Eenheid van Leven scheppen (II): Waar God ons wil hebben

Dit is het tweede artikel van drie over Eenheid van Leven. Dit deel gaat over het belang om eenheid te scheppen tussen het dagelijks leven en de geloofswaarheden.

God is het immers die zowel het willen als het doen bij u tot stand brengt, om zijn heilsplan te verwezenlijken (Fil 2,13), schreef Paulus aan de Filippenzen. Het is onze Heer die ons leven één maakt. Wij komen uit Hem voort en gaan naar Hem toe, en Hij vergezelt ons van zeer nabij op onze aardse pelgrimstocht per agrum, door de grote akker van de wereld (vgl. Mt 13,38). Onze Heer Jezus Christus is "via et veritas et vita": de weg, de waarheid en het leven (Joh 14,6). De heilige Augustinus legt uit dat Hij de waarheid en het leven is omdat Hij God is, en dat Hij de weg is omdat Hij mens is.[1] Deze werkelijkheid vervult ons met vrede. In ons leven is de weg soms soepel, maar hij kan ook uitdagend en moeilijk zijn. Toch is de weg nooit ver van het doel, omdat het doel zelf al aanwezig is in spe,in de hoop, bij elke stap. "Hijzelf," zegt de heilige Thomas van Aquino, "is tegelijk de weg en het doel. In zijn menselijke natuur is Hij de weg, en in zijn goddelijke natuur is Hij het doel."[2]

Door zijn Menswording heeft het Woord van God "zelf de woestijn van onze mensheid doorkruist en, de dood overschrijdend, verrees Hij uit de dood en nu trekt Hij de gehele mensheid met Hem naar God. Jezus is niet langer beperkt aan een bepaalde plaats of tijd. Zijn Geest, de heilige Geest, stroomt uit Hem voort, komt in onze harten en verbindt ons zo met Zichzelf, en door Hem met de Vader – met de God die één is en drie."[3]

Eenheid van leven is het verheffen van het menselijke tot de bovennatuurlijke orde, zodat het goddelijke geïncarneerd wordt in het menselijke. “Als we werkelijk zijn kinderen willen zijn, wil God dat we zeer menselijk zijn. Dat ons hoofd de hemel raakt, maar dat onze beide benen op de grond staan. De tol voor een christelijk leven is niet op te houden mens te zijn, op te houden met pogen die deugden te verwerven die sommigen hebben zonder Christus te kennen. De prijs van elke christen is het verlossend bloed van de Heer die wil dat wij zijn —ik zeg het nog eens duidelijk— zeer menselijk en zeer goddelijk in onze dagelijkse poging tot navolging van Hem die perfectus Deus, perfectus homo, volmaakte God, volmaakte mens is."[4]

Indien gij de gave Gods kende, en wist wie het is die tot u zegt "geef mij te drinken", zoudt gij Hem gevraagd hebben, en Hij zou u levend water gegeven hebben (Joh 4,10). Onze Heer toont de Samaritaanse vrouw zijn menselijkheid in zijn dorst, en zijn goddelijkheid in zijn belofte van levend water. Heer, geef mij dit water, opdat ik geen dorst heb, antwoordt de vrouw, die begint te beseffen dat de man die tot haar spreekt niet zomaar een Galileeër is. De zelfgenoegzame houding van de Samaritaanse vrouw, die denkt dat zij met haar leven kan doen wat zij wil, verandert in een gretig verzoek om Gods gave. Alleen God kan de dorst van ons hart lessen. Wij kunnen God nooit op eigen kracht bereiken, maar alleen door de heilige Geest die in ons Christus tot leven brengt.

Zijn waar God wil dat wij zijn

"Heel het panorama van onze christelijke roeping, die eenheid van leven waarvan het middelpunt de tegenwoordigheid van God onze Vader is, kan en moet voor ons een dagelijkse werkelijkheid zijn."[5] In de eerste jaren van het Werk zou de heilige Jozefmaria de mensen dikwijls aanraden "vaak Gods aanwezigheid in gedachten tegenwoordig te stellen, wanneer men met een bepaalde persoon spreekt, in algemene gesprekken, en altijd."[6] En hij moedigde een jonge student aan in een brief geschreven in 1931: "Voorwaarts dus, in de tegenwoordigheid van God. Het is zeer goed de gewoonte te ontwikkelen om alles naar Hem te verwijzen en Hem voor alles te danken."[7]

Naast de overtuiging dat "God ons voortdurend nabij is,”[8] hebben wij, om onze plichten in het gewone leven te vervullen, de nederigheid nodig om op onze plaats te zijn, waar God ons geplaatst heeft. Ieder van ons moet op zijn plaats zijn, misschien onopgemerkt, en het werk doen dat van ons verwacht wordt. Continuïteit, volharding en gehoorzaamheid vormen ons tot sterke, volwassen mensen.

Met zijn eigen ervaring van Gods roeping om het Werk te stichten "ondanks zichzelf", drong de heilige Jozefmaria aan op de noodzaak nederig genoeg te zijn om anderen te willen dienen, met geen andere ambitie dan de ingevingen van de genade te volgen. In tegenstelling hiermee beschreef hij de manier waarop sommige geestelijken steeds in beweging wilden zijn, een verlangen dat heel anders is dan de ware zelfgave van het religieuze leven, die zo noodzakelijk is voor het leven van de Kerk. "Ik heb zo'n afkeer van alles wat riekt naar menselijke ambitie, hoe onberispelijk ook, dat als God in zijn barmhartigheid mij, een zondaar, heeft willen gebruiken om het Werk te stichten, dit in weerwil van mijzelf is geweest. U weet hoe afkerig ik altijd ben geweest van de pogingen van sommige mensen – wanneer die niet berusten op zeer bovennatuurlijke redenen, waarover de Kerk oordeelt – om nieuwe grondslagen te scheppen. Het leek, en lijkt, mij dat er veel te veel grondslagen en stichters waren. Ik dacht dat het gevaar bestond van een "manie" voor het stichten van nieuwe dingen, die mensen ertoe bracht onnodige dingen te stichten voor doeleinden die ik belachelijk vond. Ik dacht, misschien met een gebrek aan naastenliefde, dat in sommige gevallen het doel het minst belangrijk was – dat wat zulke mensen werkelijk wilden was iets nieuws te creëren en een stichter genoemd te worden."[9]

Samenhang in het dagelijks leven

Roeping geeft ons een perspectief en bakent tegelijk een zekere weg af, opgebouwd doorheen het leven, dag na dag. In het begin wisten we niet wat onze Heer van ons zou vragen, maar we willen altijd ja zeggen, en de zelfgave van de eerste dag vernieuwen, toen we alles gaven uit liefde en voor altijd, want de gaven en de roeping van God zijn onherroepelijk (Rom 11,29). De roeping, het zaadje dat God in ons hart heeft gelegd, moet groeien om licht en warmte te geven aan vele zielen en een bloeiende boom te worden. Dit is een werkelijkheid die heel ons wezen, heel ons leven omvat en het verenigt: die het zin, zekerheid en harmonie geeft.

Wij hebben eenheid van leven nodig waar God ons ook geplaatst heeft, onder de mensen om ons heen, en we kunnen niet dagdromen over andere bezigheden die afbreuk zouden kunnen doen aan wat wij zijn en behoren te zijn. Paulus nodigt de Thessalonicenzen uit te werken voor hun levensonderhoud en anderen te helpen hetzelfde te doen (vgl. 2 Tes 3, 6-15). Deze samenhang in ons leven zorgt ervoor dat wij, met gebed en door bestudering van de leer van de Kerk, ieder onze verplichtingen nakomen: een afspraak nakomen ook al lijkt er zich een betere mogelijkheid voor te doen, ons buskaartje te betalen als niemand controleert, de belastingen eerlijk voldoen....

Zo leven is leven volgens de opdracht van onze Heer: Laat wat je zegt gewoon "Ja" of "Nee" zijn; alles wat meer is dan dit is uit den boze (Mt 5,37). Christus leert ons een manier van spreken, een christelijke levensstijl die wij in praktijk brengen wanneer wij leven in Gods tegenwoordigheid, met een "eerbiedig aandacht voor zijn aanwezigheid; elke uitspraak van ons kan zijn aanwezigheid bevestigen of er de spot mee drijven.”[10] Dit bewustzijn van Gods tegenwoordigheid betekent nooit liegen, ook al zou het ons op een gegeven moment uit de moeilijkheden kunnen helpen; het betekent ons goed gedragen, zelfs wanneer niemand ons kan zien; het betekent niet de controle verliezen over ons humeur wanneer we autorijden of sporten, in tegenstelling tot degenen die het normaal vinden om op zulke momenten een ander mens te worden. Het Tweede Vaticaans Concilie spoorde de gedoopten aan "zich in te spannen om hun aardse plichten gewetensvol en in overeenstemming met de geest van het Evangelie te vervullen ... Door het geloof zelf zijn zij meer dan ooit gebonden zich aan deze plichten te houden, ieder volgens zijn eigen roeping."[11]

Apostelen zijn

We hebben zojuist in de Kerk een jaar van barmhartigheid beleefd, dicht bij de Heilige Vader. Barmhartigheid toont niet alleen de almacht van God, maar ook ons geloof in Hem. Alleen op basis van barmhartigheid kunnen wij "harmonie tussen geloof en leven,"[12] opbouwen, zoals de heilige Jacobus in zijn epistel leert: als een broeder of zuster slecht gekleed is en gebrek heeft aan dagelijks voedsel, en een van u zegt tot hem: "Ga heen in vrede, wordt verwarmd en verzadigd", zonder hem de dingen te geven die nodig zijn voor het lichaam, wat baat het dan? Zo is het geloof uit zichzelf, indien het geen werken heeft, dood (Jak 2,15-17).

"Elke dag, mijn lieve kinderen, moet getuigen van ons verlangen om de goddelijke zending te vervullen die onze Heer ons in zijn barmhartigheid heeft gegeven. Het hart van onze Heer is barmhartig, Hij heeft medelijden met de mensheid en komt ons nabij. Onze zelfgave in dienst van de zielen is een uiting van deze barmhartigheid van onze Heer, niet alleen jegens onszelf, maar jegens de gehele mensheid. Want Hij heeft ons geroepen om de heiligheid te zoeken in het gewone leven, elke dag; en om anderen (providentes, non coacte, sed spontanee secundum Deum (1 Pe 5,2) – voorzichtig, zonder dwang; spontaan, naar Gods wil) de weg naar de heiligheid te leren, ieder op zijn eigen plaats midden in de wereld.”[13]

Barmhartigheid brengt ons ertoe het beste voor anderen te willen en zo de menselijke en christelijke ontwikkeling van ieder mens te versterken, zodat hij of zij zoveel mogelijk de valkuilen vermijdt die het leven van zoveel mensen kunnen verwoesten: drugsverslaving, echtscheiding, abortus, euthanasie.... Bovendien helpt bovennatuurlijk optimisme ons om het goede in iedere ziel te waarderen, in plaats van stil te staan bij hun gebreken. "Ik hou er niet van om te praten over slechte mensen en goede mensen. Ik verdeel mensen niet in goed en slecht."[14] Deze zienswijze komt voort uit de liefde die de heilige Geest in onze zielen legt. In een commentaar op het Mandatum Novum, het nieuwe gebod, zei de heilige Jozefmaria ons: "Jullie, mijn kinderen, moeten het altijd gehoorzamen, met vreugde de gebreken dragen van de mensen met wie jullie samenleven. Gedraagt u niet als de mestkever, die met zijn poten een stuk mest tot een bal rolt en het dan ronddraagt. Gedraag u als de bij, die van bloem tot bloem gaat op zoek naar het goede dat in haar verborgen ligt, en er dan de zoetste honing van maakt, een heerlijk voedsel, dat in onze broeders en zusters tot uiting komt als het goede aroma van heiligheid. In één woord: hebt elkaar lief, hebt elkaar veel lief!"[15]

Wij christenen zijn ons ervan bewust dat wij een missie hebben: de wereld veranderen tot eer van God. "Nu is het de tijd om ruimte te geven aan het creatieve vermogen van de barmhartigheid om vele nieuwe werken, de vruchten van de genade, in het leven te roepen. De Kerk heeft vandaag nood aan het vertellen over "de vele andere tekenen" die Jezus verricht heeft, en "die niet zijn neergeschreven" (Joh 20,30), zodat ook zij spreken van de vruchtbaarheid van de liefde van Christus en van de gemeenschap die leeft vanuit Hem."[16] Deze apostolische ijver die ons verenigt is niet iets wat buiten ons ligt; de heilige Jozefmaria "sprak gewoonlijk niet zozeer in termen van 'apostolaat doen', maar veeleer van 'apostelen zijn’”[17] En hij voegde eraan toe dat het apostolaat "een permanente instelling van de ziel is ... een eigenschap van de geest die van nature elk aspect van het leven doordringt.”[18] Authentiek apostolaat kan niet worden teruggebracht tot een reeks specifieke taken, noch maakt het van mensen louter doelen: het is de Liefde van God die ons leven vult met het besef dat ieder mens zijn eigen roeping moet volgen en zijn volledige potentieel moet bereiken, door een vrije en opgewekte zelfgave.

Integrale Christelijke Vorming

In het Werk wordt vorming gegeven met een geïntegreerde visie op de christelijke boodschap, en helpt ons zo tot een ware eenheid van leven in Christus te komen, waarbij we Gods genade vreugdevol verwelkomen. De Catechismus van de Katholieke Kerk is een goed referentiepunt voor deze geïntegreerde visie. "De vier delen staan met elkaar in verband: het Christelijk mysterie is het voorwerp van het geloof (eerste deel); het wordt gevierd en meegedeeld in liturgische handelingen (tweede deel); het is aanwezig om de kinderen van God te verlichten en te ondersteunen in hun handelingen (derde deel); het is de basis voor ons gebed, waarvan het Onze Vader de bevoorrechte uitdrukking is, en het vertegenwoordigt het voorwerp van onze smeekbede, onze lofprijzing en onze voorbede (vierde deel)."[19] De leer, het liturgisch leven, het geestelijk en moreel leven zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Jezus Christus is via et veritas et vita – de weg, de waarheid en het leven (Joh 14,6). Daarom geeft de waarheid ons niet alleen licht, maar spoort ze ons ook aan en leidt ze ons: ze is voeding (vgl. Ps 23) en de leer van de verlossing.

God heeft de heilige Jozefmaria uitgekozen om het Opus Dei te stichten in het hart van de Kerk,[20] en daar heeft hij het met zijn leven belichaamd. De geest van het Werk, die aan God toebehoort, groeit nu onder zijn Volk door de zonen en dochters van de heilige Jozefmaria. Daarom wordt onze vorming binnen dit verenigd kader gegeven: De Heilige Schrift, de Apostolische Traditie (de Kerkvaders), het leergezag van de Kerk (met name de Catechismus van de Katholieke Kerk en de leer van de Heilige Vader), de liturgie (de Sacramenten), het gebed en het leven van de heiligen. Door kennis te maken met en te mediteren over het leven en de leer van de heilige Jozefmaria, helpt de vorming die we ontvangen ons ook om de verschillende aspecten van ons geloof en onze roeping met elkaar te verbinden, en om de geest van het Werk te begrijpen en uit te leggen in het licht van de Heilige Schrift, de Traditie en het Leergezag. Zo wordt de boodschap op een duidelijke en harmonieuze manier doorgegeven, groeiend uit dezelfde "humus", dezelfde vruchtbare grond waarin de heilige Jozefmaria het Werk "zag" en begreep.

Onze vorming is open, omdat zij voortkomt uit ons gebed en ons dagelijks leven dat bestaat uit strijd, begeleid door Gods genade, in een grote verscheidenheid van voorvallen en situaties. "De tien geboden verenigen het religieuze en sociale leven van de mens."[21] Bijvoorbeeld: "De kuise mens bewaart de integriteit van de krachten van leven en liefde die in hem zijn gelegd. Deze integriteit staat borg voor de eenheid van de persoon en verzet zich tegen elk gedrag dat daaraan afbreuk zou doen. Zij duldt geen dubbelzinnigheid, noch in de manier van leven noch in de wijze van spreken."[22] Hetzelfde geldt voor de andere deugden waaruit het Christelijk leven bestaat. Heel het bestaan van onze Lieve-Vrouw stond in het teken van deze eenheid van leven; aan de voet van het kruis herhaalde Maria hetzelfde fiat, "laat het geschieden," als bij de Aankondiging.

Het Werk is geboren en breidt zich uit om de Kerk te dienen en haar te helpen opbouwen. Wij willen Christus aanwezig maken onder mannen en vrouwen. Alles leidt naar Jezus: in ons evangelisatiewerk "moeten wij over Christus spreken, niet over onszelf."[23] Zo zullen wij mensen tot Christus brengen, gesteund door ons levensplan, de liefdevolle aanwezigheid van onze Drie-enige God. Wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want buiten Mij kunt gij niets (Joh 15,5).


[1] Cf. St. Augustinus, Sermo 341, 1,1: PL 39, p. 1493.

[2] St. Thomas van Aquino, Commentaar op het Evangelie van Johannes (hfdst. 14, lec. 21. Liturgie van de Getijden, zaterdag, 9e week van de gewone tijd.

[3] Paus Benedictus XVI, Toespraak, 21 maart 2009.

[4] De heilige Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 75.

[5] De heilige Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 11.

[6] De heilige Jozefmaria, Persoonlijke aantekeningen, nr. 1160, gedateerd 16 maart 1934, in González Gullón, op. cit., p. 478.

[7] De heilige Jozefmaria, Brief aan Luis de Azua, gedateerd 5 augustus 1931, geciteerd in González Gullón, DYA: la Academia y Residencia en la historia del Opus Dei (1933-1939), 2016, p. 242.

[8] De heilige Jozefmaria, De Weg, nr. 267.

[9] De heilige Jozefmaria, Brief, 9 januari 1932, nr. 84.

[10] Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 2153.

[11] Vaticaans Concilie II, Enc. Gaudium et Spes, nr. 43.

[12] Johannes Paulus II, Enc. Veritatis Splendor, nr. 26.

[13] De heilige Jozefmaria, Brief, 24 maart 1930, nr. 1.

[14] De heilige Jozefmaria, Instructie, 8 december 1941, nr. 35.

[15] Terwijl Hij tot ons sprak op de weg, p. 291.

[16] Paus Franciscus, Apostolische Brief Misericordia et Misera, 20 november 2016, nr. 18.

[17] "Trabajo, santificación del," in Diccionario de san Josemaría, 2013, p. 1206.

[18] Ibid., p. 1202.

[19] Johannes Paulus II, Apostolische Constitutie Fidei Depositum, afkondiging van de Catechismus van de Katholieke Kerk, 11 december 1992.

[20] Vgl. Collect of the Mass van de heilige Jozefmaría.

[21] Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 2069.

[22] Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 2338.

[23] Christus komt langs, nr. 163.

Guillaume Derville