Brief van de Prelaat (10 maart 2025) | Vreugde

In deze pastorale brief nodigt de prelaat van het Opus Dei ons uit om na te denken over enkele aspecten van vreugde, in lijn met de leer van de heilige Jozefmaria.

Omslag van de brief van de prelaat van het Opus Dei over de vreugde

Mijn geliefde dochters en zonen, moge Jezus jullie behoeden!

1. In deze korte brief ─ die aansluit bij de suggestie die een van jullie zussen mij een paar weken geleden deed ─ wil ik graag met jullie nadenken: over een paar aspecten van de vreugde, waarbij ik vooral de woorden van de heilige Jozefmaria overweeg.

De vreugde is in het algemeen het gevolg van het bezitten en ervaren van het goede en afhankelijk van het soort goed kan ze in verschillende intensiteit en duur voorkomen. Als de vreugde niet het gevolg is van een tijdelijke ervaring van het goede, maar als ze iemands hele bestaan vervult, wordt het meestal als geluk beschouwd. In elk geval zijn de diepste vreugde en het diepste geluk díe welke hun oorsprong vinden in de liefde.

Dit zijn moeilijke tijden in de wereld en in de Kerk (en het Werk is een klein deel van de Kerk). In feite hebben alle tijden op de een of andere manier hun licht en schaduw gekend. Daarom is het ook zo nodig ernaar te streven om altijd vol vreugde te zijn. Altijd en onder alle omstandigheden kunnen en moeten we vreugdevol zijn, want dat is wat de Heer wil: “Moge mijn vreugde in u zijn en uw vreugde volkomen” (Joh 15,11). Hij zei dit aan de apostelen en, in hen, aan ons allen die na hen zouden komen; daarom is “de vreugde een voorwaarde voor het leven van de kinderen van God”.[1]

Daarentegen is, “de droefheid een ondeugd die veroorzaakt wordt door ongeordende eigenliefde, die op haar beurt geen speciale ondeugd is, maar de algemene wortel ervan”.[2] Deze uitspraak van de heilige Thomas van Aquino kan als een verrassing komen, als we bijvoorbeeld denken aan het lijden bij de dood van een geliefde. In werkelijkheid zou zo'n situatie niet per se hoeven leiden tot droefheid, maar tot rouw, wat niet hetzelfde is. In feite is het een algemene ervaring dat niet alle leed en verloochening tot droefheid leiden, vooral wanneer ze met liefde en uit liefde worden aanvaard. Zo kunnen de offers van een moeder voor haar kinderen, die soms heel groot zijn, leed veroorzaken, maar geen droefheid.

“Wat nodig is om het geluk te bereiken is niet een comfortabel leven, maar een verliefd hart".[3] Ieder van ons die onze Vader gedurende de laatste zeven of acht jaar van zijn leven in Villa Tevere heeft gezien en gehoord, heeft hem echt tevreden en gelukkig gezien, ook al waren dat jaren waarin hij veel heeft geleden, zowel lichamelijk alsook vooral vanwege de ernstige moeilijkheden die het leven van de Kerk in die jaren doormaakte.

De vreugde van het geloof

2. De natuurlijke vreugde die door de genade bovennatuurlijk wordt, toont zich vooral in degene die zich met Gods plannen verenigt. Aan de herders in Bethlehem kondigen de engelen de “grote vreugde” (Lc 8,10) van de geboorte van Jezus aan; de Wijzen zien de ster opnieuw met “grote vreugde” (Mt 2,10). T En aan het einde van Jezus’ aardse leven waren de apostelen vol vreugde toen ze de verrezen Jezus zagen (vgl. Joh 20,20).

De christelijke vreugde is niet eenvoudigweg de vreugde “van een gezond dier”,[4] maar de vrucht van de Heilige Geest in de ziel (vgl. Gal 5,22); ze is meestal blijvend, omdat ze op Hem gebaseerd is, zoals Sint Paulus ons aanspoort: “Verheugt u in de Heer te allen tijde. Nog eens: verheugt u” (Fil 4,4).

Deze vreugde in de Heer is de vreugde van het geloof in zijn vaderlijke liefde: “De blijdschap is het noodzakelijke gevolg van het kindschap Gods, want we weten dat God, onze Vader, een bijzondere voorliefde voor ons heeft; dat Hij ons beschermt, ons helpt en ons vergeeft.

Denk daar altijd aan: als het ooit mocht lijken dat alles mislukt, mislukt er niets! God verliest geen veldslagen.”[5]

Maar als we geconfronteerd worden met moeilijkheden of lijden, kan onze persoonlijke zwakheid ervoor zorgen dat deze vreugde afneemt, vooral omdat ons geloof in Gods almachtige liefde op dat moment mogelijk zwak is. “Een kind van God, een christen die leeft uit geloof, kan lijden en huilen: hij kan redenen hebben om te treuren, maar niet om bedroefd te zijn".[6] Dit is ook de reden waarom het, om onze vreugde te koesteren ─ of terug te vinden ─ noodzakelijk is om de overtuiging van het/ons geloof in Gods liefde te actualiseren, wat ons in staat stelt om met de heilige Johannes te zeggen: “Zo hebben wij de liefde leren kennen die God voor ons heeft, en wij gelóven in haar” (1 Joh 4,16).

Het geloof wil zich op de een of andere manier ─ met of zonder woorden ─ uitdrukken in gebed en met het gebed komt de vreugde, want “wanneer de christen leeft door het geloof ─ met een geloof dat niet louter uit woorden bestaat, maar de realiteit is van ons persoonlijk gebed ─ openbaart de zekerheid van de goddelijke liefde zich in vreugde, in innerlijke vrijheid”.[7]

Laat de hoop u blij maken (Rom 12,12)

3. Het geloof in de liefde die God voor ons heeft brengt een sterke hoop met zich mee. Zo kunnen we ook de uitspraak in de brief aan de Hebreeën begrijpen: “Het geloof is een vaste grond van wat wij hopen” (Heb 11,1). Het object van de hoop is een toekomstig goed dat binnen ons bereik ligt. En het goede waarop het geloof ons doet hopen is in wezen het volledige geluk en de vreugde door de definitieve vereniging met God in de heerlijkheid. Zoals Paulus ons zegt, is het “de hoop die voor u in de hemel is weggelegd” (Kol 1,5). Deze overtuiging geeft ons de zekerheid dat het ons niet zal ontbreken aan de middelen om dat doel te bereiken, als we ze uit vrije wil aanvaarden: de middelen om te beginnen en opnieuw te beginnen, zo vaak als nodig is.

En wanneer, op verschillende manieren, Gods wil zich aandient en wij ons ontoereikend en machteloos voelen, kunnen we zelfs “de zekerheid van het onmogelijke”[8] hebben, zoals onze Vader had in het begin van het Werk, in tijden van totale afwezigheid van middelen en in een sociale omgeving die volledig indruiste tegen het christelijke leven.

4. We hebben “een hoop die niet teleurstelt”, en wij kunnen die altijd hebben, niet omdat we zeker zijn van onszelf of van iets van deze wereld, maar “omdat Gods liefde in ons hart is uitgestort door de Heilige Geest die ons werd geschonken” (Rom 5,5).

Soms kunnen moeilijkheden van verschillende aard ons bijvoorbeeld doen denken dat ons apostolaatswerk niet doeltreffend is, dat we de vruchten van onze inspanningen en van ons gebed niet zien. Maar we weten heel goed ─ en het is goed dat we deze geloofsovertuiging regelmatig actualiseren ─ dat onze inspanning dank zij God niet vergeefs is (vgl. 1 Kor 15,58). Zoals onze Vader ook heeft gezegd: “Niets gaat verloren”.

De hoop en de vreugde zijn gaven van God, en de heilige Paulus vraagt ze daarom voor iedereen: “Moge de God van de hoop u vervullen met alle vreugde en vrede in het geloven, zodat gij overvloeit van hoop, door de kracht van de heilige Geest” (Rom 15,13).

De vreugde van een verliefd hart

5. De liefde voor God en voor de anderen is, samen met de vreugde, verbonden met het geloof en ook met de hoop. “Wie liefheeft, heeft de vreugde van de hoop, van de ontmoeting met de grote liefde die de Heer is.”[9]

Er zijn veel verschillende vormen van liefde, maar ze vallen exact samen in wat het wezenlijke ervan is: het verlangen naar het welzijn van de beminde (en, voor zover mogelijk, dit verlangen in daden om te zetten) en de daaruit voortvloeiende vreugde in de wetenschap dat dit welzijn uiteindelijk echt wordt bereikt.

Houdt dit in het geval van onze liefde voor de Heer dan in dat we voor God een goed verlangen dat Hij niet heeft? We weten dat Hij, door ons als vrije wezens te scheppen, het risico van onze vrijheid heeft willen lopen.[10] We zijn in staat God iets waar Hij naar verlangt te onthouden: onze liefde. De vreugde van de liefde voor God houdt niet alleen in dat die liefde voor onszelf goed is, maar (op de een of andere manier) ook dat we in staat zijn Hem onze liefde te geven.

De liefde, als bron van vreugde, uit zich op een bijzondere manier in onze toewijding aan anderen, waarbij we proberen om, ondanks onze fouten, “zaaiers van vrede en vreugde”[11] te zijn. Zo verheugen we ons daar bovenop nog als we de vreugde van de anderen zien en kunnen we, net als onze Vader, oprecht tegen hen zeggen: “Mijn vreugde is jullie vreugde”.[12]

6. “Echte liefde vraagt los te komen van zichzelf, zich te geven. Echte liefde brengt altijd blijdschap met zich mee, een blijdschap die haar wortels heeft in de vorm van het Kruis.”[13] En het kruis dat je uit liefde voor God opneemt is waarlijk een bron van vreugde. Zo leert de Heer het ons: “Zalig zijt gij wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil. Verheugt u en juicht, want groot is uw loon in de hemel. Zo immers hebben ze de profeten vervolgd die vóór u geleefd hebben” (Mt 5,11-12). In feite beschrijven alle zaligsprekingen de bronnen van de vreugde: “De zaligsprekingen leiden je naar de vreugde, altijd; ze zijn de weg om de vreugde te bereiken.”[14]

Er zijn veel oorzaken die ons de vreugde kunnen doen verliezen, vooral op de momenten waarin we onze eigen zwakheid ervaren, het besef van onze eigen zonden. Maar het geloof in Gods liefde en de zekere hoop die met dat geloof gepaard gaat, vormen de basis, zoals de heilige Jozefmaria zegt, van “de diepe vreugde van het berouw”.[15] Ook dan kunnen we, ondanks onze beperkingen en tekortkomingen, met de hulp van de Heer en onze genegenheid “voor anderen de weg aantrekkelijk en makkelijk maken”.[16]

Wij roepen de Allerheiligste Maagd Maria, Moeder van God en onze Moeder, aan als Causa nostrae laetitiae. Moge zij ons helpen om altijd gelukkig te zijn en om zaaiers van vrede en vreugde te zijn in alle omstandigheden van ons leven. In het bijzonder vragen wij het haar nu in dit Heilig jaar van de hoop, in nauwe verbondenheid met de ziekte van paus Franciscus.

Met al mijn genegenheid zegen ik jullie,

jullie Vader

Fernando Ocáriz

Rome, 10 maart 2025


[1] Brief 13, nr. 99. De teksten waarin de auteur niet wordt genoemd, zijn van de heilige Jozefmaria.

[2] Heilige Thomas van Aquino, Summa Theologica, II-II, q.28, a.4 ad1. Heilige Jozefmaria “Verdriet is het residu van egoïsme” (Vrienden van God, nr. 92).

[3] Heilige Jozefmaria, De Voor, nr. 795.

[4] Vgl. Heilige Jozefmaria, De Weg, nr. 659.

[5] Heilige Jozefmaria, De Smidse, nr. 332.

[6] “De rijkdommen van het geloof”, gepubliceerd in de krant ABC, 2-11-1969.

[7] Ibid.

[8] Heilige Jozefmaria, Brief 29, nr. 60.

[9] Paus Franciscus, Audiëntie, 15-3-2017.

[10] Vgl. Heilige Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 35.

[11] Heilige Jozefmaria, De Voor, nr. 59.

[12] Heilige Jozefmaria, Brief 14, nr. 14.

[13] Heilige Jozefmaria, De Smidse nr. 28.

[14] Paus Franciscus, Homilie, 29 -1-2020.

[15] Heilige Jozefmaria, Brief 14-II-1974, nr. 7.

[16] Heilige Jozefmaria, De Voor, nr. 63.