Welk gezin voor het Europa van morgen?

Colloquium georganiseerd in het raam van de 20e verjaardag van het internationaal jaar van het Gezin

Het vormingscentrum Dongelberg

Welk gezin voor het Europa van morgen? Het is omtrent dit thema dat een honderdtal deelnemers zich hebben aangetroffen op deze zondag 6 april 2014 in het vormingscentrum Dongelberg, bij Geldenaken. Dit colloquium werd georganiseerd in het raam van de 20e verjaardag van het internationaal jaar van het Gezin.

Drie sprekers hebben het debat in gang gebracht en ingeleid met hun tussenkomst: Stéphane Buffettaut, afdelingsvoorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité (Gezinspolitiek, investering voor de toekomst); Drieu Godefridi, doctor in de wijsbegeerte (Sorbonne), jurist en directielid van ondernemingen (Het gezin voor het risico van het Gender) en Elisabeth Montfort, voormalig Europees volksvertegenwoordiger, Voorzitster van het Nouveau Féminisme Européen (Gelijkheid Man-vrouw, tussen utopie, discriminatie en realisme).

Stéphane Buffettaut ving aan met de opmerking dat Europa het enige continent is dat zijn generaties niet vernieuwt.

De Staten voeren een gezinspolitiek die ernaar streeft de geboortecijfers te verbeteren, echter zonder het cijfer van de vernieuwing te bereiken. Twee Staten maken hierop een uitzondering: Frankrijk en Ierland. Deze twee landen neigen naar het bereiken van deze geduchte drempel van vernieuwing. Om de Franse toestand te verklaren, legt Stéphane Buffettaut de nadruk op de stabiliteit van de gezinspolitiek die werd ingevoerd in het tijdvak tussen de twee oorlogen. Deze steun aan de gezinnen komt tot uiting door verscheidene maatregelen: rechtstreekse gezinstoelagen, een uitgebreid systeem van kinderbewaking, fiscale maatregelen ( familiaal quotiënt waarbij de belastingaanslag vermindert volgens het aantal kinderen), sociale wetgeving (onder meer moederschapsverlof). Op Europees vlak noteert de spreker een kille houding ten overstaan van het thema en van de promotie van het gezin, in een poging de oorzaken ervan te omlijnen. Hij beklemtoont echter de buitengewoon dynamische aard van het gezin, die per definitie tot uiting komt in een toekomst op lange termijn.

Drieu Godefridi, heeft zich er op toegelegd de gendertheorie te ontleden, om deze te onderwerpen aan een systematisch kritisch onderzoek.

Zijn uiteenzetting heeft zich op vijf punten toegespitst: bestaat de gendertheorie; wat is de kern van deze theorie; de recente omzettingen in wet van deze theorie; hoe moet deze theorie weerlegd worden; hoe zou een maatschappij eruit zien waarin de gendertheorie zou worden in praktijk gebracht. Zonder de afwikkeling terzake van de spreker op de voet te volgen, noteren we dat hij in het werk van Judith Butler, (Gender trouble, 1990), het beslissend feit ontdekt van de overgang van een beschrijvende benadering van het gender naar een voorschrijvende houding: men moet de maatschappij veranderen in functie van de gendertheorie. In de kern van de theorie van Butler is er het negeren van de biologie met de idee dat het begrip geslacht zelf in oorsprong cultureel is. Men moet aldus alle stereotypische ideeën die gebonden zijn aan de mannelijke en vrouwelijke voorstellingen laten vallen om voorkeur te geven aan het onbepaalde van de geslachten. Twintig jaar na de publicatie van dit werk, vinden vele van haar ideeën reeds talrijke wettelijke omzettingen. Betreffende de schitterende kritiek van deze theorie heeft de spreker het argument samengevat dat hij in zijn recent werk “De la violence de genre à la négation du droit”(Texquis, 2013) heeft ontwikkeld.

Elizabeth Montfort, auteur van onder meer het zeer opmerkelijk werk “De la théorie du genre au mariage de même sexe, l'effet dominos” (Peuple libre, 2013), begon haar toespraak met het onderstrepen van de verschillende feministische stappen voor de gelijkheid.

Tussen de verschillende stromingen kan men onderscheiden het egalitarisme, het differentialisme, de paritaire stap en de gendertheorie. In het kort gezegd: de eerste eist gelijke rechten op, de tweede beklemtoont het specifieke van de vrouw en verwaarloost wat zij gemeen heeft met de man, de derde eist de pariteit op in alle economische en politieke lagen van de maatschappij. De vierde stroming heeft een grote diversiteit en mikt voornamelijk op de gelijkheid door een functionele benadering. Men merkt zo een subversief gebruik van het zoeken naar gelijkheid op, die geen zoektocht naar gelijkheid tussen mannen en vrouwen is, maar die, door de gendertheorie, een strijd om gelijkheid tussen de individu’s wordt, ongeacht hun seksuele gerichtheid. Met andere woorden: er wordt een afbouw van de maatschappij die gevestigd is op het verschil van de geslachten bewerkt langs de omweg van de gendertheorie. Er zijn geen mannen en geen vrouwen meer, maar omwisselbare functies waarin het individu tenslotte de illusie heeft zijn geslacht te kunnen kiezen. Tot slot noteert Elizabeth Montfort dat deze ideologie ons ertoe aanzet de vraag naar de plaats van het lichaam in de identiteit van de persoon te verdiepen; naar de eenheid van de menselijke persoon in de dimensies van zijn lichaam, van zijn verstand en van zijn hart; en naar de eenheid van man en vrouw, die samen het mens-zijn uitmaken. Aan de logica van wedijver en wedstrijd, moet men de voorkeur geven aan deze van samenwerking en overeenstemming.