Ter gelegenheid van de tiende verjaardag van Harambee, heeft Mgr. Javier Echevarría de conferentie Het hart van de christen, drijfveer voor de sociale ontwikkeling gehouden.[1] Nu ditzelfde initiatief twintig jaar bestaat én in het kader van deze Dag van (de) sociale ontwikkeling wil ik de overwegingen van mijn voorganger voortzetten. In het licht van de sociale leer van de Kerk en de boodschap van de heilige Jozefmaria zal ik nader ingaan op de sociale dimensie van de christelijke roeping.
Tien jaar geleden herinnerde don Javier ons eraan dat de dialoog tussen Jezus en een wetgeleerde duidelijk maakt dat de liefde tot God onlosmakelijk verbonden is met de liefde voor de ander: ‘toen een wetgeleerde hem vroeg wat het eerste gebod was, beperkte de Heer zich er niet toe aan te geven dat de liefde tot God het grootste en eerste gebod is, maar voegde Hij daaraan toe dat de noodzaak om de naaste lief te hebben in het eerste gebod ligt vervat (Mt 22,35-39)’.[2]
Het is belangrijk de relationele dimensie van de persoon in gedachten te houden. Benedictus XVI bevestigt in de encycliek Caritas in veritate dat ‘de mens als geestelijk schepsel zich verwerkelijkt door intermenselijke relaties. Hoe meer hij die relaties op authentieke wijze beleeft, des te meer rijpt ook zijn persoonlijke identiteit’. Dit feit ‘verplicht ook tot een kritische en evaluerende verdieping van wat men onder relatie verstaat (…)’ en helpt om ‘de transcendente waardigheid van de mens duidelijk te begrijpen’.[3]
U zet zich, met heel verschillende manieren en visies, vakkundig in voor de zorg voor en de waardigheid van mensen, vooral voor de meest behoeftigen. U weet uit ervaring dat, hoewel instellingen en structuren noodzakelijk zijn, het voor een werkelijk integrale ontwikkeling ook nodig is mensen samen te brengen, de kaders en voorwaarden voor ontwikkeling te scheppen, zodat de persoon de kans krijgt zich in al zijn dimensies te ontwikkelen. Als leerlingen van Jezus Christus zijn wij geroepen met een nieuwe titel - die van christenen - om voor de mensen te zorgen, om voor de wereld te zorgen.
Wat zien we in de wereld? Naast nieuwe mogelijkheden voor de menselijke ontwikkeling die de vorderingen op het gebied van gezondheid, technologie, communicatie en zovele inspirerende voorbeelden bieden, komen de onrechtvaardigheden en wonden waaruit de mensheid bloedt aan de oppervlakte. ‘In de wereld van vandaag verschijnt de armoede met heel verschillende gezichten: zieken en ouderen die met onverschilligheid worden behandeld, de eenzaamheid die veel mensen ervaren die in de steek zijn gelaten, het drama van de vluchtelingen, de ellende waarin een groot deel van de mensheid leeft, vaak ten gevolge van een onrechtvaardigheid die hemeltergend is.’[4]
Zoals ik u ook in 2017 in een brief heb gezegd: ‘Niets van dit alles mag ons onverschillig laten’, wij zijn allen geroepen om ‘de verbeeldingskracht van de liefde in actie te zetten om al onze broeders die noodlijdend zijn de balsem van de tederheid van God te brengen’.[5]
Wanneer de mensen negeren of veronachtzamen dat ze kinderen van God zijn, worden al hun relaties aangetast: met zichzelf, met de anderen en met de schepping. Zoals paus Franciscus heeft gezegd, wordt de onderlinge verbondenheid omgezet in onafhankelijkheid, ‘we verliezen deze harmonie van onderlinge afhankelijkheid in solidariteit’.[6]
Wij zijn medeverantwoordelijk om voor de wereld te zorgen, door relaties op te bouwen die gebaseerd zijn op naastenliefde, rechtvaardigheid en respect, vooral door de ziekte van de onverschilligheid te overwinnen. Johannes Paulus II heeft geschreven: ‘Ja, iedere mens is zijns “broeders hoeder”, omdat God ons aan elkaar toevertrouwt’.[7]
Een groot deel van de initiatieven die u vertegenwoordigt, zijn geïnspireerd door de heilige Jozefmaria. En velen van u werken, vanuit dezelfde inspiratie, in organisaties van verschillende signatuur en oriëntatie omdat u zich geroepen voelde om "iets te doen", om niet met de armen over elkaar te blijven zitten.
Het is de kern van de geest van het Opus Dei om de gewone werkelijkheid te veranderen in een plaats van ontmoeting met God en van dienst aan de anderen; het streven van volwassen mensen, die empathie hebben voor de anderen en professioneel bekwaam zijn, die de wereld rechtvaardiger en broederlijker willen maken. ‘De wereld hartstochtelijk liefhebben’ houdt in dat we die kennen, ervoor zorgen en haar dienen.
Onze houding tegenover de sociale noden is door de heilige Jozefmaria samengevat in een brief die in de jaren 50 werd gepubliceerd: ‘Een christen mag niet individualistisch zijn, mag anderen niet veronachtzamen, mag niet egoïstisch leven, met zijn rug naar de wereld: hij is wezenlijk sociaal, een verantwoordelijk lid van het Mystieke Lichaam van Christus’.[8]
Aan de hand van de stichter van het Opus Dei zal ik me in deze sessie richten op vier dimensies: de spirituele, de professionele, de persoonlijke en de collectieve.
De spirituele dimensie
Het lijkt misschien een utopie om te denken dat wij in staat zijn iets te doen om het lijden van de mensheid te verlichten. Maar we weten dat het Jezus is die de last van de menselijke pijn draagt. De wonden in zijn zijde, in zijn handen en voeten herinneren aan de wonden van de wereld. En Jezus heeft ons gezegd: ‘al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan’.[9]
De weg van identificatie met Christus transformeert het menselijk hart en opent het voor de naastenliefde. De vereniging met de Heer, in de sacramenten en in het gebed, brengt ertoe de naaste en zijn noden te ontdekken en minder aandacht aan onszelf te schenken. De naastenliefde verandert onze kijk op de dingen. ‘De naastenliefde van Christus is niet alleen het hebben van goede gevoelens voor de naaste; zij houdt niet op bij een voorliefde voor filantropie. Liefdadigheid, door God in de ziel ingebracht, verandert het verstand en de wil van binnenuit: het is de bovennatuurlijke basis van vriendschap en de vreugde van het goede doen.’[10]
Enige tijd geleden heb ik u in een brief uitgenodigd de Heer te vragen ons hart te verruimen, ons een hart naar zijn maat te geven, ‘opdat alle noden, de pijn en het lijden van de mannen en vrouwen van onze tijd, in het bijzonder van de meest zwakken, er een plaats in vinden’.[11] Een biddend hart, midden in de wereld, dat anderen steunt en vergezelt in hun noden.
De identificatie met Jezus opent ons voor de noden van anderen. Tegelijkertijd leidt het contact met de behoeftigen ons naar Jezus. Daarom schreef de heilige Jozefmaria: ‘De armen – zei een vriend van ons – zijn het beste boek dat ik over geestelijke zaken heb en ze nemen in mijn gebed de belangrijkste plaats in. Het doet me verdriet om hen te zien en Christus zo in hen te zien. En omdat het me verdriet doet, begrijp ik dat ik van Hem houd en dat ik van hen houd’.[12]
Jezus had een voorliefde voor de armen en voor hen die leden, maar Hij wilde ook zelf behoeftig en slachtoffer zijn. In de persoon die lijdt, zien we Jezus die tot ons spreekt, zoals paus Franciscus ons in herinnering heeft gebracht: ‘Weten we hoe we van de armen kunnen leren, hoe we in hen het gelaat van Christus kunnen vinden en hoe we ons door hen kunnen laten evangeliseren?’.[13] Sinds de vroege Kerk heeft men begrepen dat de boodschap van het Evangelie de zorg voor de armen inhoudt en dat dit een herkenbaar teken is van de christelijke identiteit en een element van geloofwaardigheid.[14]
De professionele dimensie
Wij willen Christus in het hart van alle menselijke activiteiten plaatsen, door het beroepswerk en de gewone taken van de christen te heiligen. Deze missie vindt plaats midden op straat, in de maatschappij, vooral door het werk. Zoals de heilige Jozefmaria ons eraan herinnert, heeft het ‘normale werk, of dat nu in menselijk opzicht bescheiden of briljant is, grote waarde […] en [kan het] een zeer doeltreffend middel zijn om aan onze liefde voor God en de mensen in voortdurende dienstbaarheid vorm te geven’. En hij nodigt alle mensen uit, ‘door hun werk – in volledige autonomie en naar eigen goeddunken – onbegrip en intolerantie onder de mensen te overwinnen en zich voor een rechtvaardige maatschappij in te zetten’.[15]
Voor wie Christus wil volgen, is ieder werk een gelegenheid om de anderen en in het bijzonder de meest behoeftigen te dienen. Er zijn beroepen waarin deze sociale weerslag directer of duidelijker is, zoals in uw geval het werk in organisaties die zich richten op het verbeteren van de levensomstandigheden van kansarme mensen of groepen. Maar deze dimensie van dienstbaarheid is niet alleen voor sommigen bedoeld, zij moet aanwezig zijn in elk eerlijk werk.
Vanaf het moment dat de heilige Jozefmaria zijn boodschap begon te verkondigen, heeft hij gezegd dat het voor de heiliging van de wereld niet nodig was om van plaats, beroep of omgeving te veranderen. Het gaat erom dat iemand zélf verandert op de plaats waar hij zich bevindt.
In de christelijke opvatting over het werk komen de naastenliefde en de rechtvaardigheid samen. Verre van de logica van het “succes” is de dienstbaarheid aan anderen de beste parameter voor de kwaliteit van het werk van een christen. Voldoen aan de eisen van rechtvaardigheid in het beroepsleven is een verheven en ambitieus doel; het is niet altijd gemakkelijk om je verplichtingen na te komen, en naastenliefde gaat altijd verder en vraagt van ieder mens om zich ruimhartig voor de anderen in te zetten.
In de parabel van de barmhartige Samaritaan staat de herbergier op de achtergrond: er wordt alleen gezegd dat hij professioneel handelde. Zijn gedrag herinnert ons eraan dat de uitoefening van elke professionele taak ons de mogelijkheid biedt om mensen in nood te dienen.
Soms zou de verleiding kunnen opkomen om “ons in ons werk op te sluiten”, waardoor we de transformerende sociale dimensie ervan niet ontdekken, door ons tevreden te stellen met een vals spiritualisme. Een geheiligd werk is altijd een stimulans om de wereld te veranderen, en het gebruikelijke middel om veranderingen tot stand te brengen die het leven van mensen waardig maken, zodat naastenliefde en gerechtigheid werkelijk alle relaties doordringen. Het aldus verrichte werk kan bijdragen aan de zuivering van zondige structuren[16] en deze veranderen in structuren waar de integrale menselijke ontwikkeling een reële mogelijkheid is.
Het geloof helpt ons vertrouwen te houden in de toekomst. Zoals de heilige Jozefmaria heeft verzekerd: ‘Ons apostolaatswerk zal een bijdrage zijn aan de vrede, aan de samenwerking van de mensen onder elkaar, aan de rechtvaardigheid, het vermijden van oorlog, het vermijden van isolement, het vermijden van nationaal egoïsme en persoonlijke eigenbelangen: omdat iedereen zal beseffen dat hij deel uitmaakt van de gehele grote menselijke familie, die door Gods wil naar de volmaaktheid wordt geleid. Op die manier zullen wij eraan bijdragen dat deze angst, deze vrees voor een toekomst van broedertwisten wordt weggenomen en dat vrede en harmonie in de zielen en in de samenleving worden bevestigd: verdraagzaamheid, begrip, eenheid en liefde’.[17]
[1] Javier Echevarría, conferentie Het hart van de christen, drijfveer voor de sociale ontwikkeling, oktober 2012, Pauselijke Universiteit van het Heilig Kruis.
[2] Ibíd.
[3] Paus Benedictus XVI, Caritas in veritate, 29-06-2009, n. 53.
[4] Fernando Ocáriz, Pastorale brief, 14-II-2017, n. 31.
[5] Ibíd.
[6] Paus Franciscus, Audiëntie, 2 september 2020.
[7] H. Johannes Paulus II, encycliek Evangelium vitae, 25 maart 1995, nr. 19.
[8] H. Jozefmaria, Cartas (Vol. I), edición crítica, Luis Cano, Rialp, Madrid, Carta nr. 3, 37d, p. 188.
[9] Mt 25, 40.
[10] H. Jozefmaria Escrivá, Christus komt langs, edición critico-histórica, Antonio Aranda, Rialp, 2013, Madrid, homilie De christelijke eerbied voor de persoon en zijn vrijheid, 71d, p. 442.
[11] Fernando Ocáriz, Pastorale brief, 14 februari 2017, nr. 31.
[12] H. Jozefmaria, De Voor, nr. 827.
[13] Paus Franciscus, Boodschap voor de vijfde Werelddag van de Armen, 14 november 2021.
[14] Vgl. Benedictus XVI, encycliek Deus caritas est, 25 december 2005, nr. 20.
[15] H. Jozefmaria, Gesprekken met mgr. Escrivá de Balaguer, edición crítico-histórica, José Luis Illanes, Rialp, Madrid, 2012, nr. 56.
[16] Vgl. H. Johannes Paulus II, encycliek Sollicitudo rei socialis, 30 december 1987, nr. 36.
[17] H. Jozefmaria, cit., Cartas (Vol. I), Carta nr. 3, nr. 38a en 38b, pp. 188-189.