Een getuigenis vol hoop van een meervoudig verlamde priester

Luis de Moya, priester van het Opus Dei, is in 1991 slachtoffer geworden van een verkeersongeval. Hij overleeft dit op wonderbaarlijke wijze, maar zijn tweede halswervel is gebroken: hij heeft alle bewegingsvrijheid en ieder gevoel verloren.

Priester Luis de Moya woont in Pamplona, Spanje. Als hij mensen ontvangt op zijn kamer, zal men hem bezig zien met het beantwoorden van e-mails op zijn computer of het updaten van zijn webpagina: www.fluvium.org.

Zich bemind voelen

Veertien jaar na zijn ongeluk bevestigt hij op zachte toon dat “ieder menselijk wezen, ziek of gezond, jong of oud, dat hij een rolstoel nodig heeft of niet, een sfeer nodig heeft waarin hij zich geliefd kan voelen. Het is een behoefte van de mens te ervaren dat hij begrepen en geholpen wordt door de anderen. We hebben gevoelens en een hart, we verheugen ons over de goede berichten over anderen, en wij huilen met degenen die huilen. Dieren huilen niet, ze lachen niet; de mens wel.”

Het optimisme waarmee de priester zijn ziekte beleeft, verrast menigeen. Hij heeft eens verklaard dat hij zich voelde “als een miljonair die zojuist een briefje van vijf euro kwijt was”. Een verklaring die hij op een optimistische manier, met een ontwapenende eenvoud, uitlegt: “Ik kon me niet veroorloven om een in negatieve spiraal te belanden, door constant te denken aan mijn pech om slachtoffer te zijn geworden van een verkeersongeval. Ik wist dat ik door moest gaan met werken en mijn priesterambt beoefenen.” Onmiddellijk na zijn operatie heeft hij geprobeerd in te zien hoe “door te gaan met lesgeven en werken als studentenpastor aan de faculteit bouwkunde van de Universiteit van Navarra, en met andere priesters samen te werken aan de pastorale zorg voor de studenten.”

Niet zo van belang

In tegenstelling tot de indruk die hij kan wekken, beschrijft de priester zichzelf niet als een “marsmannetje”, en hij is zijn verstand niet kwijt. Hij is er zich wel degelijk van bewust dat hij “een ongeluk heeft gehad waardoor hij niet meer kan bewegen” en hij voegt eraan toe dat “het iets is dat niet zoveel belang heeft, zelfs al is het zwaar om elke dag te dragen. Het belangrijke is dat ik weet dat ik een kind van God ben. Ik weet dat God van me houdt, dat hij me nooit iets zal geven dat in zichzelf slecht is.

Als God het ongeluk, dat de oorzaak is van mijn letsel is, uit slechtheid toegelaten had, dan was hij wreed. Maar dat is in God onmogelijk. God is altijd goed en alles wat ik van Hem krijg is voor mijn bestwil en die van anderen. Daarom ga ik ervan uit dat ik slechts een briefje van weinig waarde ben kwijtgeraakt, vergeleken met de miljoenen die ik van Hem heb ontvangen en van Hem blijf ontvangen. Misschien denken we te weinig aan wat we zijn en wat we waard zijn: God heeft gewild dat we personen zijn. En de grootheid van de mens, de waardigheid van de persoon, bevindt zich niet in zijn vermogen om te bewegen. Hoeveel dieren zijn niet veel sneller en leniger dan wij! Maar ze redeneren niet, ze beminnen niet, ze hebben geen eeuwige bestemming in de Hemel.”

Voor de mensen die verlamd zijn… en hun familie

Als hij met de jaren van ervaring gekluisterd aan een rolstoel zou moeten spreken tot mensen die hetzelfde meemaken, zou hij ze aanmoedigen om “niet toe te geven aan de negatieve spiraal om telkens weer de ongelukken op te tellen waaronder jullie hebben geleden ten gevolge van dit dwaze ongeluk. Laat je niet overwinnen door luiheid, laat je niet gaan; ga niet binnen in die vicieuze cirkel: arme ik, wat ben ik veel kwijt, wat zal ik allemaal niet meer kunnen doen… Integendeel, ik moedig jullie aan te werken, activiteiten te zoeken, jezelf dwingen een rooster te volgen, zonder deze activiteiten te beschouwen als tijdverdrijf of alleen vermaak. Denk aan wat je nog hebt en aan de manier om dit vrucht te laten dragen. Er is genoeg te doen om actief te blijven”.

De families en degenen die zorg dragen voor de slachtoffers, moedigt hij aan “de persoon die aan jullie zorg is toevertrouwd al zijn waardigheid te geven , want het is een echte schat. Die persoon zal jullie helpen om voor anderen te werken, om aan het leven al haar waarde te geven. Wie liefde geeft, ontvangt liefde. Jullie zullen meer mens worden, meer begrip krijgen. Ik zou jullie aanraden om de verantwoordelijkheid te voelen om degene die het zo nodig heeft echt lief te hebben. Wees ervan overtuigd dat hierin en meer dan in wat dan ook, de waardigheid schuilt van ieder mens”.