“Waarden in postmoderne tijden”

Op zaterdag 22 april organiseerde Residentie Arenberg een colloquium met als thema “Waarden in postmoderne tijden”. Gastsprekers waren professor William Desmond, hoogleraar Filosofie aan de K.U.Leuven, en E.H. Éric de Beukelaer, woordvoerder van de Belgische Bisschoppen-conferentie. De eerste spreker vergaste ons op een fijne analyse van de geseculariseerde wereld. E.H. de Beukelaer kwam sterk uit de hoek met een bezielend betoog en een oproep om als christenen voor ons geloof uit te komen. Na het morgen...

Van de Beukelaer: “Het goede van de hedendaagse periode is dat we het zout der aarde moeten worden.”

...programma dat in de Campusbibliotheek Arenberg plaatsvond, was er nog een lunch en een geanimeerd ideeënforum in het nabijgelegen restaurant, de Oude Kantien.

De uiteenzetting van professor Desmond was tweeledig. In het eerste filosofische luik ging het over de moderniteit en haar kenmerken. Als algemeen kenmerk van de moderniteit in het Westen kwam eerst de secularisatie aan bod. Volgens de hoogleraar zijn er verschillende vormen van secularisatie, maar een constante is dat de godsdienst slechts wordt "toegestaan als een privé zaak, zeg maar, een zaak van het hart […]. Als ze zichzelf probeert te introduceren in de openbare sfeer, wordt ze met wantrouwen bekeken, zo niet met vijandigheid en met de beschuldiging dat ze aanleiding geeft tot conflicten."

Daarna wijdde onze gastspreker uit over het thema dat als stokpaardje van de moderniteit geldt, met name de vrijheid. Hij merkte op dat iedereen voorstander is van de vrijheid, maar dat niemand heel precies weet wat daarmee bedoeld wordt. Fijntjes drukte de filosoof zijn idee uit: "Als ik me niet vergis wordt vrijheid vooral begrepen als autonomie. Zozeer, dat voor velen er vandaag geheel geen verschil bestaat tussen vrijheid en autonomie. […] Autonomie heeft te maken met de zelf-wet in ons – auto-nomos. We eisen dat we zelf de wet bepalen voor onszelf als zelf beslissend. […] In deze denkwijze is de idee van God moeilijk te rijmen met mijn aanspraak op autonomie. Zo lijkt het tenminste: ofwel het ene ofwel het andere. Maar dit is een zeer onbehouwen dilemma, denk ik. We treffen het aan bij filosofen als Nietsche: als God bestaat, hoe zou ik het kunnen verdragen geen god te zijn; daarom, God bestaat niet. Of bij Sartre: als God bestaat ben ik niet vrij, want God bepaalt alles; als ik vrij ben, kan God niet bestaan; ik ben vrij, dus bestaat God niet. Deze denkwijze houdt vast aan een ‘of-of’ tussen vrijheid en God, tussen autonomie en goddelijke heteronomie."

Professor Desmond liet er geen twijfel over bestaan dat hij het niet eens is met deze ‘of-of’ denkwijze: "Ik denk dat de absolute aanspraken van de autonomie gerelativeerd moeten worden door een genuanceerd begrip van onze relaties tot de anderen, en verder door een goed begrip van de vrijheid die de autonomie voorafgaat en er boven uit stijgt."

In het tweede deel van zijn betoog, maakte de professor enkele beschouwingen over zijn ervaringen van secularisatie in drie landen waar hij gewoond heeft. Na zijn indrukken over Ierland en Verenigde Staten kregen de nieuwsgierige toehoorders zijn visie op België te horen. Tijdens zijn 12-jarig verblijf in ons land heeft hij vele fijne christenen en katholieken ontmoet, zei hij. Maar tegelijk was hij onthutst over de algemene ineenstorting van de godsdienstsbeleving na het Tweede Vaticaanse Concilie. Het niveau van kerkgang is nu mijlenver verwijderd van dat in de Verenigde Staten of Ierland, stelde hij vast.

Zonder dieper in te gaan op de mogelijke historische factoren die hier aan de oorsprong liggen, gaf hij vanuit godsdienstfilosofisch standpunt een interessante analyse van de feiten: "Ik heb me afgevraagd of in vroegere tijden een overheersend sociaal conformisme de mensen naar de Kerk stuwde, terwijl nu blijkbaar eenzelfde overheersend conformisme ze van de Kerk weghoudt. De richting van het conformisme is wel omgekeerd, maar het is nog steeds conformisme – in schril contrast met onze luide lippendienst aan onze grenzeloze autonomie."

Van Desmond: “We hebben nood aan een godsdienstige slapeloosheid of alertheid.”

Verder situeerde hij zijn analyse in het kader van de leefcultuur van een groot deel van de Westerse wereld: "We gaan meer en meer op in onze cocoons van comfort. Nooit zijn we materieel zo goed af geweest. Wij leven als het ware in een centraal verwarmd universum." Volgens de professor kunnen we ons afvragen of we inderdaad zo diep weggezakt zijn in de genoegens van de eindigheid, dat we nauwelijks nog belangstelling kunnen opbrengen voor de zogenaamde ‘grens-vragen’ van ons bestaan en voor het goddelijke: "Dit is wat ik zou willen noemen: de slaap van de tevreden eindigheid. We hebben nood aan een godsdienstige slapeloosheid of alertheid om ons te wekken uit het comfort van deze zielige slaap."

Na de pauze kwam E.H. de Beukelaer aan de beurt. In vogelvlucht voerde hij zijn publiek door de eeuwen heen in een scherpe analyse van de geschiedenis van de Kerk. Hij bleef wat langer stilstaan bij de huidige periode waarvan het begin volgens hem in mei 68 te situeren is. Hij noemde deze periode een "periode van volmaakte concurrentie" waarin alle godsdienstige "producten" als evenwaardig worden voorgesteld en waarin iedereen zijn religieuze identiteit zelf samenstelt volgens het principe pick and choose, een beetje zoals in een grootwarenhuis.

De boodschap was aanmoedigend: "Jullie zijn het zout der aarde, heeft Christus gezegd. Indien wij als christenen smakeloos zijn, indien we doodgewoon kleurloos zijn, indien ons product – ik weet dat het geen product is, maar ik gebruik deze vergelijking – doodgewoon passé is, dan zullen we verdwijnen. Wat ik geloof is dat we veroordeeld zijn om voor ons product naar buiten te komen en aan de hedendaagse mens te tonen hoezeer het christendom broodnodig is. Het goede van de hedendaagse periode van volmaakte concurrentie is dat we het zout der aarde moeten worden."

Vervolgens ontmaskerde E.H. de Beukelaer de pseudo-waarden van de huidige maatschappij. Voor elke pseudo-waarde duidde hij een christelijke tegenhanger aan, een authentieke waarde, die de moderne mens een zinvol alternatief biedt. Eerst had hij het over competitiviteit, die ons als een soort dogma de ideale standaarden (van schoonheid, jeugdigheid, curriculum vitae, enz.) oplegt waaraan we moeten voldoen om in te zijn; met als onmiddellijk gevolg dat een niet gering aantal mensen dan ook out zijn als ze er niet aan kunnen voldoen. Daartegenover stelt het christendom het fundamentele dogma van de Menswording, dat zin geeft aan ons alledaags leven. "De Menswording betekent dat God je tegemoet komt daar waar je staat, in je hedendaagse leven, in je hedendaagse levenssituatie. […] Dat is de zingeving van de Menswording. Probeer niet steeds iemand anders te zijn, beter, meer competitief. Wees jezelf, maar tot het uiterste toe. En God zal je daartoe helpen."

Hier liet de spreker duidelijk verstaan dat heilig zijn voor iedereen is weggelegd, niet alleen voor uitzonderlijke mensen: "Fantastische mensen bestaan niet. We zijn allemaal zondaars. Heiligen bestaan! Dat is heel wat anders. Als je God in je mensheid, in je concrete mensheid laat werken, als je de Heilige Geest laat werken, dan kun je heilig worden, maar met je beperktheden en met je gebreken. We hebben er allemaal. Johannes Paulus II had er ook. Ik denk dat hij heilig was! Fantastisch? Neen, heilig! Maar met zijn beperktheden. Moeder Theresa had er ook. En Escrivá de Balaguer ook. Heiligen zijn geen andere soort mensen dan ieder van ons. Ze behoren tot dezelfde mensheid. En ze zijn zondaars. Maar ze hebben geloofd dat God in hun mensheid kan werken."

Op het ideeënforum na de lunch was er nog een boeiend debat over toekomstmogelijkheden van een onderwijs met katholieke inhoud.

Colloquium