Zeven vragen over De Da Vinci Code

Wat is er nu waar van al die aardige weetjes en theorieën over het ‘echte’ christendom in De Da Vinci Code? Alles, volgens auteur Dan Brown. “Als ik een non-fictieboek zou schrijven zou ik niets veranderen,” zei hij in een van zijn spaarzame interviews. Maar volgens zijn critici hoort Brown de klok luiden zonder te weten waar de klepel hangt. De meest opmerkelijke beweringen uit het boek:

Was Jezus getrouwd met Maria Magdalena, hadden zij een kind en overleefde hun nageslacht in Frankrijk?

Er wordt al eeuwen gefantaseerd over een seksuele relatie tussen de bijbelse Jezus en Maria Magdalena, maar daarvoor is geen deugdelijk bewijs. Maria was, historisch gezien, een volgeling van Jezus. De enige betrouwbare bron over haar, aldus historici, is Marcus 15:40. Alles wat Lucas toevoegt in 8:2 geldt al als onbewezen. Een intieme relatie of zelfs huwelijk is negentiende-eeuwse fictie. Dat Maria nageslacht had, berust op geen enkele historische bron. Dat ze naar Frankrijk is gekomen, is een negende-eeuwse legende.

De door Brown aangevoerde apocriefe evangeliën van Philippus en Maria Magdalena spreken geheel niet van een huwelijk of een seksuele relatie tussen Jezus en Maria Magdalena. In De Da Vinci Code schrijft Brown dat iedereen die Aramees kent kan zien dat de term die voor Maria Magdalena wordt gebruikt meer betekent dan ‘metgezel’, namelijk ‘geliefde’. Het evangelie van Philippus, waarnaar de auteur verwijst, is echter bewaard in het Koptisch, waarschijnlijk vertaald uit het Grieks. Voor een Aramees origineel bestaat geen aanwijzing.

Brown schrijft dat de huwelijkse staat van Jezus de kerkelijke erkenning van zijn goddelijkheid in de weg had gestaan en daarom door de kerk is verzwegen. Onjuist, menen kerkhistorici. Juist in de begintijd van de kerk had Jezus ook als getrouwd man en vader kunnen gelden als boodschapper van God. Jezus’ overtuiging dat Gods koninkrijk aan het aanbreken was en al zijn aandacht eiste, maakt een huwelijk echter niet aannemelijk.

Heeft de katholieke kerk in de vierde eeuw Jezus’ menselijke aard bewust verdonkeremaand en de oudste evangeliën die dat aantonen, vervangen door de huidige kanonieke evangeliën?

Over de verhouding tussen de menselijke en goddelijke aard van Jezus is in de eerste eeuwen veel en openlijk gedebatteerd, een samenzweringstheorie is hier misplaatst. Het concilie van Nicea (325) legde vast dat Jezus volledig mens was geweest maar als Zoon ook ‘één wezen met de Vader’. Het is overigens eerder het omgekeerde van wat Brown beweert: drie van de vier canonieke evangeliën, en waarschijnlijk de oudste (Mattheüs, Marcus en Lucas) beschrijven Jezus primair als mens. De latere, gnostische evangelies beklemtonen de goddelijkheid van Jezus, en die evangelies heeft de kerk juist niet aanvaard. Voor de kennis van de historische Jezus zijn de eerste drie canonieke evangeliën, met de brieven van Paulus, nog altijd de beste historische bronnen.

Heeft de Romeinse keizer Constantijn (274-337) zich bemoeid met de katholieke kerk en de vaststelling van de bijbelse canon?

Ja, maar niet zoals Brown schrijft. Met het Concilie van Nicea wilde Constantijn niet een concrete samenstelling van de bijbel of een bepaald theologisch dogma doordrukken. Hij wilde wél eenheid vestigen in de verdeelde kerk. De keizer was de theologische twisten beu, maar heeft zich niet inhoudelijk bemoeid met de canon. Brown dateert Constantijn trouwens ‘vier eeuwen’ na Jezus’ dood. Maar Jezus stierf omstreeks het jaar 30, Constantijn leefde dus circa 244 jaar later.

Bestaat de Priorij van Sion, die volgens Brown het nageslacht van Jezus en Maria Magdalena al sinds de Middeleeuwen beschermt?

Nee. De Priorij waarvan Brown beweert dat die in 1099 is gesticht heeft niet vanaf die tijd bestaan. Hooguit in de twintigste eeuw als een club mystiek geïnteresseerde geestverwanten in Frankrijk, tussen 1956 en 1976. Brown haalt zijn kennis van de Priorij grotendeels uit het boek Holy Blood, Holy Grail van Baigent, Leigh en Lincoln (1982). De belangrijkste bron voor dit boek was de Fransman Pierre Plantard, naar eigen zeggen Grootmeester van de Priorij van 1981 tot 1984.

Brown schrijft dat geheime documenten van de Priorij van Sion erop zouden wijzen dat het christendom oorspronkelijk ‘het heilig vrouwelijke’ zou hebben vereerd. Dit is aantoonbaar onjuist, zeggen deskundigen. De oudste bronnen wijzen erop dat Jezus’ wervingskracht vooral bestond in zijn aankondiging van het koninkrijk Gods op aarde. Er zou een nieuwe, betere tijd aanbreken.

Bevat het werk van Leonardo da Vinci, zoals de Mona Lisa, de Man van Vitruvius en het Laatste Avondmaal echt verborgen boodschappen en symboliek?

Leonardo da Vinci schilderde over het algemeen voor rijke particulieren. Symboliek in de schilderijen is veeleer bedoeld voor die opdrachtgevers, niet voor bewonderaars eeuwen later. De hoofdpersoon in Browns boek noemt de Mona Lisa ‘een subtiele boodschap van androgynie’. Leonardo zou de Mona Lisa op zichzelf hebben gemodelleerd om de balans tussen man en vrouw te onderstrepen. Kunsthistorici menen echter dat de vrouw op het schilderij Mona Lisa Gherardini is, de echtgenote van de Florentijnse koopman Francesco di Barolommeo di Zanobi del Giocondo. Brown heeft zich wellicht laten leiden door de aan Da Vinci toegeschreven uitspraak dat ‘elke schilder zichzelf schildert’.

Op Het laatste avondmaal van Leonardo da Vinci zou Maria Magdalena naast Jezus zitten. Bovendien vormen beide lichamen een V, symbool voor het vrouwelijke, en in een groter verband een M, symbool voor de man. Klopt dat?

De meeste kunsthistorici nemen aan dat de figuur aan de rechterhand van Jezus de apostel Johannes is. Deze apostel wordt altijd enigszins ‘vrouwelijk’ afgeschilderd. Leonardo gebruikt de verschillende houdingen van de personen op het schilderij om ruimte en dynamiek te creëren, zeggen Da Vinci-kenners.

Op de vraag van wie de zwevende hand met het mes is naast de derde figuur van links blijven zij het antwoord schuldig. Brown suggereert dat daaruit de vijandschap van de andere leerlingen van Jezus tegenover Maria Magdalena blijkt. Die conclusie valt in het water, als de figuur naast Jezus niet Maria is.

Stamt de ‘ongeluksdag’ vrijdag de dertiende uit het jaar 1307, toen de Franse koning Filips IV afrekende met de Orde der Tempeliers, volgens Brown de bewakers van de Heilige Graal?

Dat zou kunnen, maar er zijn ook andere verklaringen te vinden. Zo waren er dertien mensen aanwezig bij het laatste avondmaal en werd Jezus op (Goede) Vrijdag gekruisigd. Een andere suggestie is dat de ongeluksdag komt van een Noorse sage over de boosaardige god Loki die als niet-uitgenodigde, dertiende gast, op het feest komt en de aarde in rouw dompelt.

* Met dank aan prof. dr. H.J. de Jonge, hoogleraar nieuwe testament aan de Universiteit van Leiden, en dr. E. Grasman, kunsthistoricus met specialisme oude beeldende kunst, eveneens te Leiden.

Jan Benjamin // NRC Handelsblad *