Iets groots dat liefde is (X): Wij zijn apostelen!

Apostolaat is voor een christen niet zomaar een ‘taak’ of een activiteit die een aantal uren in beslag neemt. Het is een behoefte die voortkomt uit een hart dat ‘één lichaam en één geest’ in Christus is geworden.

Het apostolische avontuur dat door Jezus in de wereld werd ingewijd, begon in Kafarnaüm. We weten dat minstens vier van de twaalf apostelen vissers uit die stad waren. "De eerste apostelen, toen onze Heer hen riep, waren aan de zijde van een oude boot bezig met het repareren van de gescheurde netten. "Toen de Heer hen riep waren de eerste apostelen bij hun oude boot de netten aan het boeten. De Heer zei hun Hem te volgen. En statim, onmiddellijk, relictis omnibus, lieten zij hun spullen, al hun spullen achter en volgden Hem!"[1]

Jezus roept de eerste apostelen met woorden die de loop van de geschiedenis voorgoed hebben veranderd: "Kom, volgt Mij; Ik zal maken, dat gij vissers van mensen wordt" (Mc 1, 17). Hij geeft geen nadere uitleg. Ze zullen blijven vissen, maar vanaf nu zullen ze een ander soort ‘vis’ vangen. En ze zullen verschillende ‘zeeën’ leren kennen, maar de vaardigheden die ze door hun werk hebben geleerd, zullen nog steeds nuttig zijn. Dagen van gunstige wind en een overvloedige vangst zullen komen, maar ook minder opvallende dagen, zonder enige vis, of met zo'n kleine vangst, dat ze terug zullen keren naar de kust met, voor hun gevoel, lege handen. Maar de doorslaggevende factor is niet de hoeveelheid vis, of wat de mensen als een succes of een mislukking beschouwen; het belangrijkste is wat ze zullen worden. Vanaf het begin wil Jezus dat ze zich bewust zijn van hun nieuwe identiteit, want Hij roept hen niet alleen op om iets te doen - een mooie en buitengewone onderneming - maar ook om iemand te zijn met een missie: ‘mensenvissers te zijn’.

‘Allemaal omwille van het evangelie’

Door te reageren op de oproep van God, wordt onze identiteit opnieuw vormgegeven: "Het is een nieuwe kijk op het leven," zei de heilige Jozefmaria. Het besef dat Jezus zelf ons uitnodigt om in zijn zending te delen, doet ons ernaar verlangen "om de edelste krachten te wijden aan een activiteit die door veelvuldig oefenen een manier van leven wordt." Zo leidt de roeping ons, beetje bij beetje, tot een levenshouding die we met ijver en blijdschap bevorderen tot aan de dood. Daarnaast geeft het ons werk een karakter van missie."[2] Deze zending maakt ons gelukkig en het vormt onze manier van zijn en handelen, en van kijken naar de wereld.

Zoals Mgr. Ocáriz het sprekend uitdrukte: "Wij doen geen apostolaat, wij zijn apostelen!"[3] De apostolische missie neemt geen specifieke tijd in beslag, of speelt zich niet af op een bepaalde plaats: het is aanwezig bij alles wat we doen. De heilige Jozefmaria kwam er van meet af aan bij de mensen van het Werk op terug: "Vergeet niet, mijn kinderen, dat wij geen zielen zijn die zich met andere zielen hebben verenigd om iets goeds te doen. Dat is veel... en toch is het weinig. Wij zijn apostelen die een dwingende opdracht van Christus vervullen."[4]

"Wee mij als ik het evangelie niet verkondig!", riep de heilige Paulus uit (1 Kor 9, 16-23). Die overtuiging droeg hij diep in zijn ziel. Deze liefdevolle impuls was voor hem zowel een uitnodiging als een plicht: ‘Als ik het evangelie verkondig, geeft me dat geen reden tot opscheppen. Want de noodzaak wordt mij opgelegd.’ Daarom is de enige beloning die hij zoekt ‘dat ik het evangelie gratis mag verkondigen’, want ‘ik ben de dienaar van allen, om zoveel mogelijk mensen te winnen'. Paulus opent zijn hart voor ons: hij is de laatste van de apostelen, onwaardig en zonder verdienste, maar hij is een apostel. Er is dus geen enkele omstandigheid die voor hem niet apostolisch is: "Ik doe het allemaal omwille van het evangelie." Zo stelt hij zich voor en zo wil hij beschouwd worden: "Paulus, dienstknecht van Christus Jezus, door Gods roeping apostel, bestemd voor de dienst van het evangelie" (Rom 1, 1).

Op een vergelijkbare manier is apostolaat voor een christen niet een ‘klus’ of ‘een korter of langer durende bezigheid’. Het is een behoefte die voortkomt uit een hart dat 'één lichaam en één geest’[5] in Christus is geworden, in vereniging met de hele Kerk. Een apostel zijn 'is geen eretitel en kan dat ook niet zijn: het vergt op een concrete en aangrijpende manier de inzet van het hele leven van de persoon’.[6] Soms hebben we de bemoediging en de raad van andere mensen nodig bij onze pogingen om Christus bekend te maken. Maar omdat we weten dat onze roeping een geschenk van God is, moeten we Hem vragen dat het apostolaat net zo natuurlijk uit ons hart kan stromen als water uit een fontein (vgl. Joh 4, 14).

Zout, licht en zuurdesem voor de wereld

Onze-Lieve-Heer maakte vaak gebruik van gelijkenissen om zijn discipelen uit te leggen welke rol zij in de wereld zouden gaan vervullen. "Gij zijt het zout der aarde ... Gij zijt het licht der wereld" (vgl. Mt 5, 13-14). Bij een andere gelegenheid sprak Jezus met hen over gist, over hoe een kleine hoeveelheid de hele partij doet gisten (vgl. Mt 13, 33). Want zo moeten de apostelen van Jezus zijn: zout dat vreugde brengt, licht dat anderen begeleidt en zuurdesem die de hele massa doet rijzen. En zo zag de heilige Jozefmaria het apostolaat van zijn dochters en zonen voor zich: "Jullie hebben een roeping van God om een bepaalde weg in te slaan: aanwezig zijn op alle kruispunten van de wereld, terwijl je zelf opgenomen bent in God." Zuurdesem zijn, zout zijn en licht zijn voor de wereld. Om te verlichten, om smaak te geven, om te laten gisten en te laten groeien."[7]

De gelovigen van het Opus Dei voeren, net als zoveel andere gewone christenen, hun apostolaat uit midden in de wereld, met natuurlijkheid en discretie. Hoewel dit soms tot misverstanden heeft geleid, proberen zij in hun leven deze gelijkenissen van de Heer ten uitvoer te brengen. Zout is onzichtbaar als het goed vermengd wordt met het voedsel, het is een smaakversterker en zelfs producten van goede kwaliteit smaken flauw zonder zout. Hetzelfde geldt voor zuurdesem; het geeft het brood volume, zonder dat het wordt opgemerkt. Het licht wordt op zijn beurt "op de standaard geplaatst, zodat ze licht geeft" en is altijd "voor allen" (Mt 5, 15-16). Het vestigt niet de aandacht op zichzelf, maar op wat het verlicht. Een christen geniet van het samenzijn met anderen en van het delen van dromen en plannen. "Wij, die zout en licht van Christus zijn, moeten ons ongemakkelijk voelen als we niet omringd zijn door mensen."[8] Deze openheid betekent tevens interactie met hen die niet denken zoals wij, met de rustige gemoedstoestand om ‘de afdruk van God’[9] in hun hart achter te laten. We zullen dat doen op de manier die de Heilige Geest ons voorstelt: de ene keer door een kort gebed voor hen te zeggen, de andere keer met een vriendelijk woord of gebaar...

De apostolische effectiviteit van het leven van een persoon kan niet worden teruggebracht tot aantallen. Veel vruchten zullen voor ons verborgen blijven tijdens dit leven. Wat wij van onze kant kunnen doen, is steeds opnieuw het verlangen koesteren dicht bij onze Heer te leven. "Door het leven gaan als apostelen: met het licht en het zout van God. Zonder angst en met natuurlijkheid, met een dusdanig innerlijk leven en intieme vereniging met de Heer, dat we licht geven en bederf en duisternis voorkomen."[10] God zelf zal onze inspanningen vruchtbaar maken en we zullen geen tijd verliezen met ons zorgen te maken over onze tekortkomingen of externe moeilijkheden: dat mensen ons niet lijken te begrijpen, dat men kritiek heeft, dat de weg vermoeiend is, dat het meer te groot is, dat ik niet vooruit kom in deze storm…

Op eigen krachten

Als we de lijst van de twaalf apostelen nog eens doornemen, dan valt op hoe verschillend ze van elkaar waren, sommigen hadden uitgesproken karakters. Hetzelfde geldt voor de mannen en vrouwen die door de kerk heilig verklaard zijn. En ook als we denken aan het leven van zoveel gewone mensen die onze Heer volgen met een discrete maar onophoudelijke zelfgave. Iedereen is anders, en tegelijkertijd is iedereen apostel, trouw en verliefd op de Heer.

Als we ons aan God geven, verliezen we onze persoonlijke gaven en kwaliteiten niet. Want "als de Heer aan jou denkt, aan wat hij jou wil schenken, dan denkt Hij aan jou als aan een goede vriend. En als Hij een concrete genade voor jou heeft bedacht (...), dan zal niets ter wereld jou meer innerlijke vreugde en enthousiasme geven. Niet omdat dat geschenk een bijzonder of opvallend charisma is, maar omdat het precies op maat is gemaakt, naar de maat van jouw leven.”[11] Wie de Heer volgt, ervaart (met het voorbijgaan van de jaren) hoe de genade, in samenwerking met onze inspanning, ons innerlijk verandert, en hoe we met meer gemak anderen kunnen liefhebben en dienen. Dit is niet het gevolg van zichzelf een ideaal van volmaaktheid opleggen en het met pure wilskracht nastreven. Het is veeleer Christus die de apostel beïnvloedt en in brand zet.

Kort na zijn verkiezing tot Prelaat werd aan Mgr. Javier Echevarría gevraagd of hij een eigen leven heeft kunnen leiden, eerst naast de Stichter en daarna als zijn (tweede) opvolger: "Hebt u zichzelf kunnen zijn?" Zijn antwoord is heel ontroerend en weerspiegelt het standpunt van iemand die terugkijkt op zijn leven en ziet wat God daar heeft gedaan. "Ja, ik heb zeker mijn eigen leven geleefd. Ik zou nooit hebben gedroomd van zo'n vervuld leven als ik heb gehad. Als ik op mijn eigen manier had geleefd, dan zouden mijn horizonten en mijn doelen veel beperkter zijn geweest... Ik heb als man van mijn tijd, als christen en priester, een zeer rijk persoonlijk leven gehad. Dat mijn hart open staat voor de hele wereld, dank ik aan het feit dat ik naast twee mannen (de heilige Jozefmaria en de zalige Álvaro) heb geleefd die hun christen zijn op een grootse manier hebben voorgeleefd."[12]

Iemand die door Christus gezonden is en Hem de koers van zijn leven laat bepalen, mag nooit vergeten dat God een antwoord verwacht dat ten diepste vrij is. Vrij in de eerste plaats van egoïsme, van trots en van het verlangen om op te vallen. Maar ook vrij om al onze talenten, creativiteit en ons initiatief in dienst van Hem te stellen. Zoals de heilige Jozefmaria zei: "Een van de duidelijkste kenmerken van de geest van Opus Dei is de liefde voor de vrijheid en voor de noodzaak om anderen te begrijpen."[13]

Maar deze geest van vrijheid betekent niet: "handelen in overeenstemming met iemands grillen en zonder beperking van enige wet,"[14] alsof alles wat niet van onszelf komt, een last is waarvan we ons moeten bevrijden. Het betekent veeleer handelen met dezelfde Geest als Jezus: "Ik ben immers uit de hemel neergedaald, niet om mijn eigen wil te doen, maar de wil van Hem die mij gezonden heeft" (Joh 6, 38). Als het apostolaat als ‘nog een activiteit’ zou worden beschouwd, bestaat het risico dat de aanwijzingen van de coördinatoren van apostolische initiatieven als dwingend ervaren worden. Wie zich door Christus gezonden weet, is dankbaar voor de hulp en de nieuwe impulsen die via anderen tot ons komen. Leven met vrijheid van geest betekent dat de Heilige Geest degene is die ons vormt en leidt en die gebruik kan maken van wie Hij aan onze zijde heeft geplaatst.

Vrijheid van geest leidt ertoe dat we op eigen krachten bij apostolische noden aan de slag gaan. Op eigen krachten betekent: niet met een passieve houding, maar met de overtuiging dat God dit nu van ons vraagt, omdat dit hoort bij apostel zijn. Zo kunnen we in de kleine omstandigheden van ons dagelijks leven voortdurend de ‘frisse wind’ van de Geest ervaren, die ons ertoe aanzet om ‘naar het diepe’ (Lc 5, 4) te varen, om met Hem de wonderbaarlijke geschiedenis van Gods Liefde voor ons voort te zetten.

Als onze missie ‘apostolaat doen’ was, zouden we in de verleiding kunnen komen om het opzij te zetten vanwege een veeleisend beroep of vanwege ziekte, en we zouden ons heil kunnen gaan zoeken in apostolische ‘vakanties’. Maar "wij zijn apostelen!": het is ons leven! Het zou absurd zijn onze ijver om te evangeliseren thuis te laten, zodra we de straat op gaan. Zeker, de apostolische zending zal vaak inspanning vergen en moed om onze angsten te overwinnen. Toch moet deze innerlijke weerstand ons niet verontrusten, want de Heilige Geest zorgt ervoor, dat een authentieke apostolische spontaniteit en creativiteit in ons hart gaat groeien: naarmate wij ons onze missie eigen maken, wordt het leven één apostolische gelegenheid.

We verwerven het "bewustzijn dat we op wacht staan bij een buitenpost"[15] in een constante "liefdeswake, alert, zonder slaap, vol inzet."[16] Het is een ‘liefdeswake’, dus we hoeven niet angstig of nerveus te worden. We hebben een prachtige missie in handen die ons gelukkig maakt en geluk brengt voor de mensen om ons heen. We werken in de wijngaard van de Heer en zijn er zeker van dat het zijn onderneming is. Als we ooit een gebrek aan vrede of te veel spanning ervaren, dan is het moment gekomen om naar Hem toe te gaan en te zeggen: Ik doe dit voor U; help me om rustig te werken, met de zekerheid dat U alles zult doen.

Goddelijk licht dat warmte geeft

In de gelijkenis van de genodigden op het huwelijksfeest, wanneer de vader verneemt dat sommige zich verontschuldigen, beveelt hij zijn knecht om "de armen, gebrekkigen, blinden en kreupelen" binnen te halen (Lc 14, 21). De feestzaal begint vol te lopen, maar er is nog plaats voor gasten. Dan zegt hij tegen zijn knecht: "Ga naar de wegen en de binnenpaden, en nodig de mensen dringend uit binnen te komen, want mijn huis moet vol worden."(Lc 14, 23). "Nodig dringend uit", compelle intrare: zo intens is het verlangen van de Heer.

De opdracht is zonneklaar, omdat de verlossing voor iedereen is. De heilige Jozefmaria interpreteerde het als volgt: "Het is geen fysiek duwtje maar een overvloed van licht en van onderricht. Het is de geestelijke aansporing vanuit jullie gebed en werk: een authentieke getuigenis van christelijk leven. Het zijn alle offers die jullie weten te brengen. Het is de glimlach die op jullie lippen komt, omdat jullie kind van God zijn: een kindschap die jullie doordrenkt met een sereen geluk (ook als het leven niet zonder tegenslagen is), die de anderen zien en benijden. Voeg daar je menselijke hoffelijkheid en vriendelijkheid aan toe, en dan hebben we de betekenis van compelle intrare."[17] Het gaat er dus niet om iemand te dwingen; het gaat eerder om het samengaan van gebed en vriendschap, getuigenis en offer ... gedeelde vreugde en een uitnodigende genegenheid.

God handelt "door aantrekkingskracht":[18] het ervaren van blijdschap en gezelligheid bij christenen, brengt zielen in beweging. Daarom is apostolaat als een hart dat overloopt van liefde. Een hart dat liefheeft, kan anderen aantrekken: "We trekken iedereen aan met ons hart," zei de heilige Jozefmaria. "Daarom vraag ik voor iedereen een heel groot hart: als we de zielen liefhebben, zullen we ze aantrekken"[19] Inderdaad, niets trekt zo sterk aan als een authentieke liefde, vooral in een tijd waarin veel mensen nooit de warmte van Gods Liefde hebben gekend. De ware vriendschap is "de manier van apostolaat doen die de heilige Jozefmaria in de Evangelieverhalen las":[20] Filippus nam Bartholomeus mee; Andreas bracht Petrus; en het moeten goede vrienden zijn geweest, die de verlamde in Kafarnaüm bij Jezus brachten.

"In een christen, in een kind van God, vormen vriendschap en liefde één geheel: een goddelijk licht dat warmte geeft."[21] Het hebben van vrienden veronderstelt persoonlijk contact en vasthoudendheid; geven van een goed voorbeeld en oprechte loyaliteit; de bereidheid om de ander te helpen en bij te staan; empathie en kunnen luisteren; het kunnen opmerken van behoefte aan hulp en er zorg voor dragen. Vriendschap is geen instrument voor het apostolaat; het isvriendschap: belangeloos het leven met anderen delen. Natuurlijk willen we dat onze vrienden dichter bij God komen, maar we zijn bereid dit te laten gebeuren wanneer en hoe God dat wil. Hoewel het niet meer dan normaal is dat een apostel graag resultaten ziet, moeten we nooit vergeten dat de apostelen Jezus bleven volgen, zelfs toen bijna alle anderen weggingen (vgl. Joh 6, 66-69). De resultaten zouden met het verstrijken van de tijd komen (vgl. Hnd 2, 37-41).

Een jongeman vroeg ooit aan de heilige Jozefmaria: "Vader, wat kunnen we doen om veel mensen te laten 'fluiten'?"[22]De heilige Jozefmaria reageerde meteen: "Veel gebed, trouwe vriendschap en respect voor de vrijheid." De jongeman was niet tevreden, dus zei hij: "Maar betekent dat niet te langzaam gaan, Vader?" "Nee, want de roeping is bovennatuurlijk," antwoordde hij, waarbij hij elke lettergreep benadrukte. "Een seconde was genoeg om Saul in Paulus te veranderen. Daarna volgden drie dagen van gebed, om hem in een vurige apostel van Jezus Christus te veranderen."[23]

Het is God die roept, en de Heilige Geest die het hart van een persoon beweegt. De rol van de apostel is om een vriend te begeleiden met gebed en offer, zonder ongeduldig of boos te worden vanwege een afwijzing of afwijkend inzicht. Een echte vriend probeert niet te bekritiseren en vertrouwt op de sterke punten van de ander om hem of haar te helpen groeien. Hij weet wanneer het het beste is om te zwijgen, en wanneer een andere ‘koers’ nodig is. Hij vermijdt vervelend te worden en verwijten te maken en zal vanuit een houding van vertrouwen streven naar het beste voor elke persoon. Zo doet God met ons en zo wil Hij dat wij, zijn kinderen, doen.

Met een glimlach op ons gezicht kunnen wij woorden influisteren zoals de Heer dat deed. En wij houden het verlangen in ons hart levendig, dat veel mensen Hem leren kennen. "Als jij en ik, kinderen van God, mensen zien, dan denken we vooral aan hun ziel: hier is een ziel, zeggen we tegen onszelf, die geholpen moet worden, een ziel die begrepen moet worden, een ziel met wie we samen moeten kunnen leven, een ziel die gered moet worden."[24]

José Manuel Antuña


[1] Heilige Jozefmaria, De Smidse, nr. 356.

[2] Heilige Jozefmaria, Brief, 9-1-1932, nr. 9.

[3] Fernando Ocáriz, Brief, 14-2-2017, nr. 9.

[4] Instructie, 19 -3-1934, nr. 27 (cursief in het origineel), geciteerd in De Weg, Kritisch Historische Editie, noot voor nr. 942.

[5] Romeins Missaal, Eucharistisch Gebed III.

[6] Benedictus XVI, Algemene audiëntie, 10-9-2008.

[7] Heilige Jozefmaria, Aantekeningen van een meditatie, april 1955, in Obras 1956, XI, p. 9.

[8] Heilige Jozefmaria, A solas con Dios, nr. 273.

[9] Vgl. Javier Echevarria, Homilie, 5 sep. 2010 (Romana, nr. 51, jul.-dec. 2010).

[10] Heilige Jozefmaria, De Smidse, nr. 969.

[11] Paus Franciscus, Apostolische Exhortatie.Christus vivit (25-3-2019), nr. 288.

[12] Interview door Pilar Urbano met Don Javier Echevarría, Época, 20-IV-1994, geciteerd in Álvaro Sánchez León, En la tierra como en el cielo, Madrid, Rialp 2019, pp. 349-350.

[13] Heilige Jozefmaria, Brief, 31-5-1954, nr. 22.

[14] Fernando Ocáriz, Brief, 9-1-2018, nr. 5.

[15] Heilige Jozefmaria, Brief, 31-5-1954, nr. 16.

[16] Ibid.

[17] Heilige Jozefmaria, Brief, 24-10-1942, nr. 9; vgl. Vrienden van God, nr. 37.

[18] Benedictus XVI, Homilie, 13-5-2007; Franciscus, Homilie, 3 mei 2018.

[19] Heilige Jozefmaria, Aantekeningen van een familiebijeenkomst, 10 mei 1967, in Crónica 1967, p. 605.

[20] Fernando Ocáriz, Brief, 14-2-2017, nr. 9.

[21] Heilige Jozefmaria, De Smidse, nr. 565.

[22] In Madrid, in de jaren dertig van de 20ste eeuw, was 'fluiten' een taalvariant die 'goed functioneren' betekende. De heilige Jozefmaria gebruikte het om te verwijzen naar het feit dat iemand had gevraagd om toegelaten te worden tot Opus Dei. Dit is nu een familie-uitdrukking geworden in het Werk.

[23] Heilige Jozefmaria, Aantekeningen van een familiebijeenkomst, 24-4-1967, in Crónica 1967, p. 506.

[24] Heilige Jozefmaria, Meditatie, 25-2-1963, in Crónica 1964, IX, p. 69.

José Manuel Antuña