Hem kennen en jezelf kennen (X): Jezus is heel dichtbij

De heilige Jozefmaria sprak altijd over een ‘‘quid divinum’’ – iets goddelijks – wat we om ons heen en in de dingen die we doen kunnen ontdekken. Dan gaat er voor ons een nieuwe dimensie open waarin we alles samen met God beleven.

“Iedere dag zie ik duidelijker hoe dicht Jezus op ieder moment bij mij is en ik vertel Hem voortdurend kleine dingen, die me al niet meer verbazen, maar waar ik Hem dankbaar voor ben en die ik voortdurend verwacht.”[1] De brief van de zalige Guadalupe waartoe het bovenstaande stukje behoort, moet in zijn eenvoud een grote vreugde zijn geweest voor degene voor wie hij bedoeld was, de heilige Jozefmaria. Guadalupe was nog maar twee jaar van het Opus Dei, maar uit deze regels blijkt dat ze geleerd had om voortdurend in de aanwezigheid van God te leven. Zo kunnen we “van ons gewone leven een voortdurend gebed maken.”[2]

Het is de leer van het Evangelie. Jezus sprak op verschillende manieren met zijn leerlingen over “de noodzaak om altijd te bidden en daarin niet te versagen” (Lc 18,1). Bij veel gelegenheden zien we Hem in de loop van de dag tot zijn Vader spreken, zoals tegenover het graf van Lazarus (vgl. Joh 11,41-42) of wanneer de apostelen vol vreugde terugkomen van hun eerste missie (vgl. Mt 11,25-26). Na zijn verrijzenis komt de Heer zijn leerlingen in heel verschillende omstandigheden tegemoet: wanneer ze vol droefheid weggaan, op weg naar Emmaus; als ze vol angst zijn, in de zaal van het Laatste Avondmaal; als ze teruggaan om te werken, aan het Meer van Galilea... En zelfs tijdens de momenten voordat Hij naar zijn Vader terugkeerde, verzekerde Jezus hen: “Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld” (Mt 28,20).

De eerste christenen waren zich heel bewust van deze nabijheid. Ze leerden alles te doen voor de eer van God, zoals de heilige Paulus aan de Romeinen schreef: “Zolang wij leven, leven wij voor de Heer, en sterven wij, dan sterven wij voor de Heer; of we leven of sterven, Hem behoren wij toe” (Rom 14,8-10; vgl. 1 Kor 10,31). En hoe zit het met ons? Is het in een wereld die zo snel is als de onze, zo vol met dingen om te doen, met deadlines, met verkeer en lawaai, mogelijk om voortdurend ons ‘gesprek in de hemel’ te houden?[3]

Om de juiste reden

Er zijn gesprekken vol stilte, zoals die van vrienden die samen een wandeling maken of van geliefden die elkaar in de ogen kijken. Ze hebben geen woorden nodig om te delen wat er in hun hart leeft. Er is echter geen gesprek zonder aandacht voor de persoon naast ons. De mobiele telefoons hebben in ons leven het vreemde verschijnsel geïntroduceerd. Soms zijn we met iemand aan het praten en lijkt het dat die persoon meer aandacht heeft voor een ander gesprek

De dialoog met God waartoe we geroepen zijn heeft juist met die aandacht te maken. Een aandacht die niet tot het gebed beperkt blijft, aangezien we God kunnen ontdekken in vele omstandigheden en activiteiten die ogenschijnlijk weinig met Hem te maken hebben. Iets dergelijks deden die steenhouwers die áchter de stenen die ze beitelden dingen zagen die heel anders waren dan het werk van hun handen, het voedsel voor hun gezin of de pracht van een kathedraal. Daarom sprak de heilige Jozefmaria over de noodzaak om “de theologale en kardinale deugden in de wereld te beoefenen en zo contemplatieve zielen te worden”.[4] Het gaat er niet alleen om, op een correcte manier te handelen, maar ook met een juiste motivering, hetgeen in dit geval is God te zoeken, lief te hebben en te dienen. Juist dat maakt de aanwezigheid van de Heilige Geest in onze ziel mogelijk, doordat Hij haar met de theologale deugden bezielt. Zo kunnen we in de duizend en één keuzes van elke dag God voor ogen blijven houden en ons gesprek met Hem levendig houden. Wanneer we 's morgens wakker worden om naar ons werk of onze les te gaan; als we onze kinderen naar school brengen of als we een klant helpen, kunnen we ons afvragen: Wat ben ik aan het doen? Wat beweegt me om het goed te doen? Het antwoord dat onmiddellijk zal opkomen zal min of meer diepgaand zijn, maar het kan in ieder geval een goede aanleiding zijn om eraan toe te voegen: Dank U, Heer, dat U op mij rekent. Ik wil U met deze activiteit graag dienen, en uw licht en uw vreugde geven aan deze wereld. Dan zal ons werk werkelijk uit liefde voortvloeien, een uiting zijn van liefde en gericht zijn op de liefde.[5]

“We zouden veel problemen kunnen opnoemen die vandaag de dag bestaan en die moeten worden opgelost, maar ze kunnen allemaal alleen opgelost worden als God in het middelpunt staat, als God opnieuw zichtbaar wordt in de wereld, als Hij beslissend wordt in ons leven en als Hij ook op een doorslaggevende manier door ons in de wereld binnenkomt.”[6] Midden in de wereld contemplatief zijn betekent dat God het centrum van ons bestaan inneemt, waar al het andere om draait. Met andere woorden, dat Hij de schat is waarop ons hart altijd is gericht, want al het andere interesseert ons alleen als het ons met Hem verenigt (vgl. Mt 6, 21).

Op deze manier zal ons werk gebed zijn, want we zullen daarin de opdracht kunnen zien die God ons heeft toevertrouwd om voor zijn schepping te zorgen en deze mooier te maken en anderen te dienen. Ons gezinsleven zal gebed zijn, want we zullen in onze huwelijkspartner en in onze kinderen (of in onze ouders) een geschenk zien dat God zelf ons heeft gegeven om ons aan hen weg te schenken, door ons altijd hun oneindige waardigheid te herinneren en hen te helpen groeien. Tenslotte is dat hetgeen Jezus in Nazareth zelf ook heeft gedaan. Met welke ogen zou Hij zijn dagelijks werk in de werkplaats van Jozef beschouwen? Welke verborgen betekenis zou dat dagelijks werk voor Hem hebben? En de duizend kleine bezigheden van het huiselijk leven? En alles wat Hij met zijn buren deelde?

Met de ogen van het geloof naar de dingen kijken, Gods liefde in ons leven ontdekken, betekent niet dat we niet beïnvloed zullen worden door de moeilijkheden: vermoeidheid, tegenslagen, hoofdpijn, verkeerde handelingen die andere mensen ons kunnen aandoen... Het is niet zo dat dit alles zal verdwijnen. Wat er gebeurt is dat we, als we gericht op God leven, zullen weten hoe we al deze feiten kunnen verenigen met het kruis van Christus, waar ze hun betekenis krijgen ten dienste van de verlossing. Een vernedering kan gebed zijn als ze dient om ons met Jezus te verenigen en zo een gelegenheid tot zuivering wordt. Hetzelfde kan gezegd worden van een ziekte of een mislukking in ons beroep. In alles kunnen we God ontmoeten, die de Heer van de geschiedenis is, en in alles kunnen we de zekerheid omarmen dat God altijd mogelijkheden voor de toekomst opent, want “in alles bevordert Hij het heil van die Hem liefhebben” (Rom 8,28).Zelfs een kleine tegenslag zoals een file op weg naar huis kan een gebed zijn, als we er een gelegenheid van maken om onze tijd in Gods handen te leggen... en om tot Hem te bidden voor degenen die door hetzelfde geluk getroffen worden.

Om de contemplatie in het gewone leven te bereiken hoeven we niet op het buitengewone te wachten. “We zijn vaak geneigd te denken dat de heiligheid alleen is voorbehouden aan hen die de mogelijkheid hebben afstand te nemen van hun gewone bezigheden, om zo veel tijd aan het gebed te kunnen besteden. Dat is niet zo. We zijn allemaal geroepen om heilig te worden door met liefde te leven en onze getuigenis aan te bieden in onze dagelijkse bezigheden, waar we ook zijn.”[7] De blik van het geloof maakt het mogelijk dat door de liefde ons hele leven in een voortdurend gesprek met God veranderd kan worden. Het is een blik die ons in staat stelt te leven met een grote realiteitszin, omdat hij ons die vierde dimensie onthult, die van het quid divinum – het goddelijk iets – dat in al het reële bestaat.

De ketel en de verbinding

“Wanneer de mens volledig in beslag genomen wordt door zijn wereld, door de materiële zaken, met wat hij kan doen, met alles wat haalbaar is en hem naar succes leidt, (...) dan verzwakt zijn vermogen om God te ontdekken, het orgaan om God te zien atrofieert, het kan niets meer waarnemen en wordt ongevoelig. Het neemt het goddelijke niet meer waar, omdat het overeenkomstige orgaan in die mens verzwakt is, of zich niet ontwikkeld heeft.”[8] Het tegenovergestelde is ook waar: het vermogen om met de ogen van het geloof naar de werkelijkheid te kijken kan worden gecultiveerd. Dat doen we in de eerste plaats als we om licht te vragen, zoals de apostelen deden: “Vermeerder ons geloof!” (Lc 17,5). En we doen het ook wanneer we in de loop van de dag even stil blijven staan om ons leven vóór de Heer te plaatsen. En al kunnen we de hele dag door bidden, toch “moet het gebedsleven kunnen steunen op de momenten die wij iedere dag uitsluitend bestemmen voor een ontmoeting met God.”[9] Kortom, om onze aandacht gewoonlijk op God gericht te houden, hebben we het nodig om een paar momenten uitsluitend aan God te wijden.

De heilige Jozefmaria heeft deze noodzaak een keer uitgelegd met het voorbeeld van de verwarming van een huis. “Als we een radiator hebben, betekent dat het warm wordt. Maar de kamer wordt alleen verwarmd als de ketel brandt… Dus we hebben de radiator altijd nodig, en ook een goed brandende de ketel, nietwaar? De tijden van gebed, als we ze goed verrichten, zijn de ketel. En verder is de radiator op elk moment, in elke kamer, op elke plaats, bij elk werk: de aanwezigheid van God.”[10] De ketel is net zo belangrijk als de radiatoren. We moeten er een paar momenten aan wijden om het vuur van Gods liefde in ons hart aan te steken en te voeden, zodat zijn warmte onze hele dag vult.

Een ander beeld dat ons kan helpen, is dat van de internetverbinding. We zullen vaak de moeite hebben gezien die veel mensen doen om afzondering te zoeken als ze wandelen of een weekend ver van de bewoonde wereld doorbrengen. Op dezelfde manier zorgen we ervoor dat de wifi op onze mobiele telefoon wordt geactiveerd, in de hoop dat deze verbinding maakt zodra er een bekend netwerk wordt gedetecteerd. Maar het feit dat de telefoon openstaat om een signaal te ontvangen, betekent niet dat dat automatisch gebeurt, of dat hij allerlei soorten berichten ontvangt. Het signaal komt de hele dag binnen, als we in de buurt van dit of dat netwerk zijn, en de berichten komen binnen als iemand ze verstuurt. Wij doen van onze kant wat we kunnen door onze mobiel te activeren en dan te wachten op berichten.

Op een analoge manier activeren we in onze tijden van gebed de wifi van onze ziel; we zeggen tegen God: “spreek, Heer, uw dienaar luistert” (1 Sam 3,9). Soms zal Hij op die momenten tot ons spreken, andere keren zullen wij zijn stem herkennen in de duizend details van onze dag. In ieder geval zijn die tijden van gebed een goede gelegenheid om alles wat we gedaan hebben of wat we gaan doen in zijn handen te leggen, hoewel we misschien op het moment zelf dat we het in praktijk brengen onze ogen niet op God gericht hebben. Bovendien is het feit dat we een paar ogenblikken per dag uitsluitend aan God hebben gewijd het beste teken dat we inderdaad naar Hem willen luisteren. Nu is het openen van ons hart, in tegenstelling tot wat er met de telefoon gebeurt, niet iets wat we als vanzelfsprekend kunnen beschouwen, wat we eens en voor altijd doen: we moeten ons er elke dag op instellen om naar God te luisteren, want “in het heden worden wij geconfronteerd met de tijd, niet gisteren en ook niet morgen, maar vandaag: ‘Luistert heden dan naar zijn stem: weest niet halsstarrig’(Ps 95,7-8).”[11] Als we deze dagelijkse inzet volhouden, kan God ons geweldig helpen om elke dag ons leven in zijn aanwezigheid te leiden. Andere keren zal het moeilijker zijn. Maar in ieder geval zullen we uit die momenten overvloedige kracht en hoop putten om met vreugde onze dagelijkse strijd, onze dagelijkse inspanning om het vuur aan te steken, om de verbinding te openen vol te houden.

In alles wat ons gebeurt

De woorden van de heilige Jozefmaria in de preek op de campus zijn bekend: “Mijn kinderen, daar, in jullie idealen, jullie werk en jullie liefde, dáár is de plaats van jullie dagelijkse ontmoeting met Christus. Daar, te midden van de meest materiële dingen, moeten wij ons heiligen door God en alle mensen te dienen.”[12] En hij voegde er meteen aan toe: “In het laboratorium, in de operatiekamer, in de kazerne of op de leerstoel van een universiteit, in de fabriek, in de werkplaats, op het land, in de huishouding, in heel dit immense panorama van het dagelijks werk wacht God elke dag weer op ons.”[13] In de talrijke activiteiten die onze dag vullen, verwacht God ons om een lieflijk gesprek met ons te voeren en zijn zending in de wereld ten uitvoer te brengen. Maar hoe kunnen we dat merken, hoe kunnen we dat beleven?

God wacht iedere dag op ons om rustig te spreken over wat ons leven vult, net als een vader of moeder die luistert naar de lange verhalen van hun kind van een paar jaar. Een klein kind vertelt bijna in realtime wat er op school is gebeurd. Het lijkt dat het het maximale wil halen uit zijn prachtige vermogen om zich wat het heeft meegemaakt te herinneren en mee te delen door de kleinste gebeurtenissen tot in detail te vertellen. En zijn ouders luisteren naar hem, en vragen hem hoe dit of dat is gebeurd, wat dat andere kind zei...

Net zo is God geïnteresseerd in alles wat ons gebeurt, met de bijzonderheid dat Hij het in tegenstelling tot de aardse ouders nooit moe wordt om naar ons te luisteren, nooit gewend raakt aan het feit dat we met Hem praten. Het is eerder zo dat wij het soms moe zijn om ons tot Hem te richten, zijn aanwezigheid te zoeken. Maar als we dat verlangen levend houden, “biedt alles – mensen, dingen, bezigheden – ons de gelegenheid en het thema voor een voortdurend gesprek met onze Heer”.[14] Alles kan een onderwerp van gesprek worden om met God te bespreken. Alles, absoluut alles, kunnen we met Hem delen.

Van de andere kant wacht God op ons in ons werk om in de wereld de verlossing te blijven verwezenlijken, dat wil zeggen om de wereld naar Hem toe te blijven trekken. Het gaat er niet om dat we naast ons dagelijks doen en laten vrome activiteiten inlassen, maar dat we proberen alle milieus van onze wereld naar God toe te brengen: het gezin, de politiek, de cultuur, de sport... alles. Om dit te doen moeten we in de eerste plaats zijn aanwezigheid op al deze plaatsen ontdekken. Kortom, het gaat erom ons werk te zien als een geschenk van God, als de concrete manier waarop we zijn opdracht uitvoeren om voor de wereld te zorgen, om de wereld te cultiveren en om de blijde boodschap te verkondigen dat God van ons houdt en ons zijn liefde aanbiedt. Vanuit deze ontdekking zullen we proberen dat al onze handelingen worden omgezet in een dienst aan de anderen, in een liefde zoals Jezus die ons laat zien en ons elke dag in de heilige Mis geeft. Door op deze manier te leven en al onze handelingen te verenigen met het offer van Christus, verwezenlijken we ten volle de zending die de Heer ons heeft willen geven voordat Hij naar de Vader terugkeerde (vgl. Joh 20,21).

Kort voor de zaligverklaring van Guadalupe Ortiz de Landázuri, vroeg men de prelaat in een interview wat de formule voor de heiligheid van die vrouw was. Hij vatte het in een paar regels samen: “De heiligheid is niet: het einde van het leven bereiken en dan volmaakt zijn, als een engel, maar de volheid van de liefde bereikt hebben. Zoals de heilige Jozefmaria zei, gaat het erom de strijd om het werk, het gewone leven, om te zetten in een ontmoeting met Jezus Christus en een dienst aan de anderen”.[15] De formule voor de heiligheid is dus samen te vatten in het feit dat alles gedaan wordt met dezelfde motivatie, dat alles hetzelfde doel heeft: met Christus te leven midden in de wereld en met Hem de wereld naar de Vader te brengen. En dat is mogelijk omdat Jezus heel dichtbij is.

Lucas Buch


[1] Guadalupe Ortiz de Landázuri, Brief aan de heilige Jozefmaria, 1-4-1946.

[2] Heilige Jozefmaria,Brief 24-3-1930.

[3] Heilige Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 300.

[4] Heilige Jozefmaria,Brief 8-12-1949, nr. 26.

[5] Vgl. heilige Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 48.

[6] Benedictus XVI, Homilie, 7-11-2006.

[7] Paus Franciscus, apostolische exhortatie Gaudete et exsultate, nr. 14.

[8] Benedictus XVI, Homilie, 7-11-2006. In de tekst refereert de Paus aan een tekst van de heilige Gregorius de Grote.

[9] Heilige Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 119.

[10] Heilige Jozefmaria, Aantekeningen van zijn prediking, 28-9-1973.

[11] Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 2659.

[12] Heilige Jozefmaria, Gesprekken, nr. 113.

[13] Ibid., nr. 114.

[14] Heilige Jozefmaria,Brief 11-3-1940, nr. 15.

[15] Mgr. Fernando Ocáriz, interview 13-5-2019.

Lucas Buch