20 december, over het aan de zalige Josemaría toegeschreven wonder

Een selectie uit de verklaringen die gedaan zijn naar aanleiding van het bericht dat een wonder op voorspraak van de zalige Josemaría is erkend.

Dokter Manuel Nevado Rey (20-12-2001)

Verklaring aan het persagentschap EFE:

“Ik was tot hem gaan bidden en dat versterkte mij alleen maar. Ik bad niet steeds het gebed van het prentje, maar soms andere dingen. Ik was bezorgd en klampte mij vast aan alles wat zich aandiende. In vijftien dagen begonnen mijn handen te genezen en in korte tijd was de ziekte verdwenen. Daarna ontketende zich een ware pelgrimage om te zien wat er met mij was gebeurd. Ik kon weer zonder probleem gaan opereren en ook nu nog kan ik dat blijven doen.”

“De Kerk heeft grote geleerden. Het enige wat ik kan zeggen is dat dit niet normaal is: als iemand zich heeft verbrand hebben zelfs chirurgische ingrepen geen zin, want de geïnfecteerde cellen besmetten op hun beurt andere.”

“Dit alles is als een droom voor mij waaruit ik nog moet ontwaken. Het heeft mij bijzonder geraakt. Ook mijn vrouw is erg onder de indruk en ook mijn vier kinderen, van wie er een arts is.”

Kardinaal Franz König, emeritus aartsbisschop van Wenen (21-12-2001)

Interview van Ricardo Estrarriol in La Vanguardia (Barcelona):

Het bericht dat niets de heiligverklaring van de zalige Josemaría Escrivá, stichter van het Opus Dei, nog in de weg staat, betekent voor kardinaal König “dat Escrivá reeds tot de schat van de Kerk behoort”. Daaraan voegt hij toe: “Ik heb de zalige Escrivá in Rome leren kennen tijdens het Tweede Vaticaans Concilie. Men had mij gezegd dat hij de rol van de leken in het dagelijkse leven, in de beroepen, stimuleerde om zo te bereiken dat de Kerk in de wereld aanwezig zou zijn door de leken en niet door de priesterboord of de bisschoppelijke sjerp. Het was een man die naar mijn mening een grootsheid van geest uitstraalde. Hij interesseerde zich voor het Concilie, ik wist dat hij veel reisde en dat hij zeer geïnteresseerd was in het apostolaat van de leken. Hij sprak veel over wat er in de hele wereld gebeurde en al snel realiseerde ik me dat hier sprake was van een Kerk die leefde.”

Mgr. Flavio Capucci, postulator van het heiligverklaringsproces van de stichter van het Opus Dei (20-12-2001):

“Het is een feest voor heel de Kerk. Drie personen hebben zich verenigd: pater Pio, de zalige Escrivá en Juan Diego. Ze zijn kenmerkend voor de universaliteit van de Kerk, die verschillende vormen aanneemt, zich aanpast aan uiteenlopende gevoelens en daardoor haar waarde als gemeenschap bevordert. We zijn verschillend, maar tegelijkertijd één.

Mgr. Juan José Omella, bisschop van Barbastro, geboortestad van de zalige Josemaría (20-12-2001):

“Deze gebeurtenis is een reden tot blijdschap en trots voor de stad waarin de zalige het christelijk geloof leerde kennen. Het is ook een grote voldoening voor heel het bisdom en een stimulans voor ons als gelovigen: we worden eraan herinnerd dat wij allemaal tot heiligheid zijn geroepen en dat dit een haalbaar doel is. Wij kunnen het bereiken als wij openstaan voor de hulp van God. We mogen ons gelukkig prijzen.”

Monica Vitti, Italiaans actrice (20-12-2001):

“Ik heb het onderricht van de zalige Escrivá begrepen door de genegenheid en professionaliteit waarmee een familielid en alle patiënten van het Campus Bio-Médico in Rome worden behandeld. Ik heb begrepen dat je alle dingen uit liefde goed moet doen en dat de mensen altijd op de eerste plaats komen.”

Vittorio Messori, schrijver (19-12-2001)

in een artikel in de Corriere della Sera:

“In de keuze is het wetenschappelijk onweerlegbare karakter van het wonder zeker van invloed geweest. Toch is het wonder uiteindelijk weinig ‘spectaculair’. Mgr. Escrivá hield niet van het exhibitionisme van het ‘wonderbaarlijke’. Hij was ervan overtuigd dat het werkelijke wonder een leven van arbeid is, dat niet zozeer gedragen wordt, maar met inzet en vreugde wordt tegemoet gegaan uit liefde tot God… Het is een ‘rustig’ wonder: de handen van een harde werker worden genezen en stellen hem in staat zijn werk weer op te pakken. Werkelijk een mysterie in het kader van de stille alledaagsheid die hem zo dierbaar was.”