‘Het is de moeite waard’ (V): In zijn oorspronkelijke zuiverheid, in zijn stralende nieuwheid

Onze Heer heeft beloofd dat de Heilige Geest zijn Kerk zou leiden zodat zij trouw zou zijn, dat wil zeggen, erop gericht in een permanente dialoog met elk tijdperk door te geven wat zij had ontvangen. Dat is ook de manier waarop het Opus Dei door de geschiedenis heen voortgaat.

‘Dit heb Ik u gezegd, opdat wanneer de tijd hiervan aanbreekt, gij u zoudt herinneren dat Ik het u gezegd heb’ (Joh 16,4). Deze woorden die Jezus uitspreekt tijdens het Laatste Avondmaal zijn duidelijk gericht op de toekomst: ze laten ons vandaag zijn priesterlijk gebed lezen als gericht aan ons, als een soort altijd levend testament. Een groot deel van wat de Heer in die laatste momenten aan zijn leerlingen toevertrouwt, heeft betrekking op de zending van de Heilige Geest: ‘Wanneer Hij echter komt, de Geest der waarheid, zal Hij u tot de volle waarheid brengen; Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar spreken al wat Hij hoort en u de komende dingen aankondigen’ (Joh. 16,13). Deze verwachting van de toekomst zou ons ertoe moeten aanzetten ons steeds af te vragen: ‘Wat verwacht de Heer vandaag van ons, christenen?’ Dat is de vraag die de prelaat van het Opus Dei zichzelf enkele maanden nadat hij deze opdracht van de Heer had gekregen stelde. En hij antwoordde: ‘Dat wij aan de onrust en de behoeften van de mensen tegemoet komen, door allen het Evangelie te brengen in zijn oorspronkelijke zuiverheid en tegelijkertijd in zijn stralende nieuwheid.’[1]

God blijft zich aan de mensheid geven

Het lijden, de dood en de verrijzenis van Jezus, de kern van Gods Openbaring aan de mensheid, hebben op een specifieke plaats en op een specifiek historisch moment plaatsgevonden. Het zijn echter geen gebeurtenissen die geschiedenis zijn geworden, zoals met al het overige het geval is: het paasmysterie blijft ook vandaag vrucht dragen. In feite is de Eucharistie, die de sacramentele vorm van die gebeurtenissen is, niet slechts een herinnering, maar een gedachtenis,in de bijbelse betekenis van de uitdrukking: de Eucharistie maakt dit mysterie aanwezig in alle tijden; zij is een geschenk ─traditio ─ van de barmhartige liefde van de Vader voor de wereld. De Eucharistie stelt een concrete historische gebeurtenis opnieuw tegenwoordig, maar ze laat ons tegelijkertijd zien dat de waarde van Pasen door de barrières van de tijd heen breekt om in onze eigen tijd te worden ingevoegd. En dit geldt niet alleen voor deze kern van Gods openbaring, maar op een bepaalde manier voor alle onderrichtingen van Jezus: Hij vertrouwt ons de taak toe om deze Blijde Boodschap op elk moment van de geschiedenis ─ tradere ─ door te geven (vgl. Mt 28,19-20).

Deze zending, waardoor ‘de Kerk in haar leer, leven en eredienst alles wat zijzelf is, alles wat zij gelooft bestendigt en doorgeeft aan alle geslachten’[2] impliceert noodzakelijkerwijs een vooruitgang. Hoewel dit begrip vaak wordt beschouwd als tegengesteld aan dat van traditie, is dit een misverstand. In werkelijkheid drukken beide een harmonieuze beweging uit: zowel traditie als vooruitgang duiden op openheid tegenover de geschiedenis. En dat is wat de Kerk doet als ze voortgaat haar leven te geven aan de mensen van alle tijden. De hoofdrolspeler van deze traditie, van dit doorgeven, is de Heilige Geest, die de woorden van Jezus in de geschiedenis eeuwig maakt; en Hij is eveneens de hoofdrolspeler van de vooruitgang, vooral door middel van het leven van ieder van de heiligen, ‘waardoor steeds nieuwe aspecten van de evangelieboodschap ontdekt en bekend gemaakt worden’.[3]

De frisheid van het begin

Deze manier van zijn van de Kerk wordt overgenomen in elk van de levende ledematen die samen het ene Lichaam van Christus vormen. Daarom is het ook de manier van zijn van het Opus Dei, ‘zo oud als het Evangelie en als het Evangelie zo nieuw’.[4] In het Werk, net als in de Kerk, vormen traditie en vooruitgang een harmonieus geheel, zoals ook heiligheid en apostolaat samengaan. De heiligheid komt tot uiting in de trouw aan een van God ontvangen geest, en het apostolaat ontwikkelt zich te midden van een noodzakelijkerwijs veranderende wereld. Deze harmonie is vrucht van de Heilige Geest, die ons aanspoort om zowel de leringen die we hebben ontvangen te waarderen alsook ons enthousiasme om nieuwe wegen te openen om het Evangelie in de harten van alle mensen van onze tijd te brengen.

Als wat wordt doorgegeven een leven is, een geest, een manier van zijn, wordt de trouw noodzakelijkerwijs bereikt door open te staan naar de geschiedenis. Wat de Kerk aan elk tijdperk geeft zijn geen objecten, levenloze dingen, maar een levende vorm, de vorm van Christus die geroepen is om elke cultuur van binnenuit om te vormen. Wie bij de verkondiging van het Evangelie de historische situatie van zijn gesprekspartner en de historische situatie van de samenleving waarin hij zich beweegt niet zou willen begrijpen, door zich alleen maar bezig te houden met het onderwijzen van een abstracte leer, alsof die voor eens en voor altijd vaststaat, die zou de boodschap van Jezus Christus niet trouw overbrengen.

In de traditio evangelii, de overdracht van het Evangelie, lijkt de trouw op de continuïteit van een levende, stromende rivier, die ons in contact brengt met de frisheid van de bron. Benedictus XVI heeft uitgelegd hoe de Heilige Geest zorgt voor ‘de band tussen de ervaring van het apostolisch geloof, beleefd in de oorspronkelijke gemeenschap van leerlingen, en de huidige ervaring van Christus in zijn Kerk. (...) De traditie ─ vervolgde hij ─ is geen overdracht van dingen of woorden, een verzameling dode dingen. De traditie is de levende rivier die ons verbindt met de oorsprong, de levende rivier waarin de bron altijd aanwezig is’.[5] Het Opus Dei geeft aan de wereld een geest door, een christelijke manier van leven, een besef van de diepe kinderlijke relatie met God die zijn oorsprong vindt in het Doopsel. Deze geest, net als de Traditie van de Kerk waarvan zij deel uitmaakt, kan en mag niet in al haar aspecten worden vastgelegd en gespecificeerd. Bovendien zal een bepaalde vorm van concretisering op dit moment niet noodzakelijkerwijs ook morgen geldig blijven, want wat in de loop van de tijd wordt overgedragen is niet zozeer dat als wel een geest van kindschap waardoor we in Christus leven en die in staat is om leven te geven in elke nieuwe situatie die de geschiedenis ons biedt. Zoals Paus Franciscus heeft geschreven: ‘Telkens wanneer wij trachten naar de bron terug te keren en de oorspronkelijke frisheid van het Evangelie terug te krijgen, verschijnen er nieuwe wegen, creatieve methoden, andere uitdrukkingsvormen, meer welsprekende tekenen, woorden die vol zijn van een vernieuwde betekenis voor de huidige wereld.’[6]

Een aggiornamento in ons persoonlijk leven

Jezus gaf zijn leerlingen de opdracht om alle mensen en volkeren te bereiken door hun cultuur en context te kennen. Om deze uitdaging uit te drukken, wordt vaak het Italiaanse woord aggiornamento gebruikt, dat letterlijk zich vernieuwen, actueel zijn, betekent. Het woord werd bijvoorbeeld gebruikt door de heilige Johannes XXIII en zijn opvolgers om te verwijzen naar de zending van het 2e Vaticaans Concilie. Op zichzelf drukt de term de zorg uit om niet aan actualiteit in te boeten, om aan te sluiten bij wat de mensen begrijpen of ervaren. Er waren echter mensen die de betekenis ervan verarmden door ervoor te pleiten dat de Kerk een ‘inhaalslag’ zou maken, in de zin van zich zonder meer aanpassen aan de omstandigheden van de tijd, als iemand die zijn boodschap ‘afstemt op’ de eisen van allerlei nieuwe ontwikkelingen, waardoor uiteindelijk de boodschap zelf verloren gaat.

De heilige Jozefmaria reageerde onmiddellijk op deze tweede interpretatie van de uitdrukking. Bij verschillende gelegenheden waarschuwde hij dat het niet de Kerk is die zich aan de tijd moet aanpassen, maar dat het elk tijdperk is dat de reddende boodschap van Jezus Christus moet ontdekken: ‘Het aggiornamento ─ zo zei hij ─ moet vooral in het persoonlijke leven verwezenlijkt worden om het in overeenstemming te brengen met die oude nieuwheid van het evangelie.’[7] Hij voegde er nog aan toe dat iemand die de geest van het Opus Dei beleeft, in de mate waarin hij midden in de wereld werkt en volledig is opgenomen in de processen van de samenleving, vanzelfsprekend bij de tijd zou moeten zijn, aggiornato, en zo ook zijn zending zou moeten actualiseren. Deze dynamiek van de trouw, zo heeft de prelaat van het Opus Dei uitgelegd, vindt vooral plaats als een ‘vanzelfsprekende aggiornamento’: die van een persoon die de geest belichaamt die door de heilige Jozefmaria is doorgegeven. ‘Vooral op het gebied van het persoonlijk apostolaat ─ dat het belangrijkste is in het Werk ─ en het in christelijke zin oriëntatie geven aan beroepen, instellingen en menselijke structuren, trachten wij initiatief en creativiteit in te zetten; zo komen we met velen tot oprechte vriendschap en verspreiden we het licht van het evangelie in de samenleving.’[8] De personen die de geest van het Opus Dei proberen te belichamen, beleven gewoonlijk uit de aard van hun roeping deze ‘creatieve continuïteit’. Deze houding komt echter niet vanzelf: om creatief te zijn, is het nodig om ‘de tijd waarin wij leven diepgaand te kennen, evenals de dynamiek die er is, de specifieke mogelijkheden die haar kenmerken, en de beperkingen en de soms ernstige onrechtvaardigheden waardoor deze tijd geteisterd wordt’.[9] Terwijl het idee van ‘aanpassing’ een reeks krachten suggereert die van buitenaf opkomen en vragen om te worden aangepast aan de nieuwe eisen van de tijd, wijzen uitdrukkingen als ‘dynamische trouw’ of ‘creatieve continuïteit’ eerder op een activiteit van binnenuit, vanuit een levendig innerlijk leven, waarbij iedereen creatief denkt en handelt, in een constante dialoog met de werkelijkheid die hem of haar omringt. Deze creativiteit is daarom nauw verbonden met ‘professionaliteit’ in de ware zin van het woord; ze stimuleert de intelligentie ─ intus legere, de binnenkant lezen ─ waarmee men in de dingen doordringt in plaats van aan de oppervlakte te blijven. Creativiteit is de vrucht van liefde voor de wereld en voor de mensen, omdat ze de inspanning inhoudt om nieuwe wegen te zoeken, zonder toe te geven aan het gemak van een letterlijke herhaling van wat al is verworven, hetgeen altijd minder veeleisend is voor jezelf en minder effectief voor anderen. Creativiteit tenslotte is de vrucht van een oprecht gebed: alleen door naar Jezus, het centrum van de geschiedenis, te kijken kunnen we nieuwe sleutels vinden om binnen te dringen in de harten van onze tijdgenoten.

De leerling zal grotere werken verrichten

Toen de heilige John Henry Newman bestudeerde hoe de christelijke leer zich in de loop van de tijd ontwikkelt, besefte hij dat de hele prediking van Jezus als een zaadje alles bevatte wat het christendom in de loop van de geschiedenis zou worden.[10] Zo kunnen we begrijpen hoe, net zoals een zaadje ontkiemt en zich ontwikkelt afhankelijk van de kwaliteit van de bodem, van de klimatologische omstandigheden en omgevingsfactoren, het christendom in de loop van de geschiedenis ogenschijnlijk ongekende verschijningsvormen heeft voortgebracht die in werkelijkheid niet totaal nieuw zijn, omdat ze al in aanleg in het zaadje zaten. Het is echter duidelijk dat die vruchten, met hun kleuren en geuren, de juiste tijd en gunstige omstandigheden nodig hadden om tot ontwikkeling te kunnen komen.

Het geloof van de eerste leerlingen in de werkelijke aanwezigheid van Christus' lichaam in de Eucharistie bijvoorbeeld was het zaad dat lange tijd later vrucht zou dragen in de vorm van de eucharistische aanbidding buiten de heilige Mis, in de bouw van kerken of in onze aanbidding bij de tabernakels. Dit alles kon echter pas tot wasdom komen toen in de 4e eeuw de christenen op de voorwaarden konden rekenen om de eucharistische eredienst te ontwikkelen. Elke nieuwigheid heeft haar kiem in het begin, toen de vrucht nog onzichtbaar was.

Iets soortgelijks gebeurt met de geest van het Werk. Zeker, de heilige Jozefmaria ontving de essentie van het charisma, de kern van wat in de loop van de tijd zou worden doorgegeven, maar hij kon niet voorzien wat er allemaal uit die boodschap zou voortkomen; al tijdens zijn leven ervoer hij deze realiteit vele malen en het is logisch dat dit door de eeuwen heen zo zou blijven. Hardop biddend tijdens zijn verblijf in het Gezantschap van Honduras in Madrid in 1937, drukte hij het zo uit: ‘Door de barmhartigheid van God ben ik de eerste schakel en jullie zijn ook eerste schakels in een ketting die door de eeuwen heen zonder einde zal doorgaan. Ik ben niet alleen; er zijn nu zielen ─ en er zullen er in de toekomst nog veel meer komen ─ die bereid zijn met mij te lijden, met mij te denken, met mij te delen in het leven dat God heeft geschonken aan dit lichaam van het Werk, dat nog maar net geboren is’.[11]

Mgr. Fernando Ocáriz heeft er in Madrid, bij een van zijn eerste reizen als Vader van deze familie, op gewezen dat elke nieuwe fase in het Opus Dei ‘voor ieder van ons een goede gelegenheid is om te overwegen opnieuw te beginnen, om met meer dankbaarheid en meer verantwoordelijkheid te beseffen dat het Werk in onze handen ligt’.[12] Deze dynamiek van het leven heeft Jezus in zijn priesterlijk gebed bij het Laatste Avondmaal al aan zijn leerlingen aangekondigd: ‘Wie in Mij gelooft, zal ook zelf de werken doen die Ik doe. Ja, grotere dan die zal hij doen’ (Joh 14,12). De nieuwheid van de continuïteit, waardoor de boom groeit en sterker wordt, is uiteindelijk het resultaat van de vereenzelviging met Jezus Christus en van de volgzaamheid aan zijn Geest. In Gods plan voor de mensheid zijn het de Zoon en de Heilige Geest die ons laten zien waarom de waarheid en de geschiedenis niet met elkaar in tegenspraak zijn: de Zoon, de Waarheid in eigen persoon, is degene naar wie de geschiedenis verwijst en van wie de hele geschiedenis haar betekenis ontvangt; en de Geest, die de Kerk op haar aardse reis leidt, is degene die ons naar de volledige waarheid zal leiden.


[1]Mgr. F. Ocáriz, bericht, 7-7-2017.

[2] 2e Vaticaans Concilie, Dei Verbum, nr. 8.

[3] Benedictus XVI, toespraak, 19-12-2009.

[4] Hl. Jozefmaria, Gesprekken, nr. 24.

[5] Benedictus XVI, algemene audiëntie, 26-4-2006.

[6] Paus Franciscus, apost. exh. Evangelii gaudium, nr. 11.

[7] Hl. Jozefmaria, Gesprekken, nr. 72.

[8] Mgr. F. Ocáriz, pastorale brief, 19-3-2022, nr. 10.

[9] Mgr. F. Ocáriz, bericht, 7-7-2017.

[10] Vgl. J.R. Newman, Essay over de ontwikkeling van de christelijke leer.

[11] Hl. Jozefmaria, Naar binnen groeien???, blz. 85.

[12] Mgr. F. Ocáriz, pastorale reis naar Madrid, 6/7-2017, op www.opusdei.org.

Giuseppe Tanzella-Nitti