Iets groots dat liefde is (IX): Zit ik op de juiste weg?

Bij het onderscheiden van onze roeping staan we niet alleen: elke roeping ontstaat en krijgt vorm in de gemeenschap van de gelovigen, in de Kerk.

De apostelen blijven in gedachten verzonken nadat ze de ontmoeting van Jezus met de rijke jongeman hebben gadegeslagen: die jongeman “ging ontdaan heen” (Mt 19, 22 e.v.). Waarschijnlijk zijn ze van slag door de gekwetste blik van Jezus: “het is moeilijk voor een rijke man om het koninkrijk van de hemel binnen te gaan.” Net als bij andere gelegenheden maakt Petrus zichzelf tot woordvoerder van het gemeenschappelijk gevoel: “Heer, we hebben alles achter ons gelaten en zijn u gevolgd. Wat zal er van ons worden?” In dezelfde lijn en met het vertrouwen van een goede vriend, richtte de heilige Jozefmaria zich tot onze Heer in een voor het Werk moeilijk moment: "Wat zal er van ons worden? ... Wat gaat u nu met ons doen? U kunt degenen die hun vertrouwen in u hebben gesteld niet in de steek laten!" [1]

Wat zal er van mij worden?

Het begin van een roeping, zoals het begin van elke weg, brengt meestal een element van onzekerheid met zich mee. Wanneer God onrust in ons hart toelaat en we aanvoelen dat een bepaalde weg voor ons de juiste is, is het niet meer dan normaal dat we ons afvragen: ga ik de goede kant op?

Wat zit er achter deze twijfel? Ten eerste is deze angst heel normaal. Angst voor ons leven en onze eigen beslissingen: we weten niet wat de toekomst ons zal brengen, waar dit pad ons naartoe leidt, want we hebben het nooit eerder bewandeld. Deze twijfel is ook een teken van onze wens de juiste beslissing te nemen; we willen dat ons leven waardevol is, dat het iets blijvends achterlaat. Bovendien vraagt elke grote en mooie inspanning het beste van ons, en we willen ons niet overhaasten. Maar de diepste reden is tegelijkertijd mysterieuzer én eenvoudiger: God zoekt ons en we willen samen met Hem leven. Meestal zijn we niet zozeer bang voor God, maar voor onszelf. Onze eigen kwetsbaarheid tegenover zo'n immense Liefde maakt ons onzeker; we denken dat we niet waardig genoeg zijn.

Deze twijfel is ook een teken van onze wens de juiste beslissing te nemen; we willen dat ons leven waardevol is

Wanneer Petrus aan Jezus vraagt "wat zal er van ons worden"; wanneer de heilige Jozefmaria aan Jezus vraagt "wat zal er van ons worden"; en wanneer een christen aan Jezus vraagt "wat zal er van mij worden als ik deze weg insla”, hoe reageert Christus dan? Zich richtend tot ons hart, met een stem vol vreugde en genegenheid, zegt Hij dat ieder van ons een weddenschap van God is en dat God zijn weddenschappen niet verliest. Het leven brengt avontuur, risico's, beperkingen, uitdagingen en inspanningen met zich mee. Het vraagt om het loslaten van onze kleine beheersbare wereld, waardoor wij de schoonheid kunnen ontdekken van een leven dat toegewijd is aan iets groters dan onszelf en dat ons verlangen naar geluk zal overtreffen. We kunnen ons de verlangende blik in Jezus' ogen voorstellen als hij die woorden uitspreekt die in veel harten hun weerklank hebben gevonden en nog steeds vinden: “eenieder die zijn huis, broers of zusters, vader of moeder, vrouw, kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn Naam, zal het honderdvoudige terugkrijgen en eeuwig leven ontvangen” (Mt 19, 29). God is een gulle gever.

Toch kunnen we niet verwachten dat we een glasheldere openbaring krijgen, of een tot in detail uitgewerkt plan. God heeft iets voor ons in gedachten, maar Hij rekent ook op ons eigen initiatief. "Wanneer iemand onzekerheid ervaart over een specifieke roeping van God, dan is het zeker van belang om licht van de Heilige Geest te vragen: ‘licht om te zien'. Als zich geen objectieve belemmeringen voordoen volgens de betrokkene en de aangewezen perso(o)n(en) die kunnen helpen bij het onderscheiden van een roeping, bijvoorbeeld de geestelijk leidsman of -vrouw - en als de Voorzienigheid (...) die persoon op dat pad heeft gebracht, dan is het, naast het blijven vragen om 'licht om te zien', naar mijn idee van het grootste belang om de heilige Geest de kracht te vragen om het ook te willen. Die 'kracht om te willen' tilt onze vrijheid naar een hoger niveau en zal in verloop van tijd onze eeuwige roeping gestalte geven"[2].

We staan er niet alleen voor: de kerk vergezelt ons

In het proces van het onderscheiden van onze roeping zijn we nooit alleen, want elke roeping wordt geboren en krijgt vorm in de Kerk. Via onze Moeder de Kerk trekt God ons naar zich toe en Hij roept ons. En de Kerk zelf verwelkomt en vergezelt ons op weg naar God.

De Kerk trekt ons aan. In de loop van de geschiedenis maakt God gebruik van mensen die een diep spoor trekken met hun leven en die wegen van overgave uitstippelen voor anderen. Hun leven, hun idealen, hun leerstellingen inspireren ons en schudden ons wakker: ze halen ons uit ons egoïsme en sporen ons aan tot een rijker leven, een leven van liefde. Deze oproep maakt deel uit van Gods plan - van het handelen van de Heilige Geest die voor ons de weg bereidt.

De Kerk roept. God "vraagt geen toestemming om ons leven ‘ingewikkeld te maken'. Hij mengt zich in ons leven... Zo begint het!"[3] En om dat te doen, vertrouwt Hij op het lef van zijn kinderen om anderen uit te nodigen serieus na te denken over de mogelijkheid hun leven aan Hem toe te wijden. Jezus vergeleek het Hemels koninkrijk met een groot banket waar iedereen aan mag deelnemen, ook degenen die aanvankelijk niet uitgenodigd leken te zijn (vgl.Lc 14, 15-24). En in feite rekent God meestal op een externe uitnodiging om zijn stem te laten weerklinken in iemands hart.

Elke liefdevol beantwoorde roeping in de Kerk leidt tot heiligheid. Daarom is de beste roeping de eigen roeping. Geen enkele weg is a priori uitgesloten. De weg naar God via het huwelijk of celibaat staat in beginsel voor iedereen open. Het leven plaatst ons meerdere keren op een kruispunt van wegen en onze keuzes bepalen geleidelijk de vorm van onze levensweg. Die keuzes hangen af van onze persoonlijke vrijheid: het is een keuze. Christus wil dat we vrij zijn: “Wie mijn volgeling wil zijn”... (Mt 16, 24); “Wilt ge volmaakt zijn”... (Mt 19, 21).

Maar wat brengt iemand ertoe om uit alle mogelijke roepingen er één te kiezen? Onze vrijheid zoekt verre, goddelijke horizonten van liefde. De heilige Ignatius van Antiochië zei: "Het christendom is geen kwestie van overtuigen, maar van grootsheid"[4]. De zielen zullen als vanzelf aangetrokken worden (mits zij zich laten uitdagen), als wij die grootsheid in al haar schoonheid en eenvoud, in handelen en spreken uitdragen (vgl. Mc 10, 21). Iets in het eigen hart – heel intiem en diepgaand, en zelfs voor de persoon een beetje onbekend en mysterieus – weerklinkt en raakt afgestemd op dit voorstel van een levensweg binnen de Kerk. Zoals de Griekse filosoof zei: “het gelijke wordt door het gelijke gekend”.[5] Het authentieke leven van andere christenen roept ons op om dicht bij Jezus te komen en Hem ons hart te geven. We zien een voorbeeld van heiligheid in mensen die dicht bij ons staan en we denken: "Misschien dat ik ook...". Het is het ‘kom dan kijken’ van het Evangelie, dat ons hier en nu uitdaagt (Joh 1, 46).

De Kerk verwelkomt en begeleidt. Het is niet noodzakelijk speciale tekenen te ervaren om het avontuur van een leven van dienstbaarheid en zelfgave aan te gaan: in het celibaat of in het huwelijk, als priester of als religieus. Het onderscheiden van ieders roeping gebeurt door te kijken naar de zuiverheid van intentie, de vaardigheden en aanleg van de persoon.

Om te kunnen onderscheiden, is de hulp van anderen nodig, vooral in de geestelijke leiding. Daarnaast is het nodig dat de bestuurders van de desbetreffende kerkelijke instelling daar een uitspraak over doen. De missie van het verwelkomen van de kant van de kerk houdt ook in dat we ervoor zorgen dat elke persoon zijn of haar juiste plaats vindt. Je kunt het zien als een zegen van God dat er vertrouwde personen zijn, die op hun beurt vertrouwen in ons stellen, wanneer we proberen te beslissen over ons levensplan. Zij kunnen, met kennis van onze persoonlijke situatie, ons aanmoedigen of hun bedenkingen uiten.

Zij kunnen, met kennis van onze persoonlijke situatie, ons aanmoedigen of hun bedenkingen uiten.

Met zijn liefdevolle voorzienigheid volgt God Onze Vader elke persoonlijke geschiedenis op de voet. De heilige Geest heeft, ter ondersteuning van het individu, in de Kerk instellingen en wegen naar heiligheid in het leven geroepen. Het is ook de heilige Geest die concrete mensen op gegeven momenten van hun leven beweegt, om een instelling van de Kerk te verrijken met hun zelfgave.

Een geloofssprong: vertrouwen in God

Als Jezus ziet hoeveel mensen Hem volgen, vraagt Hij aan Filippus: ‘Waar moeten wij brood kopen om deze mensen te laten eten?’ (Joh 6, 5). De apostelen beseffen heel goed dat ze niets kunnen doen, om de honger van zoveel mensen te stillen. Ze hebben slechts ‘vijf gerstebroden en twee vissen’, die door een jongen zijn meegebracht. Jezus, die de broden aanneemt, zorgt voor voedsel voor iedereen, en er blijft zoveel over dat Hij het aan de discipelen zegt: ‘Verzamel de overgebleven resten, zodat er niets verloren gaat.’ Alleen Jezus kan ervoor zorgen dat niets in ons leven verloren gaat en dat het van dienst is voor de hele mensheid, mits we alles wat we hebben aan Hem toevertrouwen. Dan verricht Hij wonderen, en de eersten die er baat bij hebben zijn wij zelf.

Als wij op God vertrouwen en de deur van ons leven voor Hem openen, dan krijgen we medelijden met de menigte die, als schapen zonder herder, naar Hem hongert. En dan gaan we beseffen dat Hij op ons vertrouwt om al deze mensen Zijn Liefde te brengen en dan nemen we de stap eropuit te trekken, iets wat we uit onszelf niet zouden bedenken. We trekken eropuit in het besef dat het ons, met Gods hulp, zal lukken; door ons lot in Zijn handen te leggen en volledig op Hem te vertrouwen. Aangezien God zich niet aan ons opdringt, is er een ‘geloofssprong’ nodig: "Waarom geef je je niet eens voor altijd over aan God ... metterdaad ... nu?"[6]

Zeker, we moeten de zaken zorgvuldig overwegen. Dat is wat de kerk het proces van onderscheiding noemt. Maar het is goed om in gedachten te houden dat “de onderscheiding niet een aanmatigende zelfanalyse is, een egoïstisch navelstaren, maar een waar buiten onszelf treden naar het mysterie van God toe, die ons helpt de zending te beleven waartoe Hij ons tot welzijn van onze broeders en zusters heeft geroepen.”[7] Roeping houdt in dat we uit onze schulp, uit onze comfort zone kruipen en onze persoonlijke veiligheid achter ons laten.

Voor wie parachute gaat springen is het essentieel dat de parachute goed open gaat, zodat je veilig kunt landen. Maar de eerste stap is uit het vliegtuig springen met gesloten parachute. Op een vergelijkbare manier vereist de roeping het vertrouwen in God en het loslaten van persoonlijke zekerheden. De heilige Johannes Chrysostomus zei, verwijzend naar de Drie Wijzen: "Toen de Wijzen in Perzië waren, zagen ze een ster. Toen ze hun land achterlieten, zagen ze de Zon van de Gerechtigheid. Hadden ze hun land niet met vastberadenheid verlaten, dan hadden ze zelfs de ster niet meer kunnen zien."[8]

"Je weet dat je weg niet duidelijk is. - En je weet ook dat het komt, omdat je Jezus niet op de voet volgt en dus in het donker tast. - Waarop wacht je om tot een besluit te komen?"[9] Je kan alleen een pad volgen en daarnaar leven, als je ervoor kiest. En om de ster te kunnen zien, moet je op weg gaan. Gods plannen overstijgen ons, maar door op Hem te vertrouwen, zullen we tot veel meer in staat zijn dan we denken. In het begin lukt dat nog niet en moeten we nog groeien. En om te groeien moeten we geloven: ‘los van Mij kunt gij niets’ (Joh 15, 5), met Mij kunnen jullie alles.

Vandaar de vergissing van wie geen besluit neemt en zijn jeugd doorbrengt met wachten op een bijzondere verlichting over een te nemen levensweg. Tegenwoordig is er nog een bijzonder obstakel: er worden zoveel selfies genomen en jongeren zien zichzelf op zoveel foto's, dat ze kunnen denken dat ze zichzelf al perfect kennen. Toch moet men, om werkelijk de eigen identiteit te vinden, herontdekken wat men nog niet ziet in het eigen leven: het element van ‘mysterie’, de aanwezigheid van God en zijn liefde voor ieder mens. Volledig leven betekent het ontdekken van en het vertrouwen op dit mysterie, het accepteren van een logica en manier van redeneren die we niet volledig kunnen bevatten.

Gods verhalen ontplooien zich beetje bij beetje

Het vertrouwen dat alles op het spel zet, is de weg naar de verwezenlijking van onze grootste dromen, de dromen van God. Wanneer we ons als goede kinderen van God laten leiden door de Geest van God (vgl. Rom. 8, 14), bereikt ons leven hoogten waarvan we nooit hadden kunnen dromen. Dit was de weg van de drie Wijzen; van Maria, een jong meisje dat de Moeder van God wordt, en van Jozef, een timmerman, die vader wordt van God; van de Apostelen, die boven hun aanvankelijke fouten en twijfels uitstijgen om de pijlers te worden waarop de Kerk is gebouwd; en van zovele christenen die ons voorafgegaan zijn en begeleiden. Wie had aan het begin van zijn leven ooit van dit mysterie kunnen dromen? Pas aan het einde wordt dit allemaal inzichtelijk. En dit is mogelijk voor wie in het begin zijn valse zekerheden achter zich durft te laten en in Gods sterke armen durft te springen.[10]

Op God vertrouwen, de deuren van ons leven voor Hem openen, brengt ons er toe in te zien dat Hij op ons rekent om zijn liefde aan allen te brengen

Naarmate het proces van onderscheiding vordert en er zich een specifieke roeping met duidelijke kenmerken aftekent, wordt de noodzaak - voor wie vooruit wil - van de eerste geloofssprong duidelijk: het ‘ja’ zeggen. Dankzij eeuwenlange ervaring, zijn er in de Kerk voor de verschillende roepingen stappen voorzien, opdat duidelijk wordt of iemand op de goede weg zit (denk aan huwelijksvoorbereidingen, diakenwijding bij de priester en tijdelijke verbintenissen die aan definitieve verbintenissen voorafgaan). Deze handelswijze schenkt veel vrede aan het hart en versterkt de beslissing om te vertrouwen op God, die de persoon heeft geleid naar een weg van zelfgave. Wij twijfelen niet aan God maar aan onszelf, en daarom vertrouwen we op Hem en op de Kerk.

Wij van onze kant moeten overwegen wat we zijn en hebben, om alles te kunnen bieden, zoals we zien in de gelijkenis van de talenten (vgl. Mt 25, 14-30). We moeten niets voor onszelf achterhouden maar er zaken mee doen. Dit is de sleutel tot een volwassen en oprecht besluit: de gesteltenis alles te willen geven, ons volledig in Gods handen te leggen, zonder iets voor onszelf achter te houden, in het besef dat deze zelfgave vrede en vreugde geeft die niet van ons afkomstig is. De sterke overtuiging onze weg te hebben gevonden, kan dan verder wortelschieten.

***

Bij het onderscheiden van haar roeping vraagt Maria de engel: ‘Hoe zal dit geschieden, daar ik geen gemeenschap heb met een man?’ (Lk 1, 34 e.v.). De engel is de boodschapper, de bemiddelaar wiens roep Gods stem weergeeft. Maria stelt geen voorwaarden, maar ze stelt een vraag om meer uitleg. En de engel verzekert haar: de Heilige Geest zal handelen, want wat ik u gezegd heb gaat uw begrip te boven, en ‘voor God is niets onmogelijk’ (v. 37). Als zelfs onze Moeder Maria vragen heeft, dan is het niet verwonderlijk dat een christen raad vraagt als hij innerlijk bewogen wordt door Gods liefde: Wat moet ik doen om Hem mijn leven te geven? Wat denk je dat de beste weg voor mij is om gelukkig te worden? Het is waardevol dat wij advies mogen inwinnen bij het beantwoorden aan onze roeping. Dat willen wij doen uit vrijheid en vervuld van vertrouwen in God. We leggen ons hele wezen in Zijn handen: ‘mij geschiede naar Uw woord’.


[1] Andres Vázquez de Prada, De stichter van Opus Dei, vol. III, Scepter, pp. 27-28.

[2] Fernando Ocáriz, "Roeping tot het Opus Dei als een Roeping in de Kerk," in Opus Dei in de Kerk, Four Courts Press - Scepter Publishers, 1994, p. 89.

[3] H. Jozefmaria, De Smidse, nr. 902.

[4] H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Romeinen, nr. 3.

[5] Aristoteles, De Anima I, 2.

[6] H. Jozefmaria, De Weg, nr. 902.

[7] Franciscus, Apostel. Exhortatie Gaudete et exsultate (19 maart 2018), nr. 175.

[8] H. Johannes Chrysostomos, Homilieën over de h. Matheus, VII, 5.

[9] De Weg, nr. 797.

[10] Vgl. H. Jozefmaria, De kruisweg, zevende statie.