‘Ik had het zo druk dat ik niet nadacht over de grote vragen van het leven’

‘Geloof je in God, Vader, Schepper van hemel en aarde?’ ‘Ik geloof!’ Haar woorden klinken helder en duidelijk door de St. Catharinakathedraal in Utrecht, waar Carla (Yu Zhen), afkomstig uit Nanjing te China, binnen enkele minuten gedoopt gaat worden door kardinaal Simonis.

Carla Yu Zhen met kardinaal Simonis.

Voor de ceremonie van het doopsel sprak de kardinaal in zijn preek over het evangelie van de H. Mis, de parabel van de arbeiders in de wijngaard. Hij gaf hierin aan dat sommige mensen van God méér lijken te ontvangen. Dat is geen enkele reden tot trots maar juist aanleiding om ook meer aan de anderen te geven. Wat betreft Carla, zo zei hij, betekent dit dat zij de gave van het geloof die God haar had gegeven aan anderen moest doorgeven, ook als ze weer terug zou gaan naar China waar het christendom nog niet wijdverbreid is: integendeel, waar het geloof nog vaak wordt tegengewerkt.

Toen Carla jong was werd ze op school in China onderwezen met de doctrine dat God niet bestaat. ‘Op school hadden we het zo druk met de studie, wiskunde etc., dat we hier eigenlijk niet verder over nadachten.’ Hier in Nederland, als studente bedrijfskunde, kwam ze in aanraking met het christendom en leerde ze God en Zijn kerk kennen. Eerst via een Chinese vriendin die zelf bekeerd was tot het christendom en haar uitnodigde de zondagsdiensten bij te wonen; later via haar nieuwe huisgenoten van Hogeland, een studentenhuis voor meisjes in Utrecht, waar de activiteiten van godsdienstige aard zijn toevertrouwd aan mensen van het Opus Dei.

Dit hielp haar (ondanks dat ze het nog steeds druk had met haar studie!) alsnog na te gaan denken over het bestaan van God en zich de ‘grote vragen van het leven’ te stellen: waar komen wij vandaan? Waar gaan wij naartoe? Door hierover na te denken, te spreken met klasgenoten, met Yeping en Lillie (haar Chinese vriendinnen) en met haar huisgenoten kwam Carla steeds meer tot de overtuiging: God bestaat. En om verschillende redenen kwam ze ook tot de conclusie dat de volle waarheid over God en Zijn kerk te vinden is in de Rooms-katholieke kerk. ‘Ik vind het heel mooi dat we ook naar Maria gaan: we aanbidden haar niet, maar zij is de moeder van God en daarom moeten we haar ons respect tonen’. En de paus? ‘Hij is als de vader van de kerk. Het is nodig dat er iemand aan het hoofd staat om de eenheid te bewaren.’

Carla met haar peetouders.

Zo vraagt Carla om met catecheselessen te kunnen beginnen, zodat ze zich kan voorbereiden op het ontvangen van het doopsel. In Hogeland krijgt ze lessen over de inhoud van het katholieke geloof en de sacramenten, en in de St. Catharinakathedraal neemt ze deel aan de Alfa cursus. Ook spreekt ze met haar familie over haar wens om katholiek te worden. Haar moeder (zelf niet-gelovig) zegt dat het haar eigen keus is en stuurt als cadeau een kruisbeeldje. Haar grootvader vertelt dat zijn eigen moeder protestant was en dat hij het mooi vindt als zij katholiek wordt als ze dit dan consequent en serieus in praktijk zal brengen. Hiermee heeft Carla van haar familie de ‘zegen’ over het besluit.

Op zaterdag 17 september tijdens de avondmis wordt haar ‘ja’ bekroond met het ontvangen van de sacramenten van de christelijke initiatie uit handen van kardinaal Simonis: het doopsel, het vormsel en de eerste heilige communie. Voor de H. Mis heeft Carla haar vriendinnen en vrienden uitgenodigd: voor sommigen is het de eerste keer dat ze een mis bijwonen. Het is een mooie en feestelijke gebeurtenis. Na afloop wordt het dan ook gevierd: ‘Ik wil graag een feestje bouwen in Hogeland, want ik vind het erg mooi en ben heel blij dat ik gedoopt ben!’

Als reactie op de vraag wat ze na het doopsel voelde geeft ze een bescheiden antwoord: ‘Ik merk dat ik veranderd ben en ik voel me heel gelukkig.’