Gezond antiklerikalisme

Interview met mgr. Fernando Ocáriz, vicaris-generaal van het Opus Dei, over de verhouding tussen het christendom en de politiek volgens de zalige Escrivá.

Mgr. Fernando Ocáriz met deelnemers van het congres 'De grootsheid van het gewone leven'.

“De heiligheid is geen zaak voor geprivilegieerden (…) De Heer heeft ons geroepen om iedereen in herinnering te brengen, dat wij in elke levensstaat en in alle eerlijke aardse bezigheden heilig kunnen worden: de heiligheid is mogelijk.” Dit schreef de zalige Escrivá op 24 maart 1930. Zijn honderdste geboortedag is op 9 januari gevierd. Het Opus Dei wijdde in Rome van 8 tot 12 januari een internationaal congres aan zijn stichter met als thema “De grootsheid van het gewone leven”. (…)

Een van de sprekers op het congres was mgr. Fernando Ocáriz (58), vicaris-generaal van de prelatuur. Wij spraken met hem over de verhouding tussen het Opus Dei, de Kerk en de politiek in enkele uitspraken van de zalige Jozefmaria Escrivá, en in het bijzonder wat de zalige bedoelde met “gezond antiklerikalisme”.

In uw lezing tijdens het congres sprak u over het gedachtengoed van de zalige Escrivá met betrekking tot een centraal thema in het leven van de gelovige leek: zijn plaats in de maatschappij. De zalige zegt bijvoorbeeld in zijn bekende homilie “De wereld hartstochtelijk beminnen” dat het nodig is om ook in politieke kwesties een ‘laïcale mentaliteit’ te hebben. Wat betekent dat?

Het betekent volgens mij de consequenties van de roeping van de lekengelovige ten volle begrijpen. Het Tweede Vaticaans Concilie leert dat de leken de specifieke taak hebben “het Rijk Gods te zoeken door de tijdelijke zaken te behartigen en ze op God te oriënteren”. Een gelovige treedt in de politiek op met het verantwoordelijkheidsbesef van een goede burger en de opdrachtszin van een overtuigde christen. In het onderricht van de zalige Jozefmaria staat de lekenmentaliteit even ver af van het laïcisme als van het klerikalisme. Wie met deze mentaliteit handelt, beseft dat hij de tijdelijke zaken (beroep, sociale kwesties, politiek…) zowel met professionaliteit als met christelijke geest moet behartigen. Dat wil zeggen, volgens de wil van God en in dienst van de naaste.

Een van de gevolgen van een consequente ‘laïcale mentaliteit’ op politiek vlak is volgens de zalige Escrivá “het eerlijk genoeg zijn om de eigen verantwoordelijkheid te dragen”. Wat houdt dat in de praktijk in?

Het houdt in dat je de gevolgen van je eigen beslissingen niet op de ander of op de Kerk afschuift. Het betekent volgens mij ook dat je niet bang bent om duidelijk voor de waarheid en de rechtvaardigheid uit te komen, ook als je hiermee tegen de stroom in moet gaan of zelfs je beroeps- of politieke carrière op het spel moet zetten. Een katholieke gelovige moet altijd proberen de eendracht te bevorderen en ook de rust en openheid in het debat, maar niet in de zin dat hij hiermee zijn geloof reduceert tot de privé-sfeer. Dat zou namelijk het welzijn van de maatschappij in gevaar brengen.

Een andere consequentie volgens de zalige Escrivá is “katholiek genoeg zijn om je niet van onze Moeder de Kerk te bedienen door haar bij zuiver menselijke partijbelangen te betrekken”. Wat bedoelt hij met deze woorden? Dat je afstand moet nemen van de confessioneel-katholieke partijen?

“Zich niet van de Kerk bedienen” wil niet zeggen dat er in beginsel geen katholieke partijen kunnen bestaan. Het wil de katholieken die in de politiek actief zijn, maar ook de niet-katholieken, eraan herinneren dat het niet juist is de Kerk te betrekken bij de verdediging van partijpolitieke belangen. De vrijheid van de Kerk bij het volbrengen van haar missie moet gerespecteerd worden. Daarnaast bestaat er een legitieme autonomie in tijdelijke zaken. De leken behoren deze zaken te heiligen zonder zich van de Kerk te bedienen: van haar moeten zij niets meer en niets minder dan het woord van God en de sacramenten verwachten. Dit alles betekent tevens dat de vrijheid van iedere gelovige om zijn mening te hebben in de zaken die de Heer aan de vrije keuze van de mens heeft overgelaten, verdedigd moet worden. Dit is een ander aspect waarin het onderricht van de zalige Jozefmaria heel duidelijk is: hij benadrukt dat niemand het geloof tot een aardse ideologie mag reduceren. Het is onjuist anderen te diskwalificeren omdat zij anders denken in zaken waarin, vanuit een christelijke invalshoek, verschillende oplossingen mogelijk zijn.

Het spiritualisme, het materialisme en het klerikalisme zijn enkele barrières voor een ware lekenmentaliteit. Wat het klerikalisme betreft, in uw lezing sprak u over een ‘gezond antiklerikalisme’, dat door de zalige werd aangemoedigd. In welke zin kan men een ‘gezond antiklerikalisme’ in praktijk brengen?

Het ‘gezonde’ antiklerikalisme komt voort, in tegenstelling tot het ‘slechte’ antiklerikalisme, uit de liefde tot de Kerk en in het bijzonder tot het priesterschap. Deze liefde gaat gepaard met een juist begrip van de kerkelijke rol van de leken. Het ‘gezonde’ antiklerikalisme heeft tal van praktische gevolgen die in tegenspraak zijn met de verschillende vormen van klerikalisme. Een van de belangrijkste implicaties is volgens mij dat een sacrale zending niet mag worden gebruikt voor tijdelijke doelen. Dit geldt zowel voor het handelen van de lekengelovige als van de priester.

Kunt u dit verder preciseren?

De leek mag zich bijvoorbeeld niet van de kerkelijke hiërarchie bedienen, en evenmin van het simpele feit dat hij katholiek is, om niet verdiende beroepsvoordelen te verkrijgen. Op dezelfde manier mag de priester de taak van de leken niet beperken tot die van eenvoudige hulp in kerkelijke zaken. De medewerking van de leken in de priesterlijke taken is binnen bepaalde grenzen zeker mogelijk en soms zelfs opportuun. Maar de zalige Jozefmaria wees in lijn met Vaticanum II erop dat de deelname aan de taken van de gewijde bedienaren niet het kenmerk van de leek is. Eigen aan de leek is het vrij en verantwoordelijk optreden in de tijdelijke structuren, door die te bezielen met het zuurdeeg van de christelijke boodschap. Dit betekent overigens niet dat er een scheiding, en nog minder een tegenstelling, bestaat tussen de taak van de herders en die van de leken.

Zou de zalige Escrivá de aanwijzingen van de herders van de Kerk inzake belangrijke morele en sociale politieke kwesties ook als klerikaal bestempelen?

Bepaald niet. Het uitoefenen van het leergezag is een integraal onderdeel van de zending van de bisschoppen. Zij hebben als taak het evangelie met al zijn morele en sociale implicaties te verkondigen. Onder normale omstandigheden zal hun onderricht zich natuurlijk concentreren op leerstellige beginselen en de praktische uitwerking daarvan. Om een voorbeeld te geven: op 28 januari jl. zei paus Johannes Paulus II in een toespraak dat de burgerlijke wet de onontbindbaarheid van het huwelijk moet verdedigen. Het zou absurd zijn hier van ‘klerikalisme’ te spreken. Van de andere kant kan het in bijzondere situaties gebeuren dat bisschoppen gehouden zijn de katholieken op te roepen tot een verenigd politiek optreden. Hoewel dat onder normale omstandigheden niet nodig is, kan die eenheid wel nodig zijn om de vrijheid van de Kerk te verdedigen wanneer die bedreigd wordt door totalitaire ideologieën. Als de bisschoppen van een land besluiten op die manier te handelen, zou dit niet van klerikalisme getuigen, maar van een consequente toepassing van een aspect van hun pastorale opdracht.

Kan het Opus Dei als een partij van katholieken worden beschouwd, ook al is deze niet geformaliseerd?

Nee, op geen enkele manier. Iedere gelovige van de prelatuur heeft zijn eigen opvattingen over politiek, wetenschap, cultuur, kunst, etc. en geniet dezelfde vrijheid als andere gelovige burgers. Op hem of haar rusten alleen de beperkingen die voortvloeien uit zijn of haar katholieke geloof. De zalige Jozefmaria zei dat wanneer er in het Opus Dei geprobeerd zou worden een bepaalde politieke lijn uit te zetten, hij de eerste zou zijn om het Werk te verlaten. Ook in theologische kwesties waarin vrijheid van opvatting bestaat verbood hij uitdrukkelijk dat het Opus Dei een eigen doctrine zou vormen. Wat het actieve lidmaatschap van politieke partijen betreft, bestaat er niet alleen in theorie maar ook in de praktijk een grote diversiteit onder de gelovigen van het Opus Dei.

Kunt u een concreet voorbeeld geven?

In de VS zijn er leden die sympathiseren met de democraten en anderen met de republikeinen. In Groot-Brittannië doet zich een vergelijkbare situatie voor met aanhangers van de conservatieven en van labour. In het Spanje van de jaren vijftig en zestig waren er naast leden die samen met veel andere katholieken samenwerkten met het regime van Franco ook leden die zich gedwongen zagen in ballingschap te gaan omdat zij in de oppositie zaten. De bedoeling van de gelovigen van de prelatuur was en is steeds zich zo goed mogelijk in te zetten voor de samenleving door de problemen met vakbekwaamheid en in het licht van het evangelie aan te pakken.

Giuseppe Rusconi // Tijdschrift Il Consulente RE (Milaan) - maart 2002