Gij hebt het voor Mij gedaan

Een artikel over de lichamelijke werken van barmhartigheid, geschreven voor het Jubileum van Barmhartigheid in de Kerk. Zoals de heilige Jozefmaria schreef, "ziet Hem in een zieke", een gewaagde uitdrukking die de veeleisende woorden van onze Heer weerspiegelt: Voorwaar, Ik zeg u: … hebt gij voor Mij gedaan.

Onze God heeft zich niet beperkt tot zeggen dat hij van ons houdt. Hij is degene die ons gevormd heeft uit het stof van de aarde.[1] "Het waren Gods handen die ons gevormd hebben: God de kunstenaar."[2] Hij schiep ons naar zijn beeld en gelijkenis en werd zelfs "een van ons."[3] Het Woord werd vlees; hij werkte met zijn handen, droeg op zijn schouders het gewicht van de ellende van alle eeuwen en koos ervoor om de wonden van zijn passie voor altijd te bewaren als een blijvend teken van zijn standvastige liefde. Daarom noemen wij christenen onszelf niet alleen Gods kinderen, maar zijn we het ook echt.[4] Voor God en zijn kinderen zou de liefde “overigens nooit een abstract woord kunnen zijn. Van nature is zij concreet leven: bedoelingen, houdingen, gedragingen die in het dagelijks handelen werkelijkheid worden.”[5]

De heilige Jozefmaria waarschuwde ons voor het gevaar om het christendom te zien "als een geheel van praktijken en vroomheidoefeningen, zonder het verband te zien met het dagelijks leven, met de dringende noden van anderen en met de noodzaak om onrecht te bestrijden. Ik zou zeggen dat iemand met zo’n mentaliteit nog niet heeft begrepen wat het betekent dat de Zoon van God mens is geworden, dat Hij een lichaam, een ziel en de stem van een mens heeft aangenomen, dat Hij ons lot zó vergaand heeft gedeeld dat Hij de uiteindelijke vernietiging van de dood heeft ondergaan.”[6]

Geroepen tot barmhartigheid

In de scène van het Laatste Oordeel die Jezus in het Evangelie van Mattheüs beschrijft, zijn zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen verbaasd en vragen onze Heer wanneer het was dat ze hem hongerig, naakt of ziek zagen en hem ofwel hielpen ofwel weigerden dat te doen.[7] En onze Heer antwoordt: Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan.[8] Dit is niet zomaar een mooie zin, alsof onze Heer ons alleen maar aanmoedigt om hem te gedenken en zijn manier van barmhartigheid imiteren. Jezus kondigt plechtig aan: Voorwaar, Ik zeg u … hebt gij voor Mij gedaan. Hij "heeft Zich op de een of andere manier met ieder mens verenigd",[9] omdat Hij de liefde tot het uiterste brengt: Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.[10] Christen zijn betekent ingaan op Gods onvoorwaardelijke liefde, ons leven overgeven aan "de oneindige liefde van God."[11]

In de scène van het Laatste Oordeel spreekt onze Heer over honger, dorst, vreemdeling zijn, naaktheid, ziekte en gevangenschap.[12] De werken van barmhartigheid zijn hier al in grote lijnen aanwezig. De kerkvaders verwezen er vaak naar en begonnen met de nu bekende verdeling in lichamelijke en geestelijke werken van barmhartigheid, zonder te proberen elke vorm van menselijke nood uitputtend op te sommen. Na verloop van tijd werd de plicht om de doden te begraven toegevoegd aan de lichamelijke werken, samen met het geestelijke werk om te bidden voor de levenden en de doden.

In dit artikel zullen we deze werken de revue laten passeren en waarin de christelijke wijsheid onze roeping tot barmhartigheid heeft samengevat. Want het is inderdaad niets minder dan een roeping – en een universele – als onze Heer door de eeuwen heen tegen zijn leerlingen zegt: Weest barmhartig, zoals uw Vader barmhartig is.[13] De werken van barmhartigheid helpen ons deze roeping in concrete termen zichtbaar te maken. "Het zou mooi zijn dat u ze uit uw hoofd leert: dat is gemakkelijker om er werk van te maken!" stelde paus Franciscus voor.[14]

Solidariteit van mens tot mens

Als we om ons heen kijken, terwijl we de lichamelijke werken van barmhartigheid beschouwen, zouden we in eerste instantie kunnen denken dat in veel delen van de wereld de gelegenheden om ze in de praktijk te brengen niet vaak voorkomen. Eeuwen geleden was het menselijk leven veel meer blootgesteld aan de krachten van de natuur, menselijke grillen en lichamelijke zwakte. Vandaag de dag zijn er daarentegen veel landen waar het zelden nodig is om doden te begraven of daklozen onderdak te bieden (behalve in het geval van een noodsituatie of natuurramp), omdat overheidsorganisaties vaak in deze diensten voorzien. Toch is elk van deze werken van barmhartigheid op veel plaatsen nog steeds een dringende prioriteit. Zelfs in de meest ontwikkelde landen kan men, naast het vangnet van sociale voorzieningen, veel situaties van grote materiële armoede vinden: de zogenaamde "vierde wereld."[15]

We zijn allemaal geroepen om ons bewust te worden van deze pijnlijke realiteit en om na te denken over hoe we kunnen helpen om ze te verhelpen. "We moeten onze ogen openen en om ons heen kijken als we de oproep willen opmerken die God tot ons richt via de mensen met wie wij in contact zijn. Zij mogen ons niet onverschillig laten, we kunnen ons niet opsluiten in ons eigen kleine wereldje, want zo heeft Jezus niet geleefd. Het Evangelie spreekt dikwijls over zijn barmhartigheid, over zijn vermogen te delen in het verdriet en in de noden van zijn medemensen".[16]

De eerste stap in de lichamelijke werken van barmhartigheid is solidariteit met hen die lijden, zelfs als we hen niet kennen. "We zijn niet alleen begaan met de problemen van elke persoon; we voelen ons ook ten volle solidair met onze medeburgers in de calamiteiten en tegenslagen waaronder de hele samenleving lijdt en die ons op dezelfde manier treffen."[17] Op het eerste gezicht zou dit gevoel prijzenswaardig kunnen lijken, maar uiteindelijk niet erg nuttig. En toch is solidariteit de grond waarin barmhartigheid kan groeien en versterken. Het woord "solidariteit", afgeleid van het Latijnse woord solidum, duidt op de overtuiging tot een geheel te behoren, zodat we het wel en wee in het leven van andere mensen als het onze ervaren. Hoewel het woord betekenisvol is op louter menselijk niveau, krijgt het zijn volle kracht in het leven van een christen. Gij zijt niet van uzelf,[18] zegt Paulus tegen de Korintiërs, een uitspraak die vandaag de dag op mensen zou kunnen overkomen als een bedreiging van hun autonomie. Toch geeft het eenvoudigweg de gedachte weer die door recente pausen is geuit dat de mensheid, en in het bijzonder de Kerk, een "grote familie" is.[19]

De broederlijke liefde hoort bij de dingen die altijd moeten blijven … Denkt aan hen die gevangen zijn als waart ge met hen in de gevangenis, en aan hen die mishandeld worden, want ook gij hebt een lichaam.[20] Hoewel het menselijkerwijs niet mogelijk is om op de hoogte te blijven van ieders pijn en verdriet, noch om een oplossing te vinden voor elke materiële nood, kunnen wij christenen onze handen niet zomaar in onschuld wassen, omdat we liefhebben met Gods hart: Want God is groter dan ons hart en Hij weet alles.[21] Wanneer we tijdens de Heilige Mis God de Vader vragen dat wij “vernieuwd door het lichaam en bloed van uw Zoon, één lichaam worden bevonden en één zijn van geest in Christus”,[22] overwegen we de volheid van wat al een stil groeiende realiteit is, "als een bos, waar gezonde bomen solidariteit, gemeenschap, vertrouwen, steun, veiligheid, gelukkige soberheid, vriendschap bieden."[23]

Echte christelijke solidariteit krijgt vooral vorm in gebed. Meestal zullen we de vrucht van onze gebeden, die ook tot uiting komen in offers en het aanbieden van ons werk, niet zien, maar we zijn ervan overtuigd dat "dit alles onze wereld omringen als een vitale kracht."[24] Om dezelfde reden bevat het Romeinse Missaal een groot aantal missen voor verschillende noden, die overeenkomen met de intenties van alle werken van barmhartigheid. Het gebed van de gelovigen, aan het einde van de liturgie van het woord, wekt onze zorg voor al de gemeenten[25] en voor alle mannen en vrouwen, zodat we in staat zijn om met de heilige Paulus te zeggen: Niemand is zwak of ik ben het ook. Niemand komt ten val of het grijpt me in de ziel.[26]

Solidariteit komt ook tot uiting in "eenvoudige dagelijkse gebaren die breken met de logica van geweld, uitbuiting en egoïsme," die een uitdaging vormen voor "een wereld van overdreven consumptie" die tegelijkertijd "een wereld is die het leven in al zijn vormen mishandelt."[27] Vroeger was het in veel gezinnen de gewoonte om een stuk brood dat op de grond viel te kussen, als erkenning voor het werk dat gepaard ging met het verkrijgen van dit voedsel en als dank voor het feit dat men iets voedzaams te eten had. Het "voeden van de hongerigen" kan geconcretiseerd worden in het eten van wat ons wordt voorgezet, in het vermijden van kleine grillen tijdens de maaltijd, in het creatief gebruik maken van restjes. "De dorstigen te drinken geven" kan ertoe leiden dat we beter opletten dat we geen water verspillen, want dat is op veel plaatsen schaars.[28] "De naakten kleden" kan betekenen dat we ons meer inspannen om voor onze kleren te zorgen en ervoor te zorgen dat ze lang meegaan, dat we kleren doorgeven van de ene broer of zus aan de andere, dat we afzien van de laatste modetrends, enz. Deze kleine of minder kleine verzakingen kunnen ons aalmoezen geven om de behoeftigen vreugde te brengen, zoals de heilige Jozefmaria de jongens van Sint Raphaël leerde; of om bij te dragen aan fondsen voor humanitaire hulp. In 2016 benadrukte de Heilige Vader: "als het jubeljaar niet tot in je broekzakken reikt, is het geen echt jubeljaar."[29]

Gastvrijheid: de zwakken niet de rug toekeren

Ouders, te beginnen met hun eigen voorbeeld, kunnen veel doen om hun kinderen te helpen op deze manier te leven, door "hen te leren hun egoïsme te overwinnen en edelmoedig een deel van hun tijd te besteden om minder bedeelde mensen te helpen door aan hun leeftijd aangepaste taken uit te voeren, waardoor de zin van menselijke en goddelijke saamhorigheid tot uiting komt."[30] Omdat naastenliefde geordend is (het zou onjuist zijn als iemand grote zorg zou tonen voor mensen die ver weg wonen en de mensen dichtbij zou negeren), begint de strijd om egoïsme te overwinnen meestal thuis. Wij allemaal, jong en minder jong, moeten leren onze ogen te openen voor de kleine dagelijkse behoeften van degenen met wie we samenleven. In het bijzonder worden we opgeroepen om familieleden en vrienden te begeleiden in tijden van ziekte, zonder hun lijden simpelweg te beschouwen als verstoringen in onze routine die alleen technische oplossingen vereisen.

"O verwerp mij dan niet nu ik oud word, mijn kracht mindert – laat mij niet alleen (Ps 71:9). Dit is de smeekbede van de ouderen, die vrezen vergeten en verworpen te worden."[31] Er is tegenwoordig veel wetenschappelijke vooruitgang die de toestand van de zieken verbetert, maar geen van deze kan de menselijke begeleiding vervangen van hen die de zieken en ouderen niet zien als een last, maar als "Christus die voorbijgaat," Christus die ons nodig heeft om voor hem te zorgen.

Zoals de heilige Jozefmaria schreef, 'de zieken zijn Hij',[32] een gedurfde uitdrukking die de veeleisende woorden van onze Heer weerspiegelt: Voorwaar, Ik zeg u: … hebt gij voor Mij gedaan.[33]

En wanneer zagen we U ziek of in de gevangenis en zijn U komen bezoeken? [34] Soms is het een uitdaging om God te zien in hen die lijden, omdat ze humeurig, veeleisend of op zichzelf gericht zijn. Toch hebben zieken juist door hun zwakheid meer recht op onze liefde. Een goddelijke gloed verlicht de gelaatstrekken van de zieke, die lijkt op de lijdende Christus, zijn uiterlijk noch schoonheid waren het bekijken waard, hij was geen verschijning, die bewondering wekt.[35]

De zorg voor zieken, ouderen en stervenden vraagt dus veel geduld en edelmoedigheid met onze tijd, vooral als hun ziekte lang duurt. De barmhartige Samaritaan "had ook zijn eigen verplichtingen en dingen te doen."[36] Wie weigert zich te verschuilen achter de kilte van oplossingen die uiteindelijk neerkomen op het "afschrijven" van mensen die menselijkerwijs gesproken niet veel meer kunnen bijdragen, maar in plaats daarvan net als de barmhartige Samaritaan de essentiële zorgtaak op zich neemt, kan onze Heer horen zeggen: Wanneer gij dit beseft: zalig gij als gij er naar handelt.[37] Voor hen die voor de zwakken hebben gezorgd, reserveert God een teder welkom: Komt, gezegenden van mijn Vader.[38]

“De mate aan menselijkheid,” aldus Benedictus XVI, “wordt wezenlijk bepaald in verhouding tot het lijden en met de lijdende. Dat geldt zowel voor de afzonderlijke persoon als voor de samenleving. Een samenleving, die de lijdenden niet kan aanvaarden en die niet in mee-lijden kan helpen om het lijden ook van binnenuit te delen en te dragen, is een wrede en onmenselijke samenleving.”[39] Daarom geven de zieken ons onze menselijkheid terug, die soms verdwijnt in het hectische ritme van dagelijkse beslommeringen. Ze herinneren ons eraan dat dingen minder belangrijk zijn dan mensen, dat nut minder belangrijk is dan leven.

Sommige mensen, omdat God hen geroepen heeft of gewoon uit persoonlijke keuze, besteden uiteindelijk een groot deel van hun tijd aan het zorgen voor mensen die lijden, zonder te verwachten dat iemand hun inspanningen opmerkt. Ook al staan ze niet in toeristische gidsen, ze maken echt deel uit van het "erfgoed" van de mensheid, omdat ze ons leren dat we op de wereld zijn om voor anderen te zorgen.[40] Dit is de eeuwige betekenis van gastvrijheid en welkom zijn.

We worden zelden opgeroepen om de doden fysiek te begraven, maar we kunnen de stervenden en hun families begeleiden in hun laatste dagen en uren. Het bijwonen van een begrafenis is dus altijd meer dan het vervullen van een sociale verplichting. Als we nadenken over de diepste betekenis van deze gebaren, dan zien we ze als de uitdrukking van een ware menselijkheid die openstaat voor de eeuwigheid. "Ook hier geeft barmhartigheid vrede aan hen die heengaan en aan hen die overblijven, door hen te laten voelen dat God groter is dan de dood, en dat door in Hem te blijven zelfs het laatste afscheid een 'tot ziens' is."[41]

Creativiteit: werken met wat voorhanden is

Vluchtelingen die emigreren uit door oorlog verscheurde gebieden, werklozen, "mensen die gebonden zijn aan nieuwe vormen van slavernij in de moderne samenleving,"[42] zoals verslavingen aan drugs of gokken, of hedonisme... We zien zoveel materiële noden om ons heen en we zouden gemakkelijk overweldigd kunnen raken als we nadenken over wat we moeten doen of waar we moeten beginnen. Maar de ervaring leert dat veel kleine initiatieven gericht op het verlichten van een nabije nood, te beginnen met wie we kunnen en met wat we bij de hand hebben (vaak met meer creativiteit en goede humor dan tijd, geld of overheidssteun), veel goeds kunnen bereiken. Want vrijgevigheid die niet op zoek is naar beloning genereert een dankbare reactie die op haar beurt weer aanleiding geeft tot nieuwe initiatieven. Barmhartigheid leidt tot barmhartigheid[43] en is besmettelijk. Zo wordt de evangelieparabel van het mosterdzaadje vervuld: Weliswaar is dit het allerkleinste zaadje, maar wanneer het is opgeschoten, is het groter dan de andere tuingewassen; het wordt een boom, zodat de vogels uit de lucht in zijn takken komen nestelen.[44]

De behoeften van elke plek en de mogelijkheden van elke persoon zijn heel verschillend. De beste aanpak is om te beginnen met wat we voorhanden hebben. Na verloop van tijd, en vaak in minder tijd dan we dachten, gaan deuren open die permanent gesloten leken. En beginnen we gevangenen achter tralies en gevangenen van vele verslavingen te bereiken, die in de steek zijn gelaten door een wereld die hen heeft afgedankt toen ze gebroken leken.

Sommige mensen die bijvoorbeeld dachten dat ze geen tijd hadden voor deze werken van barmhartigheid vanwege een veeleisend werkschema, kunnen een manier vinden om een deel van hun inspanningen te richten op het helpen van anderen om te ontsnappen aan een leven van doelloosheid. Er ontstaan synergiën: de ene persoon heeft weinig tijd om aan deze inspanning te besteden, maar zorgt wel voor expertise en netwerken. Een ander, met minder organisatievermogen, kan langere werkuren aanbieden. Voor gepensioneerden opent zich een heel nieuw panorama, als een tweede jeugd, waarin ze hun overvloedige levenservaring kunnen doorgeven. "Onafhankelijk van iemands opleidingsniveau of rijkdom, hebben alle mensen iets bij te dragen aan de opbouw van een eerlijke en broederlijke beschaving. Op een praktische manier geloof ik dat iedereen veel kan leren van het voorbeeld van vrijgevigheid en solidariteit van de eenvoudigste mensen; die vrijgevige wijsheid van weten hoe 'het voedsel verder te laten gaan,' die onze wereld zo hard nodig heeft."[45]

* * * * * *

Terugdenkend aan zijn eerste jaren als priester, herinnerde de heilige Jozefmaria zich hoe hij naar de arme wijken aan de rand van Madrid ging "om tranen weg te vegen, om te helpen wie in nood was, om een beetje warmte te brengen aan de kinderen, de ouderen en de zieken; en om in ruil daarvoor veel liefde te ontvangen en... af en toe een bekogeling met stenen."[46] En hij droomde al van de initiatieven die, samen met zovele andere gepromoot door christenen en andere mensen van goede wil, vandaag een realiteit zijn op vele plaatsen in de wereld, en die moeten blijven groeien quasi fluvium pacis, als een rivier van vrede.[47] "Vandaag, voor mij, is dit een droom, een gezegende droom, die ik herbeleef in zovele buitenwijken van grote steden, waar we mensen met genegenheid behandelen, hen recht in de ogen kijken, omdat we allemaal gelijk zijn."[48]


[1] Vgl. Gen 2:7; Wijsh 7:1.

[2] Paus Franciscus, Dagelijkse Overweging, 12 november 2013.

[3] Tweede Vaticaans Concilie, pastorale constitutie Gaudium et Spes (7 december 1965), nr. 22.

[4] Vgl. 1 Joh 3:1.

[5] Paus Franciscus, bul Misericordiae Vultus (11 april 2015), nr. 9.

[6] Heilige Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 98.

[7] Vgl. Mat 25:36, 44.

[8] Mat 25:40.

[9] Tweede Vaticaans Concilie, pastorale constitutie Gaudium et Spes (7 december 1965), nr. 22.

[10] Joh 15:13.

[11] Paus Franciscus, apostolische exhortatie Evangelii Gaudium (24 november 2013), 7; vgl. heilige Johannes Paulus II, encycliek Redemptor Hominis (4 maart 1979), nr. 9.

[12] Vgl. Mat 25:35-36.

[13] Luc 6:36.

[14] Paus Franciscus, Angelus-boodschap, 13 maart 2016.

[15] De uitdrukking "vierde wereld" verwijst gewoonlijk naar inheemse volkeren of stammen, die vaak stateloos zijn. Hier wordt de term breder gebruikt om elke groep aan te duiden die sociaal uitgesloten is van de globale samenleving, vooral gemarginaliseerde groepen die in een "eerste wereld" land leven in "derde wereld" materiële omstandigheden.

[16] Heilige Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 146.

[17] Heilige Jozefmaria, Brief, 14 februari 1950, nr. 20; geciteerd in E. Burkhart & J. López, Vida cotidiana y santidad en la enseñanza de San Josemaría, vol. 2, Rialp, Madrid, 2011, p. 314.

[18] 1 Kor 6:19.

[19] Vgl. bijvoorbeeld, zalige Paulus VI, Boodschap tot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, 24 mei 1978; heilige Johannus Paulus II, encycliek Dives in Misericordia (30 november 1980), nrs. 4 & 12 ; Benedictus XVI, boodschap voor de 41ste Werelddag voor de Vrede, 8 december 2007.

[20] Hebr 13:1-3.

[21] 1 Joh 3:20.

[22] Romeins Missaal, eucharistisch gebed IIIb.

[23] Paus Franciscus, toespraak voor de National Numerous Family Association, 28 december 2014.

[24] Paus Franciscus, Evangelii Gaudium, nr. 279.

[25] 2 Kor 11:28.

[26] 2 Kor 11:29.

[27] Paus Franciscus; encycliek Laudato si’ (24 mei 2015), nr. 230.

[28] Vgl. ibid., nrs. 27-31.

[29] Paus Franciscus, audiëntie Barmhartigheid 7. - Gerechtigheid en het delen, 10 februari 2016 (tijdens het Heilig Jaar van de Barmhartigheid).

[30] Heilige Jozefmaria, Gesprekken, nr. 111.

[31] Paus Franciscus, apostolische exhortatie Amoris Laetitia (19 maart 2016), nr. 191.

[32] Heilige Jozefmaria, De Weg, nr. 419.

[33] Mat 25:40.

[34] Mat 25:39.

[35] Jes 53:2.

[36] Paus Franciscus, audiëntie, 27 april 2016.

[37] Joh 13:17.

[38] Mat 25:34.

[39] Paus Benedictus XVI, encycliek Spe Salvi (30 november 2007), nr. 38.

[40] Paus Franciscus, postsynodale apostolische exhortatie Evangelii gaudium, nr. 209.

[41] Paus Franciscus, audiëntie, 10 september 2014.

[42] Paus Franciscus, bul Misericordiae Vultus, nr. 16.

[43] Vgl. Mat 5:7.

[44] Mat 13:32.

[45] Paus Franciscus, videoboodschap voor de inwoners van Rio de Janeiro, 1 januari 2015.

[46] Geciteerd in Michele Dolz, Saint Josemaría Escrivá, Scepter Press, 2002, p. 19.

[47] Jes 66:12 (Vulgaat).

[48] Heilige Jozefmaria, aantekeningen van een familie samenzijn, 1 oktober 1967, geciteerd in Salvador Bernal, Msgr. Josemaria Escriva de Balaguer: A Profile of the Founder of Opus Dei, Scepter, 1977, p. 180.