"Het is de moeite waard" (I): Een kracht die sterker is dan tijd

Trouw is de deugd die ontstaat doordat er relaties tussen personen bestaan – en dus ook tussen een persoon en God – wanneer je vertrouwt op de liefde van de ander.

‘Wie kijkt er niet naar de zon wanneer die ondergaat? Wie kijkt er niet naar een komeet als die uiteenspat? Wie luistert er niet naar een klok wanneer die luidt voor een of andere gebeurtenis?’ Deze vragen stelde zich een 17e-eeuwse Engelse dichter die besefte dat we zulke gebeurtenissen – zoals die aan het firmament – niet als iets onpersoonlijks of toevalligs opvatten. En omdat hij aanvoelde dat er bij al zulke ervaringen altijd iemand, een ander, betrokken is, omdat hij inzag dat ze altijd een mogelijke relatie verbergen, concludeerde hij: ‘No man is a whole island by himself. (...) Vraag daarom nooit voor wie de klok luidt; ze luidt voor jou’.[1]

Een beweging die tussen twee (personen) in een spiraal omhoog gaat

Wij maken allemaal deel uit van een web van relaties dat ons in deze wereld heeft verwelkomd en ondersteund. En precies daar, in die persoonlijke banden, kan de trouw ontstaan. Hoewel de term trouw in heel verschillende betekenissen wordt gebruikt, ‘is het erg belangrijk’, schrijft de prelaat van het Opus Dei, ‘om de trouw te bezien in de relatie tussen personen, in het diepst menselijke aspect: de liefde’.[2] We hebben elkaar niet alleen nodig om materieel te overleven, maar ook om gelukkig te zijn. ‘Omdat we een sociaal dier zijn, is de ene mens aan de andere van nature al datgene verschuldigd zonder hetwelk de instandhouding van de samenleving onmogelijk zou zijn’, begint Thomas van Aquino. Het is waar dat de eerste steun die we nodig hebben meestal van materiële aard is, of om te overleven, maar we moeten elkaar ook steunen op onze weg naar de toekomst, we moeten weten dat we deel uitmaken van dezelfde keten die vol hoop wordt voortgezet. Daarom vervolgt de heilige Thomas: ‘de menselijke samenleving zou niet mogelijk zijn als we elkaar niet zouden vertrouwen’.[3]

Er wordt gezegd dat onze tijd meer gekenmerkt wordt door de persoonlijke zoektocht naar totale autonomie dan door de erkenning dat onze handelingen verbonden zijn met de mensen om ons heen; men zegt ook dat we liever de illusie hebben volledig zelfvoorzienend te zijn dan te erkennen dat we anderen nodig hebben. De houdingen die ons ertoe aanzetten ons te isoleren – en die we in meer of mindere mate bij onszelf aantreffen – vormen een eerste barst die we moeten dichten als we het over trouw hebben.

Hoewel er enkele deugden zijn die niet rechtstreeks te maken hebben met de directe relatie met andere mensen, zoals de sterkte of de matigheid, zijn er echter ook deugden die alleen in relaties voorkomen. De trouw in het bijzonder is er daar één van, omdat het een heen-en-weerbeweging is tussen twee personen: het houdt in dat je aan de ene kant gelooft dat de ander, die je vóór je hebt, goede bedoelingen met je heeft; het houdt in dat je je eigen leven opbouwt met de overtuiging dat die ander nu van je houdt en dat ook in de toekomst zal blijven doen. In die zin ontstaat onze trouw in eerste instantie in de ander, hangt ze in eerste instantie niet van onszelf af;en zo'n deugd breekt met onze neiging tot zelfgenoegzaamheid en nodigt ons uit tot een nederige openheid hetgeen, zoals paus Franciscus aangeeft, ‘altijd iets van een risico en een gedurfd waagstuk met zich mee brengt’.[4] Er ontstaat dan een beweging die, tussen twee personen, beetje bij beetje omhoog spiraalt naar een gedeeld en gelukkig leven. Degenen die deze dynamiek van trouw aangaan, hebben nog lang niet de rust van een eindpunt bereikt; ze beginnen eerder aan de duizeling van het leven, de beweging van degenen die onderweg zijn, maar die iemand naast zich hebben op wie ze kunnen rekenen als ze het nodig hebben. ‘De trouw is als een kracht die de tijd overwint, niet door starheid of traagheid, maar op een creatieve manier.’[5]

Theresia van Jezus en Jezus van Theresia

Als we de media volgen, een enquête bekijken of over onze eigen ervaringen nadenken, worden we misschien gemotiveerd om in te zien hoe dringend belangrijk het is de schoonheid van de trouw opnieuw te ontdekken, die een goed is voor een mens, die geluk met zich meebrengt. We voelen de noodzaak om dit opnieuw te ontdekken in het huwelijk, in het gezin, in de relatie met God en, in het algemeen, in elke persoonlijke relatie.[6] Hiervoor kunnen we enerzijds op de hulp van de Heer rekenen. En aan de andere kant op het verlangen naar een creatieve trouw die we bij veel mensen, ook bij onszelf, bespeuren; ‘een trouw die een vrije beantwoording is aan de genade van God, die beleefd wordt met vreugde en ook met een goed humeur’.[7] Ons hart is niet tevreden met een absoluut autonoom leven, in eenzaamheid, want ‘een menselijk leven is geen geïsoleerd leven, het is vervlochten met dat van anderen. Geen mens is als een vers dat op zichzelf staat’.[8] En evenmin is ons hart tevreden met een statisch, voorspelbaar leven, wat onwaardig is voor iets wat leeft.

Soms kan dit alles ons een bijna onbereikbaar verlangen lijken, iets wat onze krachten te boven gaat. En dat is niet helemaal zonder reden: ieder van ons, als we alleen op onszelf rekenen, is zwak, want we hebben voeten van klei; bovendien kan trouw alleen tot stand komen tussen twee. Maar juist de ervaring van onze zwakheid weerhoudt ons ervan om alleen op onze goede verlangens of talenten te vertrouwen. De woorden van sint Paulus komen ons te hulp: ‘Alles vermag ik in Hem die mij kracht geeft’ (Fil 4,13). Met zijn liefde die ons wordt aangeboden voordat we erom kunnen vragen, wat er ook gebeurt en wat we ook doen, geeft God zichzelf als de bron van onze trouw aan Hem en aan de andere personen.

We herinneren ons, misschien vooral in moeilijke tijden, het vertrouwen dat de Heer in ons heeft gesteld, te beginnen bij onze geboorte – dat we leven is zijn keuze – en vervolgens met ons doopsel en alle keren dat God ons zijn liefde, zijn nabijheid en zijn licht op onze weg heeft laten zien. Hoewel onze uitverkiezing van de kant van God eeuwig is geweest, wordt zijn vertrouwen in ons door de tijd heen gerealiseerd: in ons binnenste moet het besef dat we van dat voorrecht hebben groeien.

Maar wanneer we alleen met onze eigen krachten trouw willen zijn, wanneer we afstand nemen van de relatie die de bron is van de trouw, dan ervaren we Gods vertrouwen niet langer. Dan verliezen we de herinnering aan de gaven die we hebben ontvangen, zoals die wijnbouwers die vergaten dat ze werkten omdat de eigenaar hen was gaan zoeken, en niet vanwege hun eigen verdiensten (vgl. Mt 21,33-46). Dan merken we alleen het moeizame en ontoereikende karakter van onze inspanningen. Beetje bij beetje kunnen we gaan klagen, een ontsnapping zoeken, ontrouw worden in kleine dingen. Dit kan ook op een meer heimelijke manier binnensluipen in onze gewoonte om met de Heer te leven, we proberen ons geweten te sussen, we worden lauw. We verliezen de nieuwheid van de ander, de verrassing van zijn gezicht, de creativiteit die een persoonlijk wezen altijd in zich draagt.

In feite kunnen we trouw zijn omdat God ons vertrouwt. Zo zijn de heiligen trouw geweest. Over de heilige Teresa van Avila wordt gezegd dat ze op een dag, toen ze in het klooster van de Menswording was, de trap afliep en een kind tegenkwam dat naar haar lachte. Verbaasd om een kleine jongen in het klooster te zien, vroeg ze hem: ‘En wie ben jij?’ Waarop het kind antwoordde met een andere vraag: ‘En wie ben jij?’ De heilige antwoordde verbaasd: ‘Ik ben Teresa van Jezus’.
En het kind zei met een glimlach: ‘Nou, ik ben Jezus van Teresa’. Zo'n relatie, tussen twee personen, is de sfeer waarin de trouw ontstaat, ook onze trouw aan God: ‘Een christen is nooit alleen omdat hij in een voortdurend contact met God leeft die bij ons en in de hemel is’.[9]

De trouw van de kinderen van God

‘De deugd van trouw is ten diepste verbonden met de bovennatuurlijke gave van het geloof, en wordt een uitdrukking van de standvastigheid die kenmerkend is voor hen die hun hele leven op God hebben gebaseerd’, zegt Benedictus XVI. En hij vervolgt: ‘In het geloof vinden we in feite de enige garantie voor onze standvastigheid (vgl. Jes 7,9), en alleen op basis van het geloof kunnen ook wij echt trouw zijn’.[10]

Nu we de trouw van God hebben overwogen, die voorafgaat aan de trouw die we voor onszelf willen, kunnen we drie gebieden noemen waarop we onze trouw sterker kunnen maken: de ervaring van de vreugde om als vrije personen, in Christus, bij de Vader te horen; de verdieping van onze persoonlijke identificatie met zijn wil, die eveneens persoonlijk is, en die altijd een geschenk aan ons is; en de beleving van de broederlijke relatie die ontstaat tussen degenen die trouw willen zijn.

Op de eerste plaats behoren we aan God toe; maar niet als iets passiefs, maar als levende wezens, als vrije personen, die zowel in staat zijn lief te hebben alsook open te staan voor de liefde van een ander. En God heeft zichzelf ook persoonlijk aan ons gegeven, in zijn trinitaire liefde. Daarom willen we de Heer en onszelf steeds beter leren kennen, zodat we gedrenkt in dit goddelijk kindschap kunnen genieten, lijden, werken en omgaan met anderen. Zoals we in de droom van de Jakobsladder, volgens de interpretatie van de heilige Johannes van het Kruis, méér afdalen in de diepten van onze ziel naarmate we meer opstijgen in onze kennis en liefde voor God.[11] God steeds beter leren kennen brengt ons dichter bij onszelf, omdat we het werk van zijn hand zijn; en tegelijkertijd kan een diepere kennis van zijn schepping, vooral van onszelf, ons vervullen met verwondering en liefde voor de Schepper. Laten we daarom graag het advies van de heilige Jozefmaria opvolgen in het laatste punt van De Weg: ‘Word verliefd, en je zult Hem niet verlaten’[12], dat de zalige Alvaro aanvulde door het om te draaien: ‘Verlaat Hem niet, en je zult verliefd worden’.[13] Ons verlangen om Hem op de voet te volgen, soms tegen de stroom in, is genoeg voor de Heer om ons een hernieuwd verlangen in te storten om ons hart verliefd te houden.

Op de tweede plaats weten we dat, om Gods vertrouwen in ons vrucht te laten, de liefde voor Hem in feite een weg is naar onze identificatie met Jezus Christus. Maar om dit te bereiken hebben we ook zijn hulp nodig. Niemand kan God immers Vader noemen of zichzelf als zijn kind beschouwen, behalve in Jezus Christus. Maar ook al delen we allemaal in hetzelfde leven van Jezus, ieder van ons doet dat op een persoonlijke manier. God heeft ieder van ons bijzondere talenten en deugden gegeven, een unieke persoonlijkheid, een heel eigen kijk op de wereld. Daarom is onze trouw aan God niet iets eenvormigs, alsof ze uit een gietvorm komt, maar ze is persoonlijk, uniek, gesmeed in ons eigen leven. Daarom heeft het geen zin om onszelf met iemand te vergelijken, noch om ons door iemand beoordeeld te voelen aan de hand van vaste modellen. ‘De trouw is trouw aan een verbintenis van liefde, en liefde voor God is de ultieme zin van de vrijheid. Deze vrijheid van geest geeft het vermogen om lief te hebben wat gedaan moet worden, zelfs wanneer dat offers vergt, en dan kunnen we ervaren wat Jezus ons verzekert: Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij, Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last licht (Mt 11,29-30).’[14]

En ten derde zijn we als kinderen van God allemaal broers en zussen; en als onderdeel van zijn gewone voorzienigheid – de manier waarop Hij voor ons zorgt – delen we allemaal evenveel in zijn goddelijk vaderschap: we helpen God allemaal een handje door goede vaders en goede moeders voor anderen te zijn. In feite kunnen we geen eenzame auteurs van ons leven zijn, maar zijn we co-auteurs met de mensen om ons heen; we zijn de hoofdpersonen van ons eigen verhaal en tegelijkertijd maken we deel uit van de verhalen van anderen in het grote boek van het leven. Zo is het te begrijpen dat de trouw van de mensen om ons heen afhangt van die van onszelf. En omgekeerd: als tegenwicht voor onze zwakheid is er de kracht van de anderen. De aandacht en zorg die uit onze trouw voortkomen kunnen daarom in de eerste plaats gericht worden op de mensen in onze eigen, natuurlijke en bovennatuurlijke, familie en vervolgens uitgebreid worden naar de andere leden van de Kerk. En omdat alle zielen voor ons van belang zijn – ‘honderd zielen van de honderd’[15] – zijn ze gericht op de heiligheid van allen die de Heer op ons pad brengt: dit is de beste manier om onze eigen trouw te verzekeren, zoals bij een moer en borgmoer.


[1] John Donne, Devoties voor onverwachte gelegenheden/gebeurtenissen, Meditatie XVII.

[2] Mgr. Fernando Ocáriz, pastorale brief, 19-3-2022, nr. 1.

[3] Heilige Thomas van Aquino, Summa theologica, II-II, c. 109, r. 1.

[4] Paus Franciscus, Amoris laetitia, nr. 132.

[5] Guillaume Derville, ‘Op het feest van de heilige Jozef: een trouw die hernieuwd wordt’, op opusdei.org: A Renewed Faithfulness (Engelstalig).

[6] Vaak worden ‘loyaliteit’ en ‘trouw’ als synoniem gebruikt. Die eerste deugd is echter niet noodzakelijkerwijs gebaseerd op het vertrouwen dat voortkomt uit de liefde van de ander, maar op aspecten die meer te maken hebben met de rechtvaardigheid. Daarom heeft de ‘loyaliteit’ niet altijd betrekking op een andere persoon, maar op ideeën, waarden of instellingen.

[7] Mgr. Fernando Ocáriz, pastorale brief, 19-3-2022, nr. 4.

[8] Heilige Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 111.

[9] Ibid, nr. 116.

[10] Benedictus XVI, Toespraak, 11-6-2012.

[11] Vgl. heilige Johannes van het Kruis, De donkere nacht van de ziel, II, 8, 5.

[12] Heilige Jozefmaria, De Weg, nr. 999.

[13] Zalige Alvaro del Portillo, pastorale brief, 19-3-1992, nr. 50.

[14] Mgr. Fernando Ocáriz, pastorale brief, 19-3-2022, nr. 8.

[15] Vgl. heilige Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 9.

Antonio Malo