Ik heb jullie vrienden genoemd (I): Heeft God vrienden?

God heeft altijd actief naar vriendschap met ons gezocht en Hij heeft ons aangeboden in gemeenschap met Hem te leven. Noch menselijke zwakte noch het stof op de weg hebben Hem van gedachten doen veranderen. Onszelf laten omarmen door die onvoorwaardelijke Liefde, vervult ons met licht en kracht die we anderen kunnen aanbieden.

Een veelgestelde vraag, die zeker tussen de berichten op ons mobieltje staat, is: "Waar ben je?" En zelf hebben we die vraag ook vaak naar vrienden of familieleden gestuurd, op zoek naar hun gezelschap op afstand, of gewoon om hun nabijheid te voelen. Waar ben je? Wat doe je? Alles goed? Dit zijn de eerste woorden die God tot de mens richt ‘toen zij, bij het opkomen van de middagwind, de donder van Jahwe in de tuin hoorden klinken’ (Gen 3,8-9). De Schepper wilde vanaf het begin van de tijd met Adam en Eva gaan wandelen. We zouden stoutmoedig kunnen denken, dat God hun vriendschap zocht en nu de onze.

Een nieuwigheid in crescendo

Dit idee, dat misschien niet helemaal nieuw voor ons is, heeft nogal wat bevreemding gewekt in de geschiedenis van het menselijk denken. Zelfs tijdens grote bloeiperiodes werd met berusting aanvaard, dat het onmogelijkheid was voor de mens om met God bevriend te zijn. De reden was de absolute onevenredigheid tussen God en de mens; ze waren te verschillend. [1] Men dacht dat er op zijn best sprake kon zijn van een relatie van onderwerping, waartoe we vanuit een grote afstand toegang zouden krijgen via bepaalde riten of kennis. Een vriendschappelijke relatie was onvoorstelbaar.

Toch presenteert de Schrift onze relatie met God keer op keer in termen van vriendschap. Het boek Exodus laat daarover geen twijfel bestaan: ‘Jahweh sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals een mens met zijn medemens spreekt’ (Ex 33, 11). In het boek Hooglied, dat op poëtische wijze de relatie weergeeft tussen God en de Hem zoekende ziel, wordt laatstgenoemde voortdurend 'mijn vriendin' genoemd (vgl. Hoogl. 1,15 ev). Ook het Boek Wijsheid wijst er op: 'van geslacht tot geslacht communiceert Zij met heilige zielen en maakt hen tot vrienden van God' (Wijsh. 7, 27). Het is belangrijk op te merken dat het initiatief in alle gevallen van God zelf komt; het verbond dat Hij met zijn schepping heeft gesloten is niet symmetrisch, zoals een contract tussen gelijken, maar eerder asymmetrisch: we hebben de verbazingwekkende mogelijkheid gekregen om met onze eigen Schepper als vrienden onder elkaar te spreken.

DE BIJBEL STAAT VOL MET VOORBEELDEN WAARUIT BLIJKT
DAT GOD VOORTDUREND EEN VRIENDSCHAPPELIJKE RELATIE TOT STAND WIL BRENGEN MET DE MENSEN

Deze blijk van vriendschap die God ons biedt, de mededeling van deze nieuwigheid, groeide in crescendo in de loop der heilsgeschiedenis. Alles wat Hij ons door het verbond had verteld, is definitief verlicht met het leven van de Zoon van God op aarde: "God houdt niet alleen van ons als schepselen, maar ook als kinderen aan wie Hij, in Christus, een ware vriendschap biedt." [2] Het hele leven van Jezus is een uitnodiging tot vriendschap met zijn Vader. En een van de meest intense momenten waarop Hij dit goede nieuws aan ons overbrengt, is tijdens het Laatste Avondmaal. Daar, in het Cenakel, opent Jezus zijn hart om zijn discipelen - en wij met hen - tot ware vriendschap met God te leiden.

Van stof tot leven

Het Evangelie van Johannes bestaat uit twee duidelijke delen: het eerste richt zich op de prediking en de wonderen van Christus, het tweede op zijn lijden, dood en opstanding. De brug die de delen verenigt is het volgende vers, dat ons meeneemt naar het Cenakel: ‘Jezus, die wist dat zijn uur was gekomen om uit deze wereld over te gaan naar de Vader, en die de zijnen in de wereld bemind had, gaf hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe’ (Joh 13,1). Petrus en Johannes, Thomas en Filippus, alle twaalf waren er bij elkaar, elk liggend op hun zij, zoals toen de gewoonte was. Het meest waarschijnlijke is dat de tafelopstelling in U-vorm was, waarbij Jezus aan het ene uiteinde aanlag, op de belangrijkste plaats, en Petrus aan het andere uiteinde, die van de dienaar, en zodoende zaten zij tegenover elkaar. Jezus stond op een gegeven moment op, ook al was het geen taak voor degene op die bevoorrechte plaats, om een handeling te verrichten, die zijn Moeder misschien vele malen bij Hem had verricht: Hij nam een linnen doek en omgordde zich daarmee, om het stof af te wassen van de voeten van zijn vrienden.
Het beeld van stof is vanaf het begin aanwezig in de Heilige Schrift. In het scheppingsverhaal wordt ons verteld: ‘Toen boetseerde Jahweh God de mens uit stof, van de aarde genomen’ (Gen 2,7). En opdat hij niet langer levenloos, dood en onbekwaam zou zijn voor het aangaan van relaties, blies God hem 'de levensadem in de neus: zo werd de mens een levend wezen' (Gen 2,7). Sindsdien ervaart de mens een spanning die voortkomt uit de samenstelling van materie en geest, de spanning van het begrensd zijn en de oneindige verlangens. Maar God is sterker dan onze zwakheid en alle vormen van ons verraad.

In het Cenakel komt het stof waarvan we gemaakt zijn weer tevoorschijn. Christus buigt zich over het stof op de voeten van zijn vrienden, omdat Hij zijn vrienden wil herscheppen, Hij wil hen opnieuw de relatie met de Vader schenken. Jezus wast onze voeten, Hij vergoddelijkt het stof waarvan we gemaakt zijn en schenkt ons de intieme vriendschap die Hij met zijn Vader heeft. Terwijl de ogen van alle leerlingen op Hem gericht zijn, zegt Hij ontroerd: ‘jullie heb Ik vrienden genoemd, want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord (Joh 15,15). God wil alles met ons delen. Jezus deelt met ons zijn leven, zijn vermogen om lief te hebben, om te vergeven en om een vriend te zijn tot het uiterste toe.

IN DE MENS LEVEN STOF EN GEEST NAAST ELKAAR. GOD WEET HET EN KOMT ONS TEGEMOET
We hebben allemaal meegemaakt hoe goede vriendschappen ons hebben veranderd. Waarschijnlijk zouden we niet dezelfde zijn, als we die relaties niet hadden gehad. Vrienden van God zijn, verandert ook onze manier om vrienden te zijn met de mensen om ons heen. Zo kunnen we, net als Christus, ieders voeten wassen, aan de tafel zitten van degenen die ons zouden kunnen verraden, onze liefde aanbieden aan degenen die ons niet begrijpen of onze vriendschap niet aanvaarden. De missie van een christen midden in de wereld is juist ‘zich als een waaier te openen’ [3] voor iedereen, want God blijft zijn levensadem inblazen in het stof waarvan we gemaakt zijn en Hij handelt doorheen die relaties door zijn licht te zenden.

Ons laten leiden naar gemeenschap

We hebben net gezien dat de vriendschap die Jezus ons biedt een daad is van een nooit eindigend, onvoorwaardelijk vertrouwen van God in ons. Twintig eeuwen later vertelt Christus ons, in ons dagelijks bestaan, alles wat hij weet over de Vader, om ons aan te blijven trekken tot vriendschap met Hem. Maar dat is dus één deel van het verhaal: ‘wij beantwoorden deze vriendschap door onze wil te verenigen met die van Hem, door te doen wat onze Heer wil.‘ [4]
Echte vrienden leven in gemeenschap: diep in hun ziel willen ze dezelfde dingen, ze wensen elkaar het geluk toe en soms zijn woorden niet eens nodig om elkaar te begrijpen. Er wordt zelfs gezegd dat om dezelfde dingen kunnen lachen, één van de grootste bewijzen is van intimiteit. Ook met God gaat de gemeenschap over samenzijn en elkaar vergezellen en niet over de uitputtende inspanning om regeltjes na te leven, wat ook niet gebeurt tussen vrienden.

De Heilige Johannes, de vierde evangelist, is een goed voorbeeld voor ons. Nadat hij Jezus zijn voeten had laten wassen, leunde hij tijdens het avondmaal in vertrouwen tegen de borst van onze Heer en vervolgens – misschien zonder volledig te begrijpen wat er allemaal gebeurde – week hij niet van de zijde van zijn beste Vriend, en kon hij Hem vergezellen bij zijn ergste kwellingen. De geliefde leerling liet zich door Jezus transformeren en op die wijze haalde God beetje bij beetje het stof uit zijn hart: ‘In deze gemeenschap van wil wordt onze verlossing werkelijkheid: vrienden van Jezus zijn, vrienden van God worden. Hoe meer wij van Jezus houden, des te meer groeit onze ware vrijheid, groeit onze vreugde dat wij verlost zijn.’ [5]

DE GEMEENSCHAP TUSSEN TWEE VRIENDEN KOMT FUNDAMENTEEL TOT UITING IN HET WEDERZIJDSE VERLANGEN NAAR SAMENZIJN, ELKAAR VERGEZELLEN,
ZICH LATEN OMVORMEN DOOR DE ANDER

Jezus laat ons in dat Laatste Avondmaal zien dat bij Hem blijven het geheim van de vriendschap is: ‘Zoals de rank uit zichzelf geen vrucht kan dragen als hij niet aan de wijnstok blijft, zo kunt u dat ook niet doen als u niet in mij blijft’ (Joh 15,4). Het is Jezus die in ons wil liefhebben. Zonder hem kunnen we geen vrienden zijn tot het uiterste toe. ‘"Hoeveel je ook liefhebt, je zult nooit genoeg liefhebben," zegt de heilige Jozefmaria. En hij gaat verder: "Als je onze Heer liefhebt, zal er geen enkel schepsel zijn dat geen plaats vindt in je hart.’[6]

***

Terwijl God in zijn schitterende schepping wandelde, richtte Hij zich met deze woorden tot de mens: ‘Waar ben je?’ Ook vandaag wil Hij in dialoog komen met ons. Niemand, zelfs de briljantste filosoof niet, heeft zich kunnen voorstellen dat God ons om gezelschap zou vragen, dat Hij om onze vriendschap zou bedelen tot het uiterste dat Hij zich aan een kruis liet spijkeren, zodat Hij zijn armen nooit voor ons zou sluiten. Als wij deze liefdeswaanzin eigen maken, voelen ook wij ons aangespoord om onze armen onvoorwaardelijk te openen voor iedereen om ons heen en te vragen: "Waar ben je? Gaat alles goed?" En door middel van die vriendschap die we hen aanbieden, zullen we schoonheid aan de schepping kunnen teruggeven.

Giulio Maspero en Andrés Cárdenas


[1] Vgl. Aristoteles, Nicomacheaanse ethiek, 1159a, 4-5.
[2] F. Ocáriz, Pastorale brief 01-09-2019, nr. 2.
[3] Vgl. Heilige Jozefmaria Escrivá, De Voor, nr. 193.
[4] F. Ocáriz, Pastorale brief 01-11-2019, nr. 2.
[5] Joseph Ratzinger, Preek bij de mis voor de verkiezing van paus, 18 april 2005.
[6] Heilige Jozefmaria Escrivá, Via Crucis, 8e statie, nr. 5.

Foto: Alex Bertha, op Unsplash