Bericht van de prelaat (24 september 2017)

"Wat verlangt gij", zegt de Heer tegen Johannes en Andreas. Help hen om gezond en sterk van hart op te groeien, opdat ze God kunnen horen: "Ga mee om het te zien".

Brief van de prelaat (september 2017)

Mijn geliefde dochters en zonen, moge Jezus jullie behoeden!

In de afgelopen maanden heb ik het genoegen gehad om velen van jullie te ontmoeten en ik schrijf jullie nu met in gedachten het thema van de volgende bisschoppensynode, die over een jaar in Rome zal plaatsvinden: ‘Jongeren, geloof en onderscheiding van roeping’. Zoals jullie weten heeft het apostolaatswerk met de jongeren in het recente Algemeen Congres een belangrijke plaats ingenomen.[1] Ik zou jullie met deze regels alleen maar willen aansporen – zonder in details te treden – te overwegen hoe wij dit aspect van onze christelijke roeping een grotere prioriteit kunnen geven.

“Wat verlangt gij?” zegt de Heer tegen Johannes en Andreas, de eerste keer dat ze naar Hem toekomen (Joh 1,38). De jeugdjaren zijn een periode van zoeken; het is de tijd waarin de vraag ‘wie wil ik zijn?’ op de voorgrond komt. Dit betekent voor een christen ook: ‘waartoe ben ik geroepen?’ Het is de vraag naar de roeping: hoe te beantwoorden aan de liefde van God. “En jij, geliefde jongere, – schreef paus Franciscus twee jaar geleden – heb jij wel eens die oneindig liefdevolle blik voor jou opgemerkt die voorbijgaat aan al jouw zonden, beperkingen en mislukkingen, maar die altijd op jou blijft vertrouwen en vol hoop naar jouw leven kijkt? Ben jij je bewust van de waarde die jij hebt in de ogen van God, die jou uit liefde alles heeft geschonken?”[2]

Er bestaan in onze tijd veel, soms complexe, hindernissen die een rem zijn voor deze persoonlijke ontmoeting met de liefde van God; maar er zijn ook tekenen van hoop. “Het is niet waar – zei Benedictus XVI– dat de jeugd vooral aan consumeren en genieten denkt. Het is niet waar dat ze materialistisch en egoïstisch is. Het tegendeel is waar: de jongeren willen grootse dingen.”[3] Deze uitspraak beantwoordt aan de realiteit van het leven van veel jongeren die met enthousiasme de wereld willen verbeteren, al schijnt dat te botsen met de apathische houding van zo vele anderen die ‘verouderd’ lijken te zijn omdat ze voortdurend blootstaan aan consumisme, vermaak, oppervlakkigheid en het verlangen om hun wensen onmiddellijk gerealiseerd te zien. Het is gemakkelijk die situatie te betreuren, maar het vraagt meer van ons om het verlangen naar grote dingen te waarderen dat in hun hart genesteld is, soms bedekt onder een laag ogenschijnlijke onverschilligheid. Zijn wij in staat ze enthousiast te maken voor de schoonheid van het geloof, voor een leven dat geleefd wordt voor de anderen? Ik vraag iedereen van mijn jongste dochters en zonen: weet jij aan jouw vrienden het enthousiasme door te geven voor God die de Schoonheid, de Goedheid, de Waarheid is, de enige die de verlangens van hun hart naar geluk kan bevredigen? En aan degenen die qua leeftijd niet zo jong zijn, maar proberen jong van hart te blijven: proberen wij hun moeilijkheden, hun dromen te begrijpen? Zijn wij jong met hen?

De heilige Jozefmaria hield van de uitdrukking die in het Portugees voor de jongeren wordt gebruikt: os novos (de nieuwen). Bij gelegenheid zei hij daarover: “Wees allemaal heel jong. Vernieuw je! (…) Vernieuwen betekent weer jong worden, nieuw worden, een nieuw vermogen tot overgave hebben”.[4] Om veel zielen aan te moedigen edelmoedige dromen van overgave aan God en de anderen te hebben, is het nodig dat de christenen zich allemaal inzetten om authentieke getuigen te zijn van een leven dat oprecht zoekt naar de vereenzelviging met Jezus Christus. Ondanks onze beperkingen kunnen wij, met de genade van God, zaaiers van vrede en vreugde zijn op de plaats waar de Heer ons wil, of dat nu een uithoek van de wereld is of een kruispunt van culturen. Laten wij proberen de ‘jeugd’ die God ons geeft[5] te bewaren en te versterken. Ons rustig getuigen van een jonge geest laat bij anderen altijd een spoor achter dat vroeg of laat een hulp voor hun leven blijkt te zijn.

De heilige Jozefmaria zei – en die overweging geldt voor iedereen die op de een of andere manier invloed heeft op de opvoeding van jongeren – dat de ouders voor negentig procent verantwoordelijk zijn voor de roeping van hun kinderen. Het geldt voor iedereen, maar vooral de medewerkers en surnumerairs wil ik aanmoedigen niet alleen te overdenken of jullie, met creativiteit en edelmoedigheid, meer betrokken kunnen zijn bij activiteiten om de jongeren vorming te geven (scholen, clubs, enz.), maar ik wil jullie ook voorstellen je blik vooral op je eigen gezin te richten. Denk erover na of jullie kinderen gelukkig kunnen zijn in het gezin waarvan zij deel uitmaken, omdat ze ouders hebben die naar hen luisteren en ze serieus nemen, die van ze houden zoals ze zijn; die zich dezelfde vragen als die van hun kinderen durven te stellen; die hen helpen de waarde van de dingen te ontdekken in de kleine gebeurtenissen van iedere dag, en de inspanning die het vereist om een gezin vooruit te brengen; die van hen weten te eisen, die niet bang zijn ze in contact te brengen met het lijden en de kwetsbaarheid in het leven van veel mensen, misschien te beginnen in het eigen gezin; die hen door hun vroomheid helpen God aan te raken, ‘zielen van gebed’ te zijn. Help hen tenslotte om gezond en sterk van hart op te groeien, opdat ze God kunnen horen die tot iedereen zegt, zoals tot Johannes en Andreas, ‘gaat mee om het te zien’ (Joh 1,39).

Met alle genegenheid zegent jullie

jullie Vader,

Fernando Ocáriz

Rome, 24 september 2017, Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid tot vrijkoop van slaven.


[1] Pastorale brief, 14-2-2017, 17, 24-28, 31.

[2] Franciscus, Boodschap ter voorbereiding op de WJD in Krakau, 15-8-2015.

[3] Benedictus XVI, Toespraak, 25-4-2005.

[4] Heilige Jozefmaria, aantekeningen van een familiebijeenkomst, 19-3-1964.

[5] Vgl. heilige Jozefmaria, De Voor, nr. 79.

____________________________________________________________________________

Copyright © Prælatura Sanctæ Crucis et Operis Dei