Hoe stond Jezus tegenover boete?

Een van de 50 meest gestelde vragen over Jezus Christus en de Kerk, beantwoord door een team van wetenschappers van de faculteiten geschiedenis en theologie van de Universiteit van Navarra. Juan Chapa is gepromoveerd in de theologie aan de Universiteit van Navarra.

Net als in andere godsdiensten waren boetepraktijken diep geworteld in het leven van het volk Israël. Bidden, geven van aalmoezen, vasten, het hoofd met as bedekken, het dragen van een grove en ruw geweven kleding waren enkele van de vele manieren waarop de Israëlieten blijk gaven van hun verlangen om hun leven te heroriënteren en zich tot God te bekeren (vgl. Tb 12,8; Js 58,5; Joël 2,12-13; Dn 9,3 enz.).

Het Koninkrijk van God stond centraal in Jezus' prediking, zoals historici en Schriftgeleerden unaniem aangeven, en hij eiste altijd bekering als essentieel onderdeel van de verkondiging van het Koninkrijk: “De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap” (Mc 1,15). De bekering en boete waartoe Jezus zijn toehoorders oproept, vereisen een diepgaande verandering van hart en een overeenkomstige verandering van leven. Brengt dus vruchten voort die passen bij bekering (Mt 3,8).

Met andere woorden, boete doen is pas iets authentieks en effectiefs als het vertaald wordt in daden en gebaren. In feite heeft Jezus door zijn eigen boetvaardig leven laten zien dat het Koninkrijk van God en boete niet van elkaar kunnen worden gescheiden. Hij beoefende het vasten (Mt 4,2), deed afstand van het comfort van een vaste rustplaats (Mt 8,20), bracht hele nachten door in gebed (Lc 6,12) en gaf bovenal vrijwillig zijn leven aan het Kruis.

De eerste leerlingen van Jezus, die zijn leer volgden, begrepen dat het volgen van Christus betekende, dat zij zijn houding moesten navolgen. Onder de evangelisten benadrukt Lucas het sterkst de noodzaak van de christen om te leven zoals Christus leefde en elke dag zijn kruis op te nemen, zoals Jezus aan zijn leerlingen had gevraagd: “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen” (Lc 9,23). De eerste christenen bleven naar de tempel gaan om te bidden (Handelingen 3,1) en om boete te doen, zoals vasten (Handelingen 13,2-3). Bovendien volgden zij Jezus' uitdrukkelijke instructies met betrekking tot het vasten: “Wanneer gij vast, zet dan geen somber gezicht zoals de schijnheiligen; zij verstrakken hun gezicht om de mensen te tonen dat zij aan het vasten zijn. Voorwaar, Ik zeg u: Zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als gij vast, zalft dan uw hoofd en wast uw gezicht, om niet aan de mensen te laten zien dat gij vast, maar vast voor uw Vader die in het verborgene is en uw Vader die in het verborgene ziet, zal het u vergelden” (Mt 6,16-18).

In het licht van de immense verlossende waarde van Christus' kruisdood begrepen de christenen vanaf het begin dat lijden en boete doen – vooral vasten, bidden en aalmoezen geven – integraal deel uitmaakten van echte bekering. Meer nog, zij konden met Jezus worden geassocieerd als een instrument om deel te nemen aan het offer van Christus en met Hem mee te leven. Zo blijft de Kerk beleven wat Paulus schreef: “Op het ogenblik verheug ik mij dat ik voor u mag lijden en in mijn lichaam aanvullen wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van de Christus, ten bate van zijn lichaam, dat is de Kerk” (Kol 1,24).


Aanvulling

  1. Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk – Jongerencatechismus van de Katholieke Kerk – Youcat (nr. 230): 
    Wat is boete? Boete is het herstellen van een begaan onrecht. Boete mag niet alleen in ons hoofd plaatsvinden, maar moet tot uiting komen in daden van liefde en inzet voor anderen. Ook door te bidden, vasten en armen geestelijk en materieel te ondersteunen, kan men boete doen.
    Boete wordt vaak verkeerd begrepen. Het heeft niets te maken met zelfbeschuldiging en schuldcomplexen. Boete is niet piekeren over hoe slecht ik ben. Boete bevrijdt en bemoedigt ons om opnieuw te beginnen.
  2. Catechismus van de Katholieke Kerk (nr. 1434): De innerlijke boetvaardigheid van de christen kan zich op uiteenlopende wijzen uiten. De Schrift en de Kerkvaders leggen vooral op drie vormen de nadruk: het vasten, het gebed en de aalmoes (Tobit. 12, 8; Mt. 6, 1-18) het zijn uitdrukkingen van onze bekering in onze relatie tot onszelf, tot God en tot de anderen. Naast de grondige zuivering die het doopsel of het martelaarschap bewerken, noemen zij als middel om vergiffenis van de zonden te verkrijgen: de inspanning om zich met zijn naaste te verzoenen, de tranen van boete, de zorg voor het heil van de naaste (Jak. 5, 20) de voorspraak van de heiligen en de naastenliefde "die tal van zonden bedekt" (1 Pt. 4, 8).

Juan Chapa