Toen ik in Fatima aan het bidden was – verbonden met jullie allen – heb ik in aanwezigheid van onze hemelse Moeder stilgestaan bij enkele uitdagingen van onze wereld die even complex als fascinerend zijn.
Wat verwacht de Heer vandaag de dag van ons, christenen? Dat wij aan de onrust en de behoeften van de mensen tegemoet komen, door allen het evangelie te brengen in zijn oorspronkelijke zuiverheid en tegelijkertijd in zijn stralende nieuwheid.
Twee passages van het evangelie waarin sprake is van het vissen vanuit een boot op het meer van Galilea – in zekere zin ook beelden van het varen van de christenen door de geschiedenis – schetsen de kern van deze opdracht: de energieke uitnodiging van de Meester om durf te hebben –‘vaar naar het diepe’ (Lc 5,4) – en dit ‘het is de Heer!’ van de beminde leerling (Joh 21,7), die de oplettende en fijngevoelige trouw laat zien waardoor men Jezus kan herkennen.
De wereldzee opvaren betekent niet de boodschap of de geest van het evangelie aan de omstandigheden van het moment aanpassen. Het evangelie heeft immers in zichzelf het vermogen licht te werpen op iedere mogelijke situatie.
Het gaat eerder om een oproep aan ieder van ons – met zijn geestelijke en intellectuele vermogens, met zijn beroepscompetenties of zijn levenservaring, en ook met zijn beperkingen en gebreken – om zich in te spannen manieren te ontdekken om meer en beter mee te werken aan de geweldig grote taak om Christus aan de top van alle menselijke activiteiten te plaatsen.
Daarvoor is het nodig de tijd waarin wij leven diepgaand te kennen, evenals de dynamiek die er is, de specifieke mogelijkheden die haar kenmerken, en de beperkingen en de soms ernstige onrechtvaardigheden waardoor deze tijd geteisterd wordt.
En wat vooral nodig is, is onze persoonlijke vereniging met Jezus in het gebed en in de sacramenten. Zo kunnen wij open blijven staan voor de werking van de heilige Geest en vol liefde bij de deur van het hart van onze tijdgenoten aankloppen.
Enxomil, 7 juli 2017