Pastorale brief van de prelaat (10 februari 2024) Gehoorzaamheid
Pastorale brief van de prelaat (10 februari 2024)
Mijn geliefde dochters en zonen, moge Jezus jullie behoeden!
1. Een paar jaar geleden heb ik jullie een brief geschreven die gewijd was aan de vrijheid. Ieder van ons zal geprobeerd hebben over de inhoud ervan na te denken en deze in ons dagelijks leven te integreren. Ik heb jullie er toen aan herinnerd dat we geroepen zijn om de dingen uit liefde te doen, niet gewoon uit plicht. We willen de Heer van heel nabij volgen door zijn wil te vervullen, bewogen door het verlangen om aan zijn liefde te beantwoorden. Nu schrijf ik jullie over de gehoorzaamheid, die op het eerste gezicht misschien een deugd lijkt die tegengesteld is aan de vrijheid. Maar we weten heel goed dat de echte gehoorzaamheid in werkelijkheid een gevolg is van de vrijheid; en dat bovendien, in tegenstelling tot wat men vanuit een louter menselijk standpunt gezien zou kunnen verwachten, de christelijke gehoorzaamheid tot een steeds grotere vrijheid leidt.
Enkele decennia geleden wees een groot intellectueel die de werken van de heilige Jozefmaria grondig had bestudeerd op een belangrijke bijdrage van onze stichter: het feit dat deze benadrukte dat in het christelijk leven de vrijheid in zekere zin boven de gehoorzaamheid gaat.[1] We gehoorzamen omdat we graag de wil van God vervullen, omdat dat het diepste verlangen van onze ziel is. In feite is gehoorzaamheid zonder vrijheid een menselijke persoon niet waardig, en daarom een zoon of dochter van God nog minder.
Zoals we heel goed weten, is de liefde veel meer dan een min of meer vluchtige neiging van ons gevoel; liefde veronderstelt de bereidheid om je leven voor iemand te geven (vgl. Joh 15,13). Daarom is een van de meest diepe uitingsvormen ervan dat we onze wil vereenzelvigen met die van de persoon die we liefhebben: ‘Ik wil wat Jij wilt, ik wil omdat Jij het wilt, ik wil hoe Jij het wilt, ik wil wanneer Jij het wilt...’.[2]
2. We zullen vaak, meer of minder diepgaand, hebben stilgestaan bij Gods liefdevolle plan voor de wereld: de schepping en onze verheffing tot het bovennatuurlijke niveau, uit pure liefde, opdat de Drie-eenheid haar geluk met elke man en vrouw kan delen en hen een vervuld bestaan kan geven, dat alle verlangens van hun hart zou verzadigen. Maar vanaf het begin kwam ook de zonde in de wereld: de zonde van onze eerste ouders, die fundamenteel een zonde van ongehoorzaamheid was.
Maar – en laten we het niet moe worden om ook daar dankbaar bij stil te staan – God wilde ons niet aan ons lot overlaten. In een besluit van de meest vrije liefde, die wij niet kunnen begrijpen omdat die ons arme verstand te boven gaat, heeft Hij zijn eniggeboren Zoon gezonden om ons weer in de vriendschap met Hem te herstellen. Wanneer Jezus voor de hele mensheid – voor jou en voor mij – aan het kruis sterft, geeft Hij zijn leven in een daad van volledige gehoorzaamheid aan de wil van zijn Vader. Vrijheid en gehoorzaamheid zijn in de Heilsgeschiedenis nauw verstrengeld. De betreurenswaardige gevolgen van de ongehoorzaamheid van de mens worden goedgemaakt door de gehoorzaamheid van Christus. Zijn genade stelt ons in staat te leven met de vrijheid van de kinderen Gods.
3. Via deze bladzijden wil ik jullie uitnodigen samen na te denken over enkele aspecten van de deugd van gehoorzaamheid, die zo centraal staat in de mysteries van ons geloof en tegelijkertijd zo aanwezig is in het leven van iedere persoon. De noodzaak om te gehoorzamen is op vele niveaus een menselijke realiteit, want er bestaan verplichtende wetten en normen: van de inhoud van de natuurwet tot de wetten van de burgermaatschappij; van de gehoorzaamheid van minderjarigen aan hun ouders tot de gehoorzaamheid van hen die vrijwillig een serieuze verbintenis zijn aangegaan met anderen – personen of instellingen –. In vergelijkbare zin wordt het ook als gehoorzaamheid beschouwd wanneer iemand zijn of haar eigen geweten volgt. En in nog bredere zin kan het volgen van bepaalde geestelijke raadgevingen gehoorzaamheid genoemd worden.
Omdat we volledig in de hedendaagse cultuur leven, is het niet moeilijk te merken dat men de gehoorzaamheid zelden als iets positiefs beschouwt: ze wordt veeleer gezien als een soms onontkoombare noodzaak die men zoveel mogelijk probeert te vermijden, omdat ze in strijd lijkt met de grote waarde van de vrijheid. Daar komt nog bij dat er in veel milieus een zekere crisis heerst ten opzichte van de gezagsdragers en dat afhankelijkheid als iets negatiefs wordt gezien: als een onvermijdelijke uitzondering op het vermogen om zelf te oordelen en te beslissen. Zo kan bijvoorbeeld de grotere gevoeligheid van tegenwoordig voor elke vorm van machtsmisbruik, hoewel op zichzelf heel positief en noodzakelijk, soms onterecht alle vormen van gezag in twijfel trekken. In werkelijkheid is het zo dat er een soort aangeboren neiging tot ongehoorzaamheid bestaat, een erfenis van de eerste zonde, dat moment waarop ‘de mens, door de duivel verleid, in zijn hart het vertrouwen tegenover zijn Schepper heeft laten sterven (vgl. Gen. 3,1-11) en door van zijn vrijheid misbruik te maken, ongehoorzaam is geweest aan het gebod van God’.[3]
Om de hoogste waarde van de gehoorzaamheid en haar fundamentele relatie met de vrijheid te begrijpen, moeten we boven de noodzakelijke niveaus van gehoorzaamheid in de menselijke samenleving uitstijgen en naar Jezus Christus kijken. Het is het feit dat Hij centraal staat, dat het doel van ons leven moet zijn: dat Christus in ons hart regeert en ons hele bestaan leidt. ‘Laten we van Jezus leren de gehoorzaamheid te beleven. Hij wilde door de pen van de evangelist die wonderbaarlijke biografie vastleggen die in het Latijn slechts drie woorden heeft: erat subditus illis [was aan hen onderdanig] (Lc 2,51). Dus hoe noodzakelijk is de gehoorzaamheid voor een kind van God, want God zelf is gekomen om twee schepselen te gehoorzamen, zeer volmaakte schepselen maar niettemin schepselen: de heilige Maagd Maria – meer dan zij, alleen God – en de heilige Jozef! En Jezus was hen gehoorzaam.’[4] De Zoon van God wilde volledig mens zijn en, zoals alle goede kinderen hun ouders gehoorzamen, Maria en Jozef gehoorzamen, wetende dat hij zo God de Vader gehoorzaamde. En deze gehoorzaamheid kenmerkte zijn hele leven op aarde, tot aan de gehoorzaamheid aan het kruis (vgl. Fil. 2,8).
God gehoorzamen
4. In absolute zin zijn we alleen aan God gehoorzaamheid verschuldigd, altijd en te allen tijde omdat alleen Hij de weg kent die ieder van ons naar het geluk leidt. ‘Als gij gehoorzaamt aan Jahwe en alle geboden die ik u vandaag opleg stipt volbrengt, dan zal Hij u hoog verheffen boven alle volken op de aarde’ (Dt 28,1), zegt Mozes voordat hij alle zegeningen beschrijft die een dergelijke gehoorzaamheid het volk zou brengen.
In zekere zin is de hele bijbelse openbaring een opvoedingsmethode in de meest intelligente en vrije gehoorzaamheid, omdat deze ons leidt naar de volledige verwezenlijking van wie we zijn, als we onze wil vereenzelvigen met Gods wil, in een onvoorwaardelijk ja. Daarom blijft de Heer, ondanks het veelvuldige verraad van de zijnen, door de profeten zijn volk eraan herinneren: ‘Luister naar Mij, dan zal Ik uw God zijn en gij zult mijn volk zijn. Volg de weg die Ik u wijs, dan zal het u goed gaan’ (Jer 7,23). Onze kleine plannen worden groots als ze in de Zijne worden opgenomen; het gaat ons nooit zo goed als wanneer we de wegen van God bewandelen.
Christus zelf laat zich aan ons zien als de gehoorzame zoon. Op de eerste plaats gehoorzaam aan Maria en Jozef, aan familieleden en overheden. Maar bovenal gehoorzaam aan God de Vader. Jezus’ voedsel is het, de wil van de Vader te volbrengen: ‘Mijn spijs is, de wil te doen van Hem die mij gezonden heeft en zijn werk te volbrengen’ (Joh 4,34). Zelfs in de moeilijkste momenten maakt de Zoon de wil van de Vader tot de zijne, ondanks het diepe besef van de smart die dit Hem zal brengen: ‘Vader, als Gij wilt, laat dan deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet mijn wil, maar Uw wil geschiede’ (Lc 22,42). Paulus schrijft dat Jezus ‘zich niet heeft willen vastklampen aan de gelijkheid met God; Hij heeft zich van zichzelf ontdaan en het bestaan van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden. En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd, Hij werd gehoorzaam tot de dood, tot de dood aan een kruis’ (Fil 2,7-8).
Maar het is niet alleen Christus’ dood op zich die ons verlossing heeft gebracht, maar ook zijn vrije en liefdevolle gehoorzaamheid aan de Vader om een van ons te worden en zijn leven te geven voor ieder van ons: ‘Zoals allen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van Eén allen worden gerechtvaardigd’ (Rom 5,19). Een gehoorzaamheid die zich niet beperkt tot specifieke momenten of gebeurtenissen, maar die een manier is om op elk moment te handelen in een volgzaamheid ‘tot het uiterste toe’ (Joh 13,1).
5. Petrus geeft de nationale en religieuze autoriteiten die hem verbieden Jezus te prediken, ten antwoord: ‘Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen’ (Hand 5,29). Maar, merkt Benedictus XVI op, ‘dit veronderstelt dat we God echt kennen en dat we Hem echt willen gehoorzamen. God is geen voorwendsel om onze eigen wil te doen, maar Hij roept ons werkelijk en nodigt ons uit, indien nodig zelfs tot het martelaarschap. Laten we daarom, tegenover dit Woord dat een nieuwe geschiedenis van vrijheid in de wereld inluidt, vooral vragen om God te kennen, om God nederig en waarachtig te kennen en, door God te kennen, de ware gehoorzaamheid te leren die het fundament is van de menselijke vrijheid’.[5]
Wie God kent, zal zich met veel hoop en vertrouwen op die voortdurende zoektocht naar Zijn wil voor ons toeleggen: van Hem kunnen we niets dan zegeningen verwachten, ook al zijn die soms duister of onbegrijpelijk of doen ze ons lijden. In die zin komt ons persoonlijk gebed ook tot uitdrukking in een houding van gehoorzaamheid: ‘Heer’, bad de heilige Jozefmaria, ‘hier zijn wij: bereid te luisteren naar alles wat U ons wilt zeggen. Spreek tot ons, wij luisteren naar uw stem. Mogen uw woorden die in onze ziel neerdalen onze wil aanwakkeren, zodat die zich vurig overgeeft om U te gehoorzamen’.[6]
De Wil van God en de tussenkomst van anderen
6. Wat God voor ons wil, wordt ons vaak op een indirecte manier duidelijk gemaakt. Allereerst door de Kerk, het Mystieke Lichaam van Christus: ‘Gehoorzaamheid is de fundamentele keuze om open te staan voor diegene die voor ons bedoeld is als een concreet teken van dat universele sacrament van het heil dat de Kerk is.’[7] God kan ons zijn wil ook laten zien via de personen om ons heen, met meer of minder gezag, afhankelijk van het geval en de context. Het besef dat God door andere mensen of door min of meer gewone gebeurtenissen tot ons kan spreken, de overtuiging dat we Hem daar kunnen horen, wekt in ons een volgzame houding op ten opzichte van zijn plannen, die ook verborgen liggen in de woorden van degenen die ons op onze tocht door het leven vergezellen.
De heilige Jozefmaria, die zich bewust was van de precaire aard van deze tussenkomst – naar God luisteren, maar via gewone mannen en vrouwen – adviseerde een houding van nederigheid, oprechtheid en innerlijke stilte: ‘Soms laat de Heer ons zijn wensen kennen als met een zachte stem, diep in ons geweten. We zullen aandachtig moeten luisteren om die te herkennen en trouw te zijn. Hij spreekt ook dikwijls door andere mensen. Het kan gebeuren, dat we dan een soort aandrang voelen om niet te gehoorzamen omdat we hun gebreken zien, of denken dat ze niet goed op de hoogte zijn, of misschien niet alle kanten van het probleem hebben begrepen. Dit alles kan een goddelijke bedoeling hebben, want God legt ons geen blinde gehoorzaamheid op, Hij verwacht juist een intelligente gehoorzaamheid. We moeten daarom de verantwoordelijkheid voelen anderen met het licht van ons verstand te helpen. Maar we moeten eerlijk zijn tegenover onszelf en in iedere situatie nagaan, of we ons laten leiden door liefde voor de waarheid of door egoïsme en gehechtheid aan ons eigen oordeel.’[8]
7. Aan de andere kant mogen we niet vergeten dat degenen die op verschillende niveaus een gezagspositie bekleden, daartoe niet geroepen zijn omdat ze volmaakt zijn. We gehoorzamen het gezag niet omwille van iemands kwaliteiten: ‘Het is jammer, als degene die aan het hoofd staat je geen goed voorbeeld geeft… – Maar gehoorzaam je hem soms om zijn persoonlijke hoedanigheden? … Of vertaal je het obedite praepositis vestris – gehoorzaam uw meerderen – van de heilige Paulus gemakshalve met een toevoeging van jezelf…: op voorwaarde dat de meerdere deugden bezit die mij aanstaan?’[9]
Dit betekent evenmin dat degenen die aanwijzingen of adviezen geven zich niet kunnen vergissen; zij zijn zich daar terdege van bewust en zullen zo nodig om vergeving vragen. We kunnen altijd, afhankelijk van de aard van de zaak en het betreffende onderwerp, met gezond verstand en oprechtheid met de mogelijkheid van een of andere vergissing omgaan, in een sfeer van bovennatuurlijk geloof en vertrouwen. Ook met nederigheid, want het is redelijk om, op zijn minst een beetje, aan ons eigen oordeel te twijfelen en vol vertrouwen met degene die ons adviseert in gesprek te gaan, als het ons toeschijnt dat deze zich vergist.
Van zijn kant legt de heilige Thomas van Aquino uit, dat de gehoorzaamheid de deugd is die iemand ertoe aanzet om het legitieme bevel van een leidinggevende op te volgen, voor zover deze gehoorzaamheid de wil van God tot uitdrukking brengt. Natuurlijk is niet elk wettig bevel noodzakelijkerwijs het best mogelijke; toch zal de gehoorzaamheid dan de weg naar vruchtbaarheid zijn, omdat de Heer soms meer bovennatuurlijke waarde toekent aan nederigheid en eenheid dan aan het feit dat we meer of minder gelijk hebben. Vandaar het belang van de bovennatuurlijke visie; om niet slechts in een menselijke beoordeling van de ontvangen aanwijzingen te blijven steken.
In ieder geval moeten de personen die leiding geven uiterst voorzichtig zijn om hun criteria niet onnodig op te leggen, en ook om te voorkomen dat hun aanwijzingen of adviezen als zodanig worden geïnterpreteerd als een duidelijke uitdrukking van Gods wil. Zoals ik jullie schreef in mijn brief van 9 januari 2018, ‘de zielen met respect leiden, betekent ten eerste de intimiteit van het geweten met fijngevoeligheid respecteren, zonder het bestuur en de geestelijke begeleiding met elkaar te verwarren. Ten tweede kan dat respect onderscheid maken tussen wat opdrachten en wat slechts nuttige aansporingen, adviezen of suggesties zijn. En op de derde plaats – maar niet minder belangrijk – gaat het erom leiding te geven met een zodanig vertrouwen in de anderen, dat men altijd – in de mate waarin het mogelijk is – rekening houdt met de mening van de betrokkene‘ (n. 13).
Laten we bovenal naar het voorbeeld van Christus kijken: ‘Jezus gehoorzaamt, Hij gehoorzaamt aan Jozef en Maria. Hij is in de wereld gekomen om te gehoorzamen, om zich te onderwerpen aan menselijke schepselen’.[11] Het is veelzeggend dat Lucas, na Jezus’ antwoord aan zijn ouders in de tempel – ‘Wist gij dan niet dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’ – eraan toevoegt: ‘erat subditus illis, Hij was aan hen onderdanig’ (vgl. Lc. 2, 49-51). Het volgen van Gods wil, die we altijd en in alles moeten zoeken, wordt vaak gevonden door vol vertrouwen bepaalde personen te volgen.
Gehoorzaamheid en vrijheid
8. In de geschiedenis van de mensheid is er nooit een daad geweest die zo uitermate vrij was als de overgave van de Heer aan het kruis (vgl. Joh 10,17-18). ‘Aan het kruis beleefde de Heer het hoogtepunt van zijn vrijheid, als het toppunt van liefde. Toen men Hem op Golgotha toeriep: “Als Jij de Zoon van God bent, kom dan van het kruis af”, toonde Hij zijn vrijheid als Zoon juist door op dat schavot te blijven om de barmhartige wil van de Vader te vervullen.’[12]
De heilige Jozefmaria heeft geschreven: het Kruis ‘is geen straf, geen verdriet, geen bitterheid… Het is het heilig hout van waaraf Christus zegeviert… en waar ook wij zegevieren, wanneer wij blij en edelmoedig aanvaarden wat Hij op onze weg doet komen’.[13] Het Kruis laat ons heel duidelijk zien waar ik het aan het begin van deze brief over had: dat vrijheid en gehoorzaamheid niet tegenover elkaar staan, want in feite kan men gehoorzamen uit liefde, en kan men alleen liefhebben in vrijheid. Meer specifiek is de christelijke gehoorzaamheid niet alleen niet in strijd met de vrijheid, maar juist een uitoefening van de vrijheid. Onze Vader schreef over de gehoorzaamheid ook: ‘Ik heb de vrijheid lief, en juist daarom houd ik zoveel van deze christelijke deugd.’[14]
Het is altijd mogelijk om te doen wat gedaan moet worden ‘omdat ik het graag doe’: uit liefde. En als het uit liefde voor God is, is dat ‘omdat ik het graag doe’ de meest bovennatuurlijke reden’’, zoals de heilige Jozefmaria ook heeft gezegd. Daarom is het ‘volstrekt verkeerd vrijheid tegenover overgave te stellen, want het zich wegschenken vloeit voort uit de vrijheid ‘.[15]
9. ‘Bemin, en doe wat je wilt.’[16] Deze beroemde uitspraak van Augustinus betekent, zoals hij zelf schreef, dat wie uit naastenliefde goed doet, dat niet alleen uit noodzaak of plicht doet, want ‘de vrijheid is deel van de naastenliefde (libertas est caritatis)’.[17] Zo is het begrijpelijk dat de wet van Christus ‘de volmaakte wet van de vrijheid’ is (Jak 1,25), want ‘de Liefde vervult de gehele wet’ (vgl. Rom 13,8-9).
In alles kunnen we, zoals Christus, vrij handelen door ons met liefde eigen te maken wat ons verteld wordt. In dit opzicht ‘moeten we luisteren als we gehoorzamen, want we zijn geen passieve of willoze instrumenten, zonder verantwoordelijkheid of hersenen. Om vervolgens met originaliteit, initiatief en spontaniteit alle energie van de intelligentie en de wil in te zetten voor wat ons wordt opgedragen, om alles uit te voeren wat ons wordt opgedragen en alleen wat ons wordt opgedragen. Al het andere zou wanorde zijn. De gehoorzaamheid in het Werk bevordert de ontwikkeling van al jullie individuele waarden en maakt dat jullie, zonder je persoonlijkheid te verliezen, leven, groeien en een grotere rijpheid verwerven, terwijl jullie op je tachtigste dezelfde persoon zijn als op tweejarige leeftijd’.[18] Dit initiatief blijft logischerwijs niet beperkt tot de gevallen waarin het nodig is om te gehoorzamen, aangezien we altijd daar waar we zijn suggesties en voorstellen kunnen doen en creativiteit kunnen inbrengen, zonder te wachten tot we aanwijzingen ontvangen, en altijd in samenwerking met degenen die de leiding hebben.
De heilige Basilius de Grote legde uit dat het kinderen past om uit liefde te gehoorzamen: ‘Of we wenden ons van het kwade af uit angst voor de straf en dan hebben we de instelling van een slaaf, of we doen dat vanwege de beloning en dan lijken we op huurlingen, of we gehoorzamen omdat de liefde voor degene die ons beveelt (een) intrinsiek goed is(...) en dan hebben we de instelling van kinderen’.[19] Gehoorzamen uit liefde is geen vorm van voluntarisme, die de intelligentie overbodig maakt; gehoorzamen uit liefde betekent alle krachten van de ziel inzetten, het beste uit onze intelligentie halen die door te redeneren zoekt wat goed is en het beste uit onze wil halen die het wil verwezenlijken.
In feite is, zonder intelligentie en zonder vrijheid – vooral zonder innerlijke vrijheid – een volwaardige menselijke gehoorzaamheid niet mogelijk. En nog minder een gehoorzaamheid zoals die van Jezus. ‘Zonder vrijheid en persoonlijke verantwoordelijkheid bestaat er voor mij – heeft onze Vader gezegd – geen ware christelijke gehoorzaamheid. De kinderen Gods zijn geen stenen of kadavers, het zijn vrije en met rede begaafde mensen, die, net als de persoon die leiding geeft, tot dezelfde bovennatuurlijke orde verheven zijn.’[20]
10. Maar we kunnen ons afvragen: is het mogelijk te gehoorzamen zonder dat we de zaak begrijpen of er een andere mening over hebben? Natuurlijk wel; en ook dan – misschien nog wel meer – kan het uit liefde en dus uit vrije wil. Hier komt vaak, samen met de liefde, het geloof in beeld: ik gehoorzaam zonder het te begrijpen of zonder de dingen op dezelfde manier te zien, wanneer ik accepteer dat ik die aanwijzing van verstandige mensen krijg, die beter kunnen oordelen dan ikzelf; of wanneer ik accepteer dat, nadat ik de dingen heb overwogen, er een beslissing moet worden genomen en dat íemand die moet nemen. Als we de genade van de Heilige Geest in dat oordeel zien en in onze bereidheid om het te aanvaarden, wordt de gehoorzaamheid een daad van geloof.
Zoals de heilige Thomas in navolging van Aristoteles verklaart, is de wil het vermogen dat strikt genomen de persoon leidt, hoewel het verstand de keuzemogelijkheden aan de wil voor moet houden. Uit het hart komt al het goede en al het kwade voort (vgl. Lc 6,45): men kan besluiten niet te willen begrijpen, of niet te willen overleggen om een kwestie beter te begrijpen. De wil – zo leert de ervaring – kan de intelligentie zo overheersen dat hij haar zelfs kan dwingen iets wat objectief evident is te ontkennen. Maar de vrije wil kan haar ook nieuwe wegen laten inslaan, zonder dat ze op dat moment alles begrepen heeft.
Als we, geconfronteerd met moeilijkheden en lijden, ons in verwarring voelen en iets niet begrijpen, zal het ons helpen naar Jezus te kijken die, in zijn menselijke natuur, ook dit lijden wilde ondergaan: door te bidden ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten’ (Mt 27,46), brengt Hij de profetische woorden van Psalm 22 tot vervulling. Zijn antwoord, dat midden in al zijn lijden volledig vrij is, is ook geïnspireerd op de psalmen: ‘Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest’ (Lc 23,46, vgl. Ps 31,6). De gehoorzaamheid van Jezus herstelt de ongehoorzaamheid van Adam (vgl. Rom 5,19); heel zijn leven en sterven is gehoorzaamheid aan God de Vader en de oorzaak van onze verlossing (vgl. Fil 2,6-11).
Gehoorzaamheid en vertrouwen
11. Gehoorzaamheid vraagt ook om vertrouwen, in zoverre dat, als deze twee oprecht zijn, men op een natuurlijke manier van het ene naar het andere overgaat: als er vertrouwen is, is andermans advies vragen en, indien nodig, je dit eigen maken meestal een normale uiting van de wil om het beste te kiezen. Aan de andere kant, als er weinig vertrouwen is, dreigt de gehoorzaamheid puur uiterlijk, formeel en afstandelijk te worden. Daarom is een klimaat van genegenheid en welwillendheid essentieel om een gezonde gehoorzaamheid te vergemakkelijken. Dat iemand zich geliefd voelt en niet gecontroleerd, dat er daadwerkelijk naar hem geluisterd wordt, dat hij het gevoel heeft dat zijn meningen gewaardeerd worden: al deze houdingen bevorderen de vrijheid en tegelijkertijd de gehoorzaamheid.
De heilige Jozefmaria heeft erop gewezen dat vertrouwen de sleutel is tot het opbouwen van een vriendschap tussen ouders en kinderen: ‘laat je ze niet vrij en voelen ze dat ze gewantrouwd worden, dan betekent dat voor hen een voortdurende aansporing om niet eerlijk te zijn’.[22] Als er geen vertrouwen is, wordt er snel afstand gecreëerd en gaat de openheid gemakkelijk verloren, omdat de vertrouwelijkheid een delicaat gebied is dat een veilige omgeving nodig heeft om zich te kunnen ontplooien. Proberen te garanderen dat er alleen maar uiterlijke gehoorzaamheid is, zonder eenheid van wil, is als het bouwen van een huis op zand (vgl. Mt 7,26).
Bij het creëren van een klimaat van vertrouwen hebben degenen met een gezagspositie in het gezin of in een groep de grootste verantwoordelijkheid. In feite kan hun eerste daad van dienstbaarheid erin bestaan om met iedereen actief die ruimte van vertrouwen te bevorderen, terwijl ze tegelijkertijd de eersten zijn om Gods wil te zoeken voor zichzelf en voor hun opdracht. Door zo op elkaar te steunen, zullen ook de anderen Gods wil zoeken en vinden. Zelfs met de nodige organisatie – die onontbeerlijk is, want het Werk is een ‘ongeorganiseerde organisatie’[23] – moeten allen zich, ook in woorden van onze Vader, ‘als een vogel zo vrij’[24] weten en voelen.
Het was precies de behoefte aan een context van vertrouwen en gezinswarmte die de heilige Jozefmaria ertoe bracht erop te wijzen dat in het Werk het sterkste gebod een ‘alsjeblieft’ is. Dit was niet gewoon een kwestie van terminologie, maar een aanduiding van de natuurlijke houding in een gezinsomgeving, onder intelligente en vrije volwassenen. Bovendien maakt het feit dat het Werk een bovennatuurlijke familie is, dat geloof en naastenliefde samen met het vertrouwen de ware fundamenten zijn van zowel de uitoefening van het gezag als van de gehoorzaamheid.
Gehoorzaamheid en apostolische vruchtbaarheid
12. De Heer ‘heeft (…) in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd; en toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen die Hem gehoorzamen oorzaak geworden van eeuwig heil’ (Heb 5,8-9).Het heil, als vrucht van Christus' gehoorzaamheid tot de dood aan het Kruis, verheldert ook de relatie tussen de gehoorzaamheid en de apostolische vruchtbaarheid van ons leven.
We zullen vaak die scène hebben overwogen waarin Petrus de Heer gehoorzaamt, ook al was het vanuit menselijk oogpunt onredelijk om zijn aanwijzing op te volgen: ‘Vaar nu naar het diepe en gooi uw netten uit voor de vangst.’ (Lc 5,4). Laten we er eens rustig over nadenken: hoeveel goede dingen zijn er uit Petrus' gehoorzaamheid aan dit Duc in altum niet gevolgd! ‘De macht van de gehoorzaamheid! – Het meer van Genesaret wilde zijn vissen niet aan de netten van Petrus geven. Een hele nacht voor niets gezwoegd. – Maar uit gehoorzaamheid wierp hij toch opnieuw zijn netten uit en toen ving hij piscium multitudinem copiosam – een grote hoeveelheid vissen. – Geloof me: dit wonder herhaalt zich iedere dag.’[25]
13. In de apostolische zending kunnen en moeten we een persoonlijk en veelzijdig initiatief ontplooien, dat voortkomt uit de liefde voor God en voor onze naasten en tegelijkertijd zullen we, in de lijn van degenen die de leiding hebben, veel activiteiten uitvoeren die in de centra van het Werk worden georganiseerd, trouw aan de middelen die onze Vader ons heeft gegeven. Dit alles zonder te vergeten dat het belangrijkste middel altijd het gebed zal zijn: ‘Het gebed, dat is onze kracht: we hebben nooit een ander wapen gehad’.[26]
In de leiding van het Werk en in de organisatie van zijn apostolaatswerken is de manier van gehoorzamen die van een familie, van een gemeenschap van personen. Denken aan een gemeenschap van personen is denken aan een gemeenschap waarin iedereen vrij is, een gemeenschap van persoonlijke initiatieven die ‘het Opus Dei verwezenlijken’, en een gemeenschap van verschillende generaties. De overtuiging dat God handelt in de harten van allen en dat wij allen ontvankelijk zijn voor de goddelijke wil, brengt ons tot de gehoorzaamheid die eigen is aan een familie, waarin elk lid actief probeert mee te werken aan het gemeenschappelijke project. Zo begrepen en beleefd is de gehoorzaamheid een uitdrukking van eenheid, van die eenheid die precies de voorwaarde is voor apostolische vruchtbaarheid: ut omnes unum sint... ut mundus credat (Joh 17,21).
Met strikte inachtneming van de scheiding tussen de geestelijke begeleiding en het bestuur van de personen, moeten we altijd leven en werken vol dankbaarheid voor onze christelijke roeping in het Werk, waarbij we de vruchtbare inbreng van ieder van ons bevorderen om te werken als een team en als een familie.
De onvervalste deugd van de gehoorzaamheid bevorderen behoedt ons zowel voor het onvermogen om te luisteren als voor de volgzaamheid die alleen maar lijdzaam uitvoert, zonder de inbreng van alle innerlijke rijkdom die God ieder mens heeft gegeven. Daarom heeft de heilige Jozefmaria ons ervoor gewaarschuwd dat dit kan gebeuren. Enerzijds was hij van mening dat ‘de meeste ongehoorzaamheid het gevolg is van niet kunnen “luisteren” naar wat er gezegd wordt. In de grond van de zaak is dat een gebrek aan nederigheid of aan belangstelling om te dienen’.[27] Anderzijds wees hij erop dat, juist als gevolg van de wens om te luisteren met een houding van dienstbaarheid, ‘we in het Opus Dei gehoorzamen met ons hoofd en onze wil; niet als kadavers. Ik kan niets beginnen met kadavers; ik begraaf ze eerbiedig’.[28] In deze zin is gehoorzamen niet alleen het uitvoeren van de wil van een ander, maar met hem samenwerken in een eenheid van wil en hoofd, van gedachten.
De intelligente gehoorzaamheid van sint Jozef
14. In zijn brief over de heilige Jozef overwoog paus Franciscus hoe ‘Jozef in elke omstandigheid van zijn leven zijn fiat wist uit te spreken, zoals Maria bij de Aankondiging en Jezus in Gethsemane’.[29] Wanneer de heilige Jozefmaria over de gehoorzaamheid moest spreken, verwees hij vaak naar de heilige Jozef, omdat hij in de patriarch precies dat hart zag dat luistert: opmerkzaam voor God en ook opmerkzaam voor de omstandigheden en voor de mensen om hem heen. In de episode van de terugkeer uit Egypte laat hij ons bijvoorbeeld zien hoe ‘het geloof van Jozef niet wankelt, hij gehoorzaamt onmiddellijk, zonder ook maar één moment te aarzelen. We kunnen deze les beter begrijpen als we bedenken dat zijn geloof actief is, en dat zijn volgzaamheid niet betekent dat hij zich door de gebeurtenissen laat leiden’.[30] In deze lijn hechtte onze Stichter juist waarde aan het feit dat de heilige Jozef, als man van gebed, zijn intelligentie toepaste op de werkelijkheid die voor hem lag: ‘De patriarch verzuimt niet om bij de verschillende omstandigheden na te denken en met verantwoordelijkheid te handelen. Integendeel, hij stelt zijn ervaring in dienst van het geloof. (…) Zo was het geloof van de heilige Jozef: zonder voorbehoud, vol vertrouwen, met een actieve overgave aan de wil van God, in een bewust beleefde gehoorzaamheid’.[31]
Het is begrijpelijk dat de heilige Jozefmaria, vooral voor ons die geroepen zijn om heilig te worden midden in de situaties van deze wereld die steeds veranderen en vol uitdagingen zijn, aandringt op de noodzaak om een intelligente gehoorzaamheid te leren, die geïntegreerd is in onze persoonlijke vrijheid.
De gehoorzaamheid van Maria
15. In de afgelopen jaren heeft de devotie tot de heilige Maagd Maria zich over de hele wereld verspreid. Deze devotie heeft zeer oude wortels, want al aan het begin van de 3e eeuw schreef de heilige Irenaeus van Lyon: ‘Eva heeft door haar ongehoorzaamheid de knoop van het kwaad voor het menselijk ras gelegd, maar Maria heeft door haar gehoorzaamheid die knoop losgemaakt’.[32] Hoeveel knopen, die onmogelijk losgemaakt lijken te kunnen worden in de wereld en in ons leven, zullen losgemaakt worden als we, net als de heilige Maagd, leven voor de plannen van God!
Onze Vader heeft hierover gezegd: ‘Laten we leren van haar gehoorzaamheid aan God die een fijngevoelige combinatie was van volgzaamheid en vrije wil. In Maria vinden we niets van de houding van de dwaze maagden, die wel gehoorzamen, maar zonder na te denken. Onze Lieve Vrouw luistert aandachtig naar wat God wil, denkt na over wat ze niet begrijpt, vraagt wat ze niet weet. Vervolgens geeft ze zich zonder reserve over aan de goddelijke wil: Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord (Lc 1,38). Zien jullie hoe mooi dat is? Maria, die ons leert hoe we ons moeten gedragen, laat ons hier zien dat gehoorzaamheid aan God geen slaafsheid is en geen onderdrukking van het geweten: ze helpt ons om de vrijheid van de kinderen van God (Rom 8,21) te ontdekken’.[33]
Als onze gehoorzaamheid ooit in conflict komt met onze vrijheid, laten we ons dan tot Maria wenden: zij zal ons de genade geven om in de waarachtige gehoorzaamheid de vrijheid van de kinderen Gods te ontdekken. En met de vrijheid, de vreugde.
Met al mijn genegenheid zegen ik jullie,
jullie Vader Fernando
Rome, 10 februari 2024
[1] Vgl. C. Fabro, ‘Een leermeester van christelijke vrijheid’, in de Osservatore Romano, 2-7-1977.
[2] HEILIGE JOZEFMARIA, Gebed tot de Heilige Geest, april 1934. Bij de volgende voetnoten wordt de naam van de h. Jozefmaria niet meer apart vermeld.
[3] Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 397.
[5] PAUS BENEDICTUS XVI, Homilie, 15-4-2010.
[6] De heilige Rozenkrans, 4e geheim van het licht.
[7] PAUS FRANCISCUS, Toespraak 17-2-2022.
[8] Christus komt langs, nr. 17.
[9] De Weg, nr. 621.
[10] Vgl. HEILIGE THOMAS VAN AQUINO, Summa theologiae, II-II, q. 104, a. 1.
[11] Christus komt langs, nr. 17.
[12] PAUS BENEDICTUS XVI, Angelus, 1-7-2007.
[13] De Smidse, nr. 788.
[14] Christus komt langs, nr. 17.
[15] Vrienden van God, nr. 30.
[16] HEILIGE AUGUSTINUS, In Epist. Ioannis ad parthos, VII, 8 (PL 35, 2033).
[17] HEILIGE AUGUSTINUS, De natura et gratia, 65, 78 (PL 44, 286).
[19] HEILIGE BASILIUS, Regulae fusius tractatae, prol. 3 (PG 31, 895).
[20] Gesprekken, nr. 2.
[21] Vgl. HEILIGE THOMAS VAN AQUINO, Quaest. Disp.De Malo, q. VI: Intelligo enim quia volo; et similiter utor omnibus potentiis et habitibus quia volo.
[22] Gesprekken, nr. 100.
[23] Ibid., nr. 63.
[24] Brief 18, nr. 38.
[25] De Weg, nr. 629.
[26] Brief, 17-6-1973, nr. 35.
[27] De Voor, nr. 379.
[28] Aantekeningen van een familiebijeenkomst, 9-11-1964, in Vázquez de Prada, El Fundador del Opus Dei (III), blz. 407.
[29] PAUS FRANCISCUS, Apost. brief Patris corde, 8-12-2020, nr. 3.
[30] Christus komt langs, nr. 42.
[31] Ibid.
[32] HEILIGE IRENAEUS, Adversus haereses, III, 22, 4 (PG 7-I, 959-960).
[33] Christus komt langs, nr. 173.