Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria Magdalena, Maria de moeder van Jakobus, en Salome welriekende kruiden om het dode lichaam van Jezus te gaan balsemen. - De volgende dag, heel vroeg, als de zon juist op is, komen ze bij het graf (Mc. 16, 1-2). Naar binnen gaand, raken ze hevig ontsteld, want ze vinden het lichaam van de Heer niet. - Een jongeman, in wit gewaad gekleed, zegt hun: Weest niet bevreesd. Ik weet dat gij Jezus van Nazareth zoekt: non est hic, surrexit enim sicut dixit, - Hij is niet hier, want Hij is verrezen zoals Hij gezegd heeft (Mt. 28, 5).
Hij is verrezen! - Jezus is verrezen. Hij is niet in het graf. - Het Leven heeft de dood overwonnen.
Hij verscheen aan zijn allerheiligste Moeder. - Hij verscheen aan Maria Magdalena, die dwaas van liefde is. - En aan Petrus en de overige apostelen. - En aan jou en aan mij, die zijn leerlingen zijn en dwazer dan Magdalena: wat hebben wij Hem niet allemaal gezegd!
Mogen wij nooit door de zonde sterven; moge onze geestelijke verrijzenis eeuwig duren. - En voor dit tientje af is, heb jij de wonden van zijn voeten gekust..., en ik, die meer durf - omdat ik meer kind ben - heb mijn lippen gedrukt op zijn open zijde.
Heilige Rozenkrans, eerste glorievolle geheim