Wij moeten in onze ziel een echte afschuw voor de zonde koesteren. Heer, geef dat ik U niet meer beledig! - zeg Hem dat bij herhaling met een berouwvol hart.
Maar schrik niet als je de last van je arme lichaam en van de menselijke hartstochten voelt: het zou onnozel en domweg kinderachtig naïef zijn als je er nu pas achter zou komen dat - dat - bestaat. Je misère is geen hinderpaal, maar een aansporing om je meer met God te verenigen, om Hem voortdurend te zoeken, want Hij zuivert ons.
De Voor, 134
Treed niet in discussie met de bekoring. Mag ik het nogmaals zeggen? Heb de moed om weg te lopen; en de flinkheid om niet met je zwakte te spelen en je af te vragen hoever je kunt gaan. Kap af, zonder ook maar iets toe te geven!
De Voor, 137
Je hebt geen enkel excuus. Je kunt alleen jezelf maar de schuld geven. Als je weet - en daarvoor ken je jezelf goed genoeg - dat je langs die weg - met die lectuur, in dat gezelschap - in de afgrond terecht kan komen, waarom blijf je dan aan de gedachte vasthouden dat dit misschien goed zou zijn voor je ontwikkeling, of dat je persoonlijkheid er volwassener door zou worden?
Wijzig je koers radicaal, al betekent dat ook meer inspanning en minder verzetjes. Het is tijd dat je je als een verantwoordelijk mens gedraagt.
De Voor, 138