Brief van de prelaat (december 2008)

De komst van de Heer met Kerstmis is ophanden; deze vormt een gelegenheid om onze inspanning te hernieuwen om “het goddelijke met het menselijke in ons bestaan te hernieuwen”, zoals de prelaat het uitdrukt in zijn brief. Mgr. Echevarría nodigt uit om dat te doen met eenvoud, hoop en verantwoordelijkheid.

Geliefden: moge Jezus mijn dochters en zonen behoeden!

Het mariajaar in het Werk is ten einde waarmee wij God op voorspraak van de Allerheiligste Maagd hebben willen bedanken voor het feit dat het Opus Dei vijfentwintig jaar geleden een prelatuur is geworden. Ik hoop dat wij allen door de goedheid van de Heer vooruitgegaan zijn in liefde en devotie tot onze Moeder, hetgeen noodzakelijkerwijze een intiemere en persoonlijkere, meer verliefde, omgang met haar Zoon Jezus met zich meebrengt.

Nu bereiden we ons voor op het hoogfeest van Maria Onbevlekte Ontvangenis: een nieuwe kans om in het diepst van onze ziel deze mariale vroomheid te bevestigen, die karakteristiek is voor de katholieken en een heel belangrijk onderdeel van de geestelijke erfenis van onze stichter. Wij weten hoe de heilige Jozefmaria zichzelf nooit ten voorbeeld van iets stelde: ons enige model is Jezus Christus, herhaalde hij ons. En toch had hij er geen bezwaar tegen te zeggen: als er íets is waarin ik wil dat jullie me navolgen, dan is het in de liefde die ik voor Maria heb. Zo groot was zijn kinderlijke liefde voor onze Moeder! Laten we op zijn voorspraak vragen dat in deze dagen van voorbereiding op het grote feest van 8 december ieder van ons voortdurend groeit in mariale vroomheid en apostolische ijver. Sporen we ook anderen aan om door een vertrouwelijker gesprek met Maria de weg van innerlijk leven op te gaan of hierop vooruit te gaan.

Gisteren ving de Advent aan, een liturgische tijd die heel geschikt is om onze theologale deugd van de hoop te voeden. Deze deugd zet ons ertoe aan met al onze krachten naar het eeuwig geluk te streven, dat de Heer degenen die Zijn Wil vervullen heeft beloofd. Zoals de Paus precies een jaar geleden heeft geschreven, hebben wij hebben hoop nodig wat betreft kleinere en grotere dingen, die ons van dag tot dag gaande houdt. Maar dat is onvoldoende zonder de geweldige hoop, die al het andere moet overstijgen. Deze geweldige hoop kan alleen God zijn, Die het al omvat en Die ons geven en schenken kan waartoe wij alleen niet in staat zijn [Benedictus XVI, encycliek Spe salvi, 30-11-2007, nr. 31].

Laten we dus deze liturgische tijd beginnen door onze verlangens naar de hemel te herbevestigen. We mogen de dingen van hier onder niet tot einddoel maken: alle goede dingen die wij kunnen bereiken behoren ons te helpen om de weg die naar de hemel leidt af te leggen. Er is maar één laatste doel van ons leven: God te bezitten en te genieten voor eeuwig. Dát is het definitieve einddoel waar we dag in, dag uit naar moeten streven en daarvoor moeten we alles – absoluut alles, zonder iets voor onszelf te houden – ten dienste stellen van het Godsrijk.

De Catechismus van de Katholieke Kerk vat de betekenis van deze weken samen met de volgende woorden: «Door elk jaar de liturgie van de Advent te vieren actualiseert de Kerk deze verwachting van de Messias: door deel te nemen aan de lange voorbereiding van de eerste komst van de Verlosser hernieuwen de gelovigen het vurig verlangen naar zijn tweede komst» [Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 524]. Tijd van voorbereiding op Kerstmis en om onze hoop op de komst van Onze Verlosser te voeden, die aan het einde der tijden zal plaatsvinden om te oordelen de levenden en de doden en Zijn Rijk volmaakt te vestigen, zodat God alles in alles zij. [1 Kor 15, 28]

Tijdens het eerste deel van de Advent – tot en met 16 december – staat de beschouwing van de laatste komst van de Heer centraal. De liturgie van de Mis, vooral van de zondagen, presenteert ons passages uit het Oude en het Nieuwe Testament gericht op onze voorbereiding op deze ontmoeting. Vanaf 17 december verandert de inhoud van de lezingen. Ze bereiden ons meer direct voor op de ophanden zijnde geestelijke komst van Jezus met Kerst. Twee met elkaar verweven aspecten kunnen ons gebed gedurende de decembermaand richting geven: Hoe is ons verlangen om met God te zijn, hier op aarde al? Zoeken we Zijn Gelaat in alles wat er gebeurt? Vermijden we elk verlies van de vrede in ons, in de zekerheid dat Hij is gekomen en zal komen voor allen?

De overweging van de eindigheid van het leven – de laatste dingen die staan te gebeuren op het einde der tijden, en daarvóór bij ieder afzonderlijk op de stervensdag – mag geen bron van angst of onrust worden. De beschouwing hiervan zal daarentegen een beroep doen op onze persoonlijke verantwoordelijkheid opdat we besluiten met grotere volharding te werken aan onze eigen heiliging en aan de apostolische activiteit. 

Enkele weken geleden heeft Benedictus XVI de christenen opgeroepen, aan de hand van de leer van de Heilige Paulus over de Uitersten, de drie grote zekerheden van ons geloof omtrent dit thema te overwegen. De eerste is de zekerheid dat Jezus verrezen is en dat Hij bij de Vader is en daarom voor altijd bij ons blijft. Niemand is sterker dan Christus (…). Daarom zijn we zo zeker en gevoelen we geen angst. [Benedictus XVI, Toespraak tijdens de algemene audiëntie, 12-11-2008]

Hoe zouden we God onze Vader kunnen vrezen, die ons Zijn liefde op zo vele en overduidelijke wijzen getoond heeft, tot het punt Zijn eigen Zoon naar de wereld te zenden om haar te redden? Het geloof in de verrezen Christus is het beste tegengif tegen alle angsten. Zo gebeurde het immers ook in de begintijden van de prediking van het Evangelie in een wereld die beheerst werd door een fatalistische angst voor het noodlot. Dit moet zich ook vandaag hernieuwen in een wereld waarin veel personen bevangen zijn door vrees voor de toekomst of zich onverantwoordelijk gedragen alsof alles hier beneden zal eindigen. De Heer is mijn licht en mijn heil, wie zou ik vrezen? (Ps. 26, 1) vroeg de heilige Jozefmaria zich af met woorden van de Psalm. Niemand. Als we op deze manier omgaan met onze Vader in de Hemel, laten we zien, dat we voor niets en niemand bang zijn.[Heilige Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 95] Daarom voegde hij er aan toe: een kind van God is niet bang: noch voor het leven, noch voor de dood, want zijn geestelijk leven is gebaseerd op het besef een kind van God te zijn. God is mijn Vader, denkt het, en al het goede komt van Hem. Hij is de Goedheid zelf. [H. Jozefmaria, De Smidse, nr. 987]

Op de tweede plaats, vervolgt de Paus terwijl hij dieper ingaat op de redenen van het christelijk optimisme, geeft de zekerheid dat Christus met mij is, en dat de toekomstige wereld in Christus reeds begonnen is, eveneens zekerheid aan de hoop. De toekomst is geen duisternis waarin niemand zich kan oriënteren. Zo is het niet. [Benedictus XVI, Toespraak tijdens de algemene audiëntie, 12-11-2008] Voor wie in Christus gelooft en in Christus leeft, verandert de toekomst altijd in helderheid, een zekere weg, omdat de verrezen Christus, de Goede Herder, het pad naar het eeuwig leven heeft geopend. Hij loopt met ons mee, Hij beschermt ons en hij voedt ons met de genegenheid van een moeder en een vader. Ieder kan zich met recht de geïnspireerde woorden eigen maken: De Heer is mijn Herder, niets kom ik tekort. Hij laat mij weiden op groene velden. Hij brengt mij aan water, waar ik kan rusten, Hij geeft mij weer frisse moed. Mijn schreden leidt Hij langs rechte paden omwille van zijn Naam. Al voert mijn weg door donkere kloven, ik vrees geen onheil waar Gij mij leidt. [Psalm 23 (22) 1-4]

De derde zekerheid die de christenen ondersteunt is deze: De Rechter die terugkomt – Rechter en Redder tegelijk – heeft ons de taak opgedragen in deze wereld te leven op Zijn leefwijze. Hij heeft ons Zijn talenten overhandigd. Daarom is onze derde houding: verantwoordelijkheid ten opzichte van de wereld, onze broeders en ten overstaan van Christus. Tegelijkertijd is er de zekerheid van zijn barmhartigheid. Beide zaken zijn belangrijk. [Benedictus XVI, Toespraak tijdens de algemene audiëntie, 12-11-2008]

Dit verantwoordelijkheidsbesef stemt overeen met de waarschuwing van de Heer: negotiamini, dum venio [Lc. 19, 13.], doet daar tijdens mijn afwezigheid zaken mee. Het zijn woorden die de Heilige Jozefmaria herhaaldelijk overwoog, met de zekerheid dat God ons altijd begeleidt en met de verantwoordelijkheid dat Hij ons zijn bezit heeft toevertrouwd. Gebruiken we daarom de tijd goed opdat we – met de goddelijke genade – op een dag waardig bevonden worden het eeuwige leven binnen te gaan. Laten we tegoed doen aan die andere woorden van onze Vader: Wat een vreselijk leven, dat als enige bezigheid heeft het doden van de tijd, die een schat van God is. Er bestaat geen enkel excuus om een dergelijk gedrag te rechtvaardigen (…). Wat een ellende als je geen voordeel trekt, geen echte winst maakt met alle vermogens, groot of klein, die God aan de mens geeft opdat deze zich ten dienste stelt van de mensen, de samenleving! Als de christen zich in zijn egoïsme terugtrekt, zich verstopt en zijn belangstelling verliest, kortom als hij alleen maar zijn tijd doodt, dan loopt hij het risico ‘zijn Hemel te doden’. Wie God liefheeft, geeft niet alleen wat hij heeft en is prijs voor de dienst aan Christus: hij geeft zichzelf. [H. Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 46]

In het licht van deze uitnodigingen kunnen we ons afvragen: Voel ik me verantwoordelijk voor de ontwikkeling van mijn talenten – persoonlijke kwaliteiten, taken waarmee ik me bezighoudt, gelegenheden die zich gedurende de dag voordoen om het goede te doen – om zo het Rijk van Christus in mijn ziel en in de omgeving waar ik me beweeg te vestigen? Hoe help ik de anderen met mijn voorbeeld en met mijn woorden om zich op gelijke wijze te gedragen? Doe ik alles wat binnen mijn bereik ligt opdat de civiele wetgeving en de organisatie van de maatschappij de Wet van God respecteert?

Het tweede deel van de Advent, zoals ik jullie in het begin herinnerde, bereidt ons heel direct voor op Kerst. Gedurende deze dagen kunnen we een raad van onze Vader opvolgen en de Maagd Maria en de heilige Jozef begeleiden op hun weg naar Bethlehem. Laten we proberen gedurende de tijd van persoonlijk gebed en in de loop van de dag, heel dicht bij hen te verkeren door te verlangen hun een kleine dienst te bewijzen; door eerherstel te brengen voor degenen die destijds – en ook nu – de Zoon van God die ter wereld kwam, niet wisten te ontvangen. Dit is geen pure verbeelding maar een manier om ons geloof in het mysterie van de Menswording op een concrete wijze gestalte te geven.

Kerstmis is voor ons een buitengewone school: laten we de lessen benutten die Jezus ons geeft. Zoals iedere mens bracht Hij op heel natuurlijke wijze negen maanden door in de schoot van zijn Moeder. De Heer wist maar al te goed dat de mensheid Hem bitter nodig had. Daarom verlangde Hij op aarde te komen om alle mensen te redden. Maar Hij wil niets overhaasten en komt op zijn uur, zoals ieder ander mens ter wereld komt. [H. Jozefmaria, Als Christus nu langs komt, nr. 18]

We kunnen ook zijn eenvoud overwegen. De Heer komt zonder praal, onbekend voor allen. Op aarde hebben slechts Maria en Jozef deel aan dat goddelijk avontuur. En dan de herders aan wie de engelen de tijding brengen, en tenslotte de wijzen uit het morgenland. Zo geschiedt de bovenzinnige gebeurtenis die hemel en aarde, God en de mens verenigt. [H. Jozefmaria, Als Christus nu langs komt, nr. 18]

Door met vastbeslotenheid de Meester na te volgen, kunnen we het goddelijke en het menselijke met elkaar verenigen in ons eigen gewone bestaan. Het is voldoende als we ons inzetten om God in het centrum van onze bezigheden te plaatsen, door onze verplichtingen te vervullen en Hem daarmee eer te geven en door de beweegredenen te rectificeren die hiervoor een belemmering kunnen zijn. En laten we deze dagen voor Kerstmis niet vergeten dat Maria en Jozef doorgaan met het roepen van de zielen, zoals ze toen op de deuren van de huizen van Bethlehem klopten. Ik ben er zeker van: Jezus zoekt ook vandaag een woning in ons hart. Laten we Hem om vergeving vragen voor onze persoonlijke blindheid en ondankbaarheid. En vragen we Hem om de genade, ons hart nooit meer voor Hem te sluiten. [H. Jozefmaria, Als Christus nu langs komt, nr. 19]

In de komende weken raadt de liturgie ons aan, bij monde van Jezus, waakzaam te zijn: Weest waakzaam want gij weet niet op welke dag uw Heer komt. [Mt. 24, 42] De Paus brengt alle christenen hetzelfde in herinnering. Jezus, die met Kerst naar ons is gekomen en in glorie terug zal keren op het einde der tijden, wordt niet moe ons voortdurend op te zoeken bij de gebeurtenissen van elke dag. Hij vraagt ons oplettend te zijn om zijn aanwezigheid op te merken, zijn Advent, en hij vraagt dat we Hem wakend opwachten (…). Laten we ons voorbereiden om met geloof het mysterie van de geboorte van de Verlosser te herleven, die het universum met vreugde heeft gevuld. [Benedictus XVI, Homilie op de eerste zondag van de Advent, 2-12-2007]

Vorige week had ik de mogelijkheid enkele dagen in Pamplona door te brengen om jullie zussen en broers te vergezellen in de buitengewone omstandigheden die ze hebben moeten doorstaan. Ik heb de geest kunnen ervaren die onze Vader doorgaf aan allen, ook aan degenen die werken aan de Universiteit van Navarra. Enkele weken na de aanslag, heeft de diep christelijke houding van de vrouwen en mannen die daar werken me aangespoord om God dank te zeggen. Het is werkelijk tastbaar dat het Opus Dei een zaaien van vrede en vreugde is.

Ik herhaal jullie mijn bede om gebed voor mijn intenties; op de eerste plaats voor de Paus en zijn medewerkers in het bestuur van de Kerk, voor de bisschoppen en de priesters, voor alle leden van het Volk van God. En opdat het persoonlijk apostolaatwerk van ieder afzonderlijk geen onderbreking kent. Laten we onszelf met Christus – geholpen door de Maagd Maria en de Heilige Jozef – alles voor allen maken.

In deze maand vieren we veel feesten van het Werk. Ik kan niet stil blijven staan bij de bespreking van elk feest, dat zou oneindig worden. Wat ik jullie wél vraag is meer liefde te hebben voor deze geschiedenis van Gods barmhartigheden, want de Heer heeft ze allemaal gewild voor ieder afzonderlijk. Ik zou willen dat deze feesten niet slechts eenvoudige herinnering zijn, maar dat we ze beleven.

Met alle liefde zegent jullie, 

    jullie Vader

    + Javier

Rome, 1 december 2008