“De Allerheiligste Drie-eenheid woont in je ziel”
De Allerheiligste Drie-eenheid heeft onze Moeder gekroond. - God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest zullen ons rekenschap vragen van ieder zinloos gesproken woord. Nòg een reden voor ons om de heilige Maagd te vragen dat zij ons leert altijd in de tegenwoordigheid van de Heer te spreken. ( De Voor, 926)
“God wordt ons gebrek aan geloof niet moe”
Klein zijn: de grootste stoutmoedigheden worden altijd door kinderen bedreven. - Wie vraagt om... de maan? - Wie let niet op het gevaar, als het er om gaat het begeerde voorwerp te pakken te krijgen? Stel je zo'n kind voor met veel genade van God, met het verlangen de wil van God te volbrengen, met veel liefde tot Jezus, met alle menselijke kennis die het in staat is op te nemen..., en je hebt het portret getekend van de apostelen van vandaag, zoals God ze ongetwijfeld wil. (De Weg, 857)
”Laten we ervoor zorgen ons bovennatuurlijk gezichtspunt nooit kwijt te raken”
Een geneesmiddel voor die onrust van je: geduld hebben, zorgen dat je bedoelingen zuiver zijn en de dingen bezien in een bovennatuurlijk perspectief. (De Voor, 853)
“Leg alles in de handen van God”
Behalve een overvloed aan genade heeft God jou je hoofd, je handen en je verstand gegeven om je talenten vruchtbaar te maken. God wil steeds wonderen doen - doden ten leven wekken, doven het gehoor geven, blinden het gezichtsvermogen, lammen de mogelijkheid tot lopen... - door het werk dat je heiligt, waardoor het een voor God aangenaam en voor de zielen heilzaam brandoffer wordt. (De Smidse, 984)
“Echte nederigheid zet ertoe aan... vergiffenis te vragen!”
Mijn kind, als je eens mocht vallen, zoek dan je heil in de biecht en de geestelijke leiding. Laat de wond zien, zodat ze die grondig kunnen behandelen en iedere mogelijkheid tot infectie wegnemen, ook als zo'n ingreep pijn doet. (De Smidse, 192)
“De vergiffenis danken we aan Gods barmhartigheid”
Je schrijft me dat je tenslotte bent gaan biechten en dat je de vernedering hebt gevoeld om het riool van je leven - zoals je het noemt - open te moeten maken ten overstaan van - een man. Wanneer zal je die ijdele achting die je voor jezelf voelt er nu eens uittrekken? Dan zal je blij zijn om je bij de biecht te tonen zoals je bent, tegenover die gewijde - man - een andere Christus, Christus zelf! - die je de absolutie geeft, de vergiffenis van God. (De Voor, 45)
“Hoe staat het met je bewustzijn van Gods tegenwoordigheid?”
Je hebt geen innnerlijk leven: omdat je in je gebed niet de zorgen van de mensen om je heen en hun zieleheil betrekt; omdat je niet je best doet om de zaken duidelijk voor je te zien en concrete voornemens te maken en ten uitvoer te brengen; omdat je geen bovennatuurlijke visie hebt op je studie, je werk, je gesprekken, je omgang met anderen. Hoe staat het met je bewustzijn van Gods tegenwoordigheid, want dat moet toch het gevolg en de uiting van je gebedsleven zijn? (De Voor, 447)
“De godsdienst is de grootste muiterij van de mens”
Nu we in onze omgeving zoveel ongehoorzaamheid, geroddel, geruzie en kwaadsprekerij zien, moeten wij meer dan ooit de gehoorzaamheid, oprechtheid, trouw en eenvoud beminnen. Als we dat met bovennatuurlijke visie doen, zullen we alleen maar menselijker worden. (De Smidse, 530)
“Er is ons weinig tijd gegeven om lief te hebben”
Een kind van God is niet bang: noch voor het leven, noch voor de dood, want zijn geestelijk leven is gebaseerd op het besef een kind van God te zijn. God is mijn Vader, denkt het, en al het goede komt van Hem. Hij is de goedheid zelf. Maar kunnen jij en ik zeggen, dat we ons ook werkelijk als kinderen van God gedragen? (De Smidse, 987)
“In niets meer op jezelf vertrouwen en in alles op God”
Nooit heb je je vrijer gevoeld dan nu, nu je vrijheid is doortrokken met liefde en onthechting, zekerheid en ongewisheid: omdat je in niets meer op jezelf vertrouwt en in alles op God. (De Voor, 787)