twee vormen van kennis die beide de weg kunnen wijzen naar morele normen. “Aangezien de politiek op alle mensen betrekking heeft, moeten katholieken zich realiseren dat er verschillende soorten vrijheden zijn die de politiek beoogt te beschermen”. De seculariteit van de politiek bestaat volgens de oud-president in het respect voor andere vrijheden en niet in het verwereldlijken van het eigen geloof.

Ángel Rodríguez Luño, hoogleraar moraaltheologie aan de Pauselijke Universiteit van het Heilig Kruis, zei dat het christelijk geloof zich met geen enkele concrete politieke stroming identificeert. Het heeft echter wel gevolgen voor het politieke handelen: “het geloof geeft richting, bevestigt of verandert de diverse politieke culturen van de gelovigen.”

“Het geloof heeft in de geschiedenis soms ook een innoverende en creatieve rol in het sociale en politieke leven gespeeld.” Het verband tussen politiek en religie mag echter “geen verwarring tussen beide veroorzaken”.

Wat van katholieke burgers wordt gevraagd “is dat hun sociale en politieke handelen overeenstemt met de essentiële waarden van het christelijke geweten”. Dat zijn volgens Luño “geen strikt confessionele waarden, maar ethisch-politieke waarden die horen bij een goed bestuurde maatschappij, zoals wederzijds respect, eerbied voor het leven, vrijheid, gerechtigheid, de religieuze dimensie van het menselijke bestaan, solidariteit, vrede, en in het algemeen, het primaat van het algemeen welzijn boven particuliere belangen”.

De twee meest elementaire begrippen van het document zijn volgens Luño “coherentie en vrijheid”. De belangrijkste rol van de Kerk is volgens hem het vormen van de gewetens. Hij acht dit belangrijker dan het opbouwen van een cultuur, want goed gevormde personen zijn in staat een cultuur op te bouwen in de context van een legitieme pluriformiteit.