Brief prelaat van het Opus Dei over de Veertigdagentijd

Mgr. Javier Echevarría heeft deze brief geschreven aan het begin van de Vastentijd als voorbereiding op de Goede Week en Pasen.

Marc Chagall, Witte kruisiging

De Veertigdagentijd is begonnen, “de tijd bij uitstek voor de innerlijke pelgrimstocht naar Degene die de bron van barmhartigheid is. Het is een pelgrimstocht waarin Hij zelf ons begeleidt dwars door de woestijn van onze armoede, door ons te steunen op onze weg naar de onmetelijke vreugde van Pasen” (Benedictus, Boodschap voor de Veertigdagentijd 2006, 29-9-2005).

De liturgie van deze komende dagen spoort ons met haar dringende uitnodiging aan om ons op de feestdagen van Pasen voor te bereiden, aan om met meer intensiteit en volharding te bidden, om edelmoediger te zijn in het opdragen van verstervingen en in het doen van werken van barmhartigheid. Dit laatste is juist het aspect waarop Benedictus XVI in zijn boodschap de nadruk heeft willen leggen, door als leuze die uitdrukking van het Evangelie te kiezen: “Bij het zien van de menigte had Jezus medelijden met hun” (Mt 9, 36). Wij kunnen en moeten deze woorden van de heilige Matteus toepassen op onze tijd, die gekenmerkt wordt door de voortdurende omgang met anderen op heel verschillende gebieden: gezin, werk, ontspanning, sociale relaties…

Op al deze momenten, brengt de Paus in herinnering, moeten wij ons inspannen om de anderen te zien zoals Onze Lieve Heer ze bezag en trachten ze te helpen: in degenen om ons heen, zonder iemand uit te sluiten, zielen zien die door het kostbaar Bloed van Jezus Christus verlost zijn (vgl. Kor 6, 20). Zoals twintig eeuwen geleden “blijft de ontroerde ‘blik’ van Christus ook tegenwoordig rusten op de mensen en volkeren, aangezien allen door het goddelijke ‘project’ geroepen zijn om gered te worden. Jezus heeft bij de aanvallen op dit project medelijden met de menigten: hij verdedigt ze tegen de wolven, zelfs ten koste van zijn leven. Jezus omhelst met zijn blik de menigten en ieder afzonderlijk en geeft ze aan de Vader, door zichzelf als slachtoffer van uitboeting op te dragen” Benedictus XVI, Boodschap voor de Veertigdagentijd 2006, 29-9-2005). In die tijd toen het Vleesgeworden Woord fysiek onder zijn broeders de mensen verbleef, richtte Hij zijn ogen direct op degenen die Hem volgden. Nu bedient Hij zich vanuit het tabernakel en vanuit de hemel van zijn leerlingen ―van jou en van mij― om zijn barmhartige blik op iedere mens te richten.

Wij horen altijd aan de anderen te denken en te trachten ze dichter bij God te brengen. Maar in de komende weken ―waarin wij ons bovendien op een directe manier voorbereiden op het Hoogfeest van sint Jozef― moet onze apostolische ijver nog meer toenemen. Om de dringende behoefte aan de liefde van Christus die overal bestaat te ontdekken is het voldoende stil te blijven staan bij wat wij dagelijks zien, in onze nabijheid en in de hele wereld. Wij christenen mogen het geweld dat in vele naties de kop opsteekt niet beantwoorden met net zulke beledigingen en wij mogen niemand mishandelen. De oplossing om de ―grote en kleine― problemen van de menselijke samenleving aan te pakken bestaat erin meer te beminnen, beter te beminnen, overeenkomstig de aansporing van sint Paulus: “Vergeldt niemand kwaad met kwaad. Hebt het goede voor met alle mensen. Leeft voor zover het van u afhangt met alle mensen in vrede. Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat het over aan Gods gerechtigheid. (…) Als uw vijand honger heeft, geeft hem te eten. Als hij dorst heeft, geeft hem te drinken. Zodoende zult gij vurige kolen op zijn hoofd stapelen. Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwint het kwade door het goede” (Rom. 12, 17-21).

De heilige Jozefmaria heeft reeds heel in het begin deze leer van de apostel samengevat met een korte, maar krachtige zin: men moet “het kwaad verstikken in een overvloed aan goeds” (H. Jozefmaria, De Voor, 864). En hij concretiseerde: “het gaat er niet om negatieve campagnes te voeren of anti-wat-dan-ook te zijn. Integendeel: we moeten op een positieve manier leven, vol optimisme, jeugdig, blij en met innerlijke vrede; met begrip staan tegenover allen: tegenover degenen die Christus volgen en tegenover hen die hem in de steek laten of Hem niet kennen” (Ibid).

Deze houding heeft niets te maken met passiviteit of verslagenheid: “Begrip houdt niet in dat we ons afzijdig moeten houden, houdt geen onverschilligheid in, maar actief-zijn” (Ibid). Als leden van de burgermaatschappij moeten wij christenen onze burgerrechten ―die ook rechten van de anderen zijn― verdedigen met alle legitieme middelen waarover wij beschikken, zonder agressiviteit maar ook zonder toe te geven in zaken die te maken hebben met het algemeen goed van het individu en van de naties. Nu men er op veel plaatsen een eer in stelt om militant laicistisch te zijn, is het van belang dat degenen die de natuurlijke zedenwet erkennen zich verenigen om de waarden daarvan te verdedigen en te bevorderen, onafhankelijk van wat ieder gelooft.

God zij dank ontwaken er op behoorlijk wat plaatsen sluimerende krachten en komen veel mensen los van hun individualisme om actief deel te nemen aan de grote culturele en sociale veldslagen van onze tijd. Hoe gedraag jij je in het gebruiken van jouw persoonlijke vrijheid? Neem jij volgens jouw mogelijkheden deel aan deze nobele initiatieven? Tracht je anderen in te schakelen, door ze erop te wijzen dat ze niet in hun eigen leventje opgesloten mogen blijven, maar dat ze vastbesloten op de bres moeten springen voor de rechten van God en de onvervreemdbare rechten van de menselijke persoon?

Deze mobilisatie is een voortdurende strategie. En omdat het erom gaat belangwekkende en duurzame veranderingen te bewerkstelligen wordt die persoonlijke inzet van vitaal belang. In het hart van ieder menselijk wezen worden beslissende veldslagen geleverd om de maatschappij te verbeteren, zoals het Evangelie leert: “uit het hart komen voort boze gedachten, moord, echtbreuk, ontucht, diefstal, valse getuigenis en godslastering” (Mt 15, 19). Sint Paulus houdt ons een concreet programma voor, helemaal in overeenstemming met de geest van de Vastentijd: “Uw liefde moet ongeveinsd zijn. Haat het kwaad, houdt vast wat goed is. Bemint elkander hartelijk met broederlijke genengheid. Acht anderen hoger dan uzelf. Laat uw ijver niet verflauwen, weest vurig van geest, dient de Heer. Laat de hoop u blij maken, houdt stand in de verdrukking, volhardt in het gebed, Draagt bij voor de noden van de heiligen, beoefent de gastvrijheid” (Rom 12, 9-13).

Kortom, het gaat erom overvloedig liefde te zaaien in de harten van de mensen en in de sociale structuren. Zoals Benedictus XVI in zijn eerste encycliek heeft gezegd, “liefde ―caritas― zal altijd nodig zijn, ook in de meest rechtvaardige samenleving. Er is geen rechtvaardige staatsvorm die de dienst van de liefde overbodig zou kunnen maken. Wie de liefde wil afschaffen staat op het punt de mens als mens af te schaffen. Er zal altijd leed zijn dat om troost en hulp vraagt. Er zal altijd eenzaamheid zijn. Er zullen ook altijd situaties van materiële nood zijn, waarbij hulp in de zin van concrete naastenliefde nodig is” (Benedictus XVI, encycliek Deus caritas est, 25-12-2005, n. 28). Wij allen horen deze concrete zorg voor de mensen om ons heen te voelen, die een duidelijk teken van echte liefde tot God is. Want “als iemand zijn broeder die hij ziet niet liefheeft, kan God niet liefhebben die hij nooit heeft gezien” (1 Joh 4, 20).

Om deze zorg met zuivere bedoelingen en doeltreffend te tonen heeft de heilige Jozefmaria ons geleerd dat wij ons van ons eigen ik moeten ontledigen en de zorgen, vreugde en verdriet van onze soortgenoten oprecht horen aan te nemen en ons eigen te maken. Met name van degenen die ons om redenen van een gemeenschappelijke roeping, van verwantschap, beroep enz. het meest na staan. Misschien komt je nu de uitroep “dat is zo moeilijk!” uit De Voor op de lippen. Denk dan aan het antwoord van de heilige Jozefmaria en doe moeite die in praktijk te brengen: “luister, als je strijdt is de genade van God voldoende. Dan zal je afzien van je persoonlijke belangen, je medemens dienen omwille van God en de Kerk helpen op het gebied waar vandaag de dag slag wordt geleverd: op straat, in de fabriek, in de werkplaats, op de universiteit, op kantoor, in je eigen omgeving, tussen de jouwen” (De Voor, 14).

Benedictus XVI wijst erop dat in de motieven om te beminnen gewoonlijk in het begin doeleinden binnensluipen als het behagen in zichzelf, de zelfverwezenlijking of zelfs het persoonlijk voordeel. Daarom moeten deze motieven gezuiverd worden, “via de weg van ascese, onthouding, zuivering en genezing” (Benedictus XVI, encycliek Deus caritas est, 25-12-2005, n. 5). Slechts zo zal de eerste liefde, die onvolmaakt is, zich tenslotte verenigen met de liefde van ware zelfgave, die zichzelf vergeet omdat zij een weerspiegeling is van de liefde van Christus voor de mensheid. “Als Jezus in Zijn gelijkenissen spreekt over de herder die achter het verloren schaap aangaat, over de vrouw die de drachme zoekt, over de vader die de verloren zoon tegemoet gaat en hem omhelst, dan zijn dat niet alleen maar woorden, maar beelden van Zijn eigen zijn en doen. Zijn dood op het kruid is het hoogtepunt van de manier waarop God zich tegen zichzelf keert, waarbij Hij zichzelf wegschenkt om de mens weer op te richten en hem te redden: liefde in de meest radicale vorm” (Ibid. n. 12). De heilige Jozefmaria heeft ons geleerd met liefde naar de Gekruisigde te kijken, want “Jezus aan het Kruis, met zijn hart uit Liefde tot de mensen doorboord, is een duidelijk antwoord ―woorden zijn hier overbodig― op de vraag naar de waarden van de dingen en van de mensen. De mensen, hun leven en hun geluk, zijn zo waardevol, dat de Zoon van God zelf zich overgeeft om hen te redden, om hen te zuiveren, om hen te verheffen” (H. Jozefmaria, Als Christus nu langskomt, n. 165).

We naderen het Hoogfeest van sint Jozef. Laten wij, na zijn vreugden en smarten te hebben overwogen, denken aan de volmaakte trouw waarmee wij alles wat ons bezighoudt moeten doen. Smeekt de heilige Jozefmaria in de ziel van iedereen het “psychologische vooroordeel” te griffen om altijd aan God en de anderen te denken, want wij zijn nooit alleen. Laten we van de heilige Patriarch leren vol vreugde te dienen, door de Wil van de Heer te beminnen en ons in te spannen in de liefde voor alle zielen.

Met alle genegenheid zegent jullie

+ Javier

Rome, 1 maart 2006