Jezus stelt de Eucharistie in

“Ik dank de Heer voor de vruchten van dit rozenkransjaar dat de aandacht voor dit tegelijk eenvoudige en diepgaande gebed aanzienlijk heeft vergroot”, aldus Johannes Paulus II op 6 oktober 2003. in Pompeï. Teksten van de heilige Jozefmaria over het vijfde lichtende geheim.

Toen de tijd aangebroken was, ging Hij met de apos telen aan tafel aanliggen. Hij sprak nu tot hen: 'Vurig heb ik verlangd, eer Ik ga lijden, dit paasmaal met u te eten. Want Ik zeg u: Ik zal het niet meer eten, totdat het zijn vervulling vindt in het Rijk Gods.' Daarop nam Hij een beker, sprak een dankgebed uit en zei: 'Neemt die beker en deelt hem samen. Want Ik zeg u: Van dit ogenblik af drink Ik niet meer van wat de wijnstok voortbrengt, totdat het Rijk Gods is gekomen.' Daarop nam Hij het brood, sprak een dankgebed uit, brak het en gaf het hun met de woorden: 'Dit is mijn Lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot een gedachtenis aan Mij.' Evenzo gaf Hij de beker, na de maaltijd, terwijl Hij sprak: 'Deze beker is het Nieuwe Verbond in mijn Bloed, dat voor u wordt vergoten. Lc. 22, 14-20.

TEKSTEN VAN DE HEILIGE JOZEFMARIA:

Het paasfeest was ophanden. Jezus, die wist dat zijn uur gekomen was om uit deze wereld over te gaan naar de Vader en die de zijnen in de wereld bemind had, gaf hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe (Joh. 13,1).

De nacht viel over de wereld, want de oude riten, de tekenen die God in vroeger tijden in zijn oneindige barmhartigheid aan de mensheid gegeven had, stonden op het punt zich in hun volheid te ontplooien. Zo zou de weg opengelegd worden naar de echte dageraad: het nieuwe Pasen. De Eucharistie werd in de nacht ingesteld, als voorbereiding op de morgen van de Verrijzenis.

Jezus is in de Eucharistie gebleven uit liefde… voor jou.

Hij bleef, hoewel Hij wist hoe de mensen Hem zouden ontvangen… en hoe jij Hem ontvangt.

Hij bleef om voedsel voor jou te zijn, en opdat je Hem opzoekt en Hem vertelt wat je bezighoudt. Hij bleef opdat je, door te bidden bij het tabernakel en door de heilige communie, elke dag meer van Hem gaat houden en bereikt dat veel, heel veel andere mensen dezelfde weg volgen.

Goed kind, kijk eens hoe verliefde mensen hier op aarde de bloemen, de brief of een aandenken van hun geliefde kussen…!

En jij, zou je ooit kunnen vergeten dat je Hij altijd bij je is…? Ja, Hij! Zou je ooit kunnen vergeten… dat Hij zich als spijs geeft aan jou?

Heer, laat ik niet opnieuw laag bij de grond fladderen. Laat de stralen van de goddelijke zon – Christus in de Eucharistie – mijn leven altijd verlichten! Laat mijn vlucht niet onderbroken worden tot ik rust vind bij uw Hart. De Heilige Rozenkrans, supplement, 4e geheim van het licht.

Laten we aan de heilige Geest vragen ons te helpen om elke uitdrukking en elk gebaar van Jezus te begrijpen, omdat wij een bovennatuurlijk leven willen leiden, omdat de Heer ons gezegd heeft dat Hij zich als voedsel wil geven voor onze ziel en omdat wij erkennen dat alleen Hij woorden van eeuwig leven heeft (Joh 6, 69).

Het geloof laat ons met Simon Petrus belijden: Wij geloven en weten dat Gij de Christus zijt, de zoon van God (Joh 6, 70). En door het geloof dat met onze vroomheid versmolten is, durven wij op deze heilige momenten het stoutmoedige voorbeeld van Johannes te volgen en ons hoofd tegen de borst van de Meester te leggen (zie Joh 13, 25) die — zoals we zojuist hebben gehoord — de zijnen vurig liefhad en in zijn liefde tot het uiterste ging.

Alles wat gezegd kan worden om, al is het maar bij benadering, het mysterie van Witte Donderdag uit te leggen, is heel armzalig. We kunnen ons wel enigszins een voorstelling maken van de gevoelens van het hart van Jezus op die avond, de laatste die Hij met de zijnen doorbracht, vóór het offer van Calvarië.

We kunnen denken aan een heel menselijke ervaring zoals het afscheid van twee mensen die van elkaar houden. Ze zouden voor altijd bij elkaar willen blijven, maar de plicht of wat het ook mag zijn dwingt hen uit elkaar te gaan. Wat zij het liefst willen, kan niet. Hoe groot de menselijke liefde ook is, zij stuit op grenzen, en ze moet de toevlucht nemen tot symbolen. De personen die afscheid nemen kunnen elkaar een aandenken geven, misschien een foto waarop ze zulke warme woorden schrijven dat het je verbaast dat het papier niet vlam vat. Maar meer ook niet, want schepselen zijn niet bij machte al hun wensen te verwezenlijken.

Wat wij niet kunnen, kan God wel. Jezus Christus, volmaakt God en volmaakt mens, laat geen symbool achter, maar een werkelijkheid. Hij blijft. Hij zal naar de Vader gaan, maar Hij zal ook onder de mensen blijven. Hij geeft ons geen cadeau dat de herinnering aan Hem wakker houdt, geen afbeelding waarvan de contouren na verloop van tijd verbleken, of een foto die al snel vervaagt en vergeelt en die geen betekenis heeft voor iemand die niet aanwezig was. Hij is onder de gedaanten van brood en wijn werkelijk aanwezig, met zijn Lichaam, zijn Bloed, zijn Ziel en zijn Godheid. Christus Komt Langs, nr. 83.

Boven alles moeten wij van de heilige Mis houden en die centraal stellen in onze dag. Zullen we, als we de Mis goed bijwonen, de rest van de dag niet met onze gedachten bij de Heer zijn, met de vurige wens bij Hem te blijven, te werken zoals Hij werkte en lief te hebben zoals Hij liefhad? Zo leren we Hem ook voor een andere attentie te bedanken: dat Hij zijn aanwezigheid niet heeft willen beperken tot het moment van het misoffer, maar besloten heeft in de heilige hostie te blijven die in het tabernakel wordt bewaard.

Ik wil jullie zeggen dat het tabernakel voor mij altijd als Betanië is geweest, het rustige en vredige oord waar Christus verblijft en waar we eenvoudig en ongedwongen onze zorgen, ons leed, onze aspiraties en onze vreugde aan Hem kunnen toevertrouwen, zoals zijn vrienden Marta, Maria en Lazarus deden. Daarom ben ik blij als ik het silhouet van een kerk ontdek als ik door de straten van een stad of dorp loop, al is het maar in de verte: daar is nog een tabernakel, weer een gelegenheid om de ziel te laten uitvliegen in het verlangen even bij Onze Lieve Heer in het heilig sacrament te zijn. Christus Komt Langs, nr. 154.