Preek Benedictus XVI tijdens slotviering Wereldjongerendagen Keulen

Paus Benedictus XVI richtte tijdens de slotviering op 21 augustus op het Mariënfeld de volgende woorden tot de meer dan achthonderdduizend aanwezige jongeren.

Dierbare jongeren!

Voor de heilige hostie, waarin Jezus zich voor ons tot brood heeft gemaakt, dat ons leven van binnen uit draagt en voedt, zijn wij gisteren de innerlijke weg van de aanbidding opgegaan. In de Eucharistie moet aanbidding tot eenwording worden. Bij de Eucharistieviering staan wij in Jezus’ ‘uur’, waarover het evangelie van Johannes spreekt. Door de eucharistieviering wordt zijn ‘uur’ ons uur, onder ons tegenwoordig. Met de leerlingen vierde Hij het Pascha-maal van Israël, de herinnering aan de bevrijdende daad van God, die Israël uit de slavernij in de vrijheid voerde. Jezus volgt de rituelen van Israël. Hij spreekt het lofgebed en de zegen over het brood uit. Maar dan gebeurt er iets nieuws. Hij dankt God niet alleen voor de grote daden van het verleden, Hij dankt Hem voor zijn eigen verheerlijking, die wordt voltrokken aan het kruis en in de opstanding. Daarbij spreekt Hij ook tot de leerlingen met woorden die alles van de Wet en de Profeten in zich dragen: “Dit is mijn Lichaam dat voor u gegeven wordt. Deze beker is het Nieuwe Verbond in mijn Bloed.” Zo deelt Hij brood en beker rond en draagt hun tegelijkertijd op datgene wat Hij zegt en wat Hij doet te blijven zeggen en doen om Hem te gedenken.

Wat gebeurt daar? Hoe kan Jezus zijn Lichaam en zijn Bloed uitdelen? Als Hij brood tot zijn Lichaam en wijn tot zijn Bloed maakt, loopt Hij vooruit op zijn dood, ervaart Hij deze innerlijk en verandert die zo in een daad van liefde. Wat uiterlijk een daad van bruut geweld is, wordt innerlijk een daad van liefde, die zichzelf wegschenkt, geheel en al. Dat is in feite de verandering die in de zaal van het Laatste Avondmaal heeft plaats gevonden en die bestemd was een heel proces van veranderingen op gang te brengen, waarvan het laatste doel is de wereld zodanig te veranderen dat God alles in allen is (vgl. 1Kor 15,28). Alle mensen wachten altijd op de één of andere manier in hun hart op een verandering en omvorming van de wereld. En dit is nu de centrale daad van omvorming, die alleen de wereld werkelijk kan vernieuwen: geweld wordt veranderd in liefde en aldus de dood in het leven. Omdat Hij de dood omvormt tot leven, is de dood als zodanig reeds innerlijk door Hem overwonnen en is de verrijzenis reeds in Hem aanwezig. De dood is als het ware van binnen verwond en kan niet meer het laatste woord zijn. Dat is om zo te zeggen de kernsplitsing in het binnenste van het zijn - de overwinning van de liefde op de haat, de overwinning van de liefde op de dood. Alleen vanuit deze innerlijke explosie van het goede, dat het kwade overwint, kan dan de kettingreactie van veranderingen uitgaan die geleidelijk de wereld omvormt. Alle andere veranderingen blijven oppervlakkig en brengen geen redding. Daarom spreken wij van verlossing: het allerdiepst noodzakelijke is gebeurd, en wij kunnen in dit gebeuren binnen treden. Jezus kan zijn Lichaam geven, omdat Hij werkelijk zichzelf geeft.

Op deze eerste fundamentele verandering van geweld in liefde, van dood in leven, volgen dan de volgende veranderingen. Brood en wijn worden zijn Lichaam en Bloed. Maar hier mag de verandering niet stoppen, hier moet die juist volledig beginnen. Het Lichaam en Bloed van Christus worden ons gegeven, opdat wij omgevormd zullen worden. Wij zelf moeten het Lichaam van Christus worden, zijn bloedverwanten. Wij eten allen van het ene brood. Dat betekent echter: wij worden onderling één. Aanbidding wordt, zo hebben wij gezegd, eenwording. God staat niet meer tegenover ons als de geheel Andere. Hij is in ons en wij in Hem. Zijn dynamiek doordringt ons en wil vanuit ons de anderen en de hele wereld doordringen, opdat zijn liefde werkelijk de alles overheersende maat van de wereld wordt. Volgens mij wordt deze nieuwe stap, die het Avondmaal ons geschonken heeft, heel mooi aangeduid door het verschil tussen het Griekse en het Latijnse woord voor aanbidding. In het Grieks zegt men proskynesis. Dat betekent het gebaar van onderwerping, de erkenning van God als onze waarachtige maatstaf, wiens voorschrift wij volgen. Het wil zeggen dat vrijheid niet betekent zich uitleven en zich autonoom wanen, maar zich naar de waarheid en het goede richten en zo zelf waar en goed worden. Dit gebaar is noodzakelijk, ook als het in strijd is met ons streven naar vrijheid. Maar wij kunnen ons pas aan Hem toewijden in het tweede stadium dat zich bij het Avondmaal opent. Het Latijnse woord voor aanbidding is ad-oratio - aanraking van mond tot mond, kus, omarming en dus ten diepste liefde. Uit onderwerping ontstaat eenwording, omdat Hij aan wie wij ons onderwerpen, de liefde is. Zo wordt onderwerping zinvol, omdat ze ons niets vreemds oplegt, maar ons vrijgemaakt voor het meest innerlijke van onszelf.

Keren wij nog eenmaal terug tot het Laatste Avondmaal. Het nieuwe dat daar gebeurde was de verdieping van het oude zegengebed van Israël, dat nu tot woord van omvorming, van transsubstantiatie, wordt en ons deel laat hebben in het ‘uur’ van Christus. Jezus heeft ons niet opgedragen het Paschamaal te herhalen; dat is dan ook een jaarlijks feest dat men niet kan herhalen wanneer men dat maar wil. Hij heeft ons opgedragen binnen te treden in ‘zijn uur’. Wij treden daar binnen door de heilige macht van de woorden van de consecratie, die plaats vindt door het lofgebed, dat ons plaatst in de doorlopende samenhang met Israël en met Gods hele heilsgeschiedenis, en ons tegelijk het nieuwe schenkt, waarnaar dit gebed op het diepste niveau verwees. Dit gebed - de Kerk noemt het het hooggebed - vormt de Eucharistie. Het is een machtswoord dat de gaven van de aarde op geheel nieuwe wijze verandert in de zelfgave van God en ons binnenvoert in dit proces van omvorming. Daarom noemen wij dit gebeuren Eucharistie, wat de vertaling is van het hebreeuwse woord beracha - dank, lofprijzing, zegen en zo, vanuit de Heer, omvorming: de aanwezigheid van zijn ‘uur’. Het ‘uur’ van Jezus is het uur waarin de liefde overwint. Dat wil zeggen: God heeft overwonnen, want Hij is Liefde. Het ‘uur’ van Jezus wil ons uur worden en wordt het ook als wij ons, door het vieren van de heilige Eucharistie, binnen laten voeren in het proces van omvorming, waar het de Heer om gaat. De Eucharistie moet het middelpunt van ons leven worden. Het is geen positivisme of machtswellust als de Kerk ons zegt dat de Eucharistie bij de zondag hoort.

Op Paasmorgen hebben eerst de vrouwen, daarna de leerlingen, de Verrezene mogen zien. Zo wisten ze vanaf dat moment dat nu de eerste dag van de week, de zondag, zijn dag is. De eerste dag van de schepping wordt tot de dag van de hernieuwing van de schepping. Schepping en verlossing horen bij elkaar. Daarom is de zondag zo belangrijk. Het is goed dat tegenwoordig in veel culturen de zondag een vrije dag is of zelfs samen met de zaterdag een zogenaamd vrij weekend vormt. Maar deze vrije tijd blijft leeg als God er niet in voorkomt. Dierbare vrienden! Dikwijls is het misschien op het eerste gezicht ongemakkelijk om op zondag tijd vrij te maken voor de heilige Mis. Maar jullie zullen ontdekken dat juist de eucharistieviering de vrije tijd in het juiste perspectief plaatst. Laat je niet afbrengen van de zondagse Eucharistie en help ook anderen om die te ontdekken. Omdat de Eucharistie de bron is van de vreugde die wij nodig hebben, moeten wij deze ook steeds beter van binnen uit leren begrijpen en liefhebben. Laten we daar ons best voor doen - het is de moeite waard! Laten wij de innerlijke rijkdom en de ware grootheid ontdekken van de liturgie van de Kerk: wij hebben daar geen feest voor onszelf alleen, maar de levende God zelf richt een feest voor ons aan. Met de liefde voor de Eucharistie zullen jullie ook het sacrament van verzoening opnieuw ontdekken, waarin Gods vergevende goedheid altijd weer een nieuw begin in ons leven mogelijk maakt.

Wie Christus ontdekt heeft, moet anderen tot Hem leiden. Een grote vreugde kan men niet voor zichzelf houden. Die moet men doorgeven. Tegenwoordig heerst er in grote delen van de wereld de eigenaardige tendens God te vergeten. Het lijkt ook zonder Hem wel te lukken. Maar tegelijk is er een gevoel van frustratie, van onvrede met alles en iedereen: dat kan toch het leven niet zijn! Inderdaad niet. En zo is er, terwijl God vergeten wordt, tegelijk een sterke hang naar het religieuze. Ik wil niet beweren dat daar helemaal niets goeds bij zit. Er kan ook eerlijke vreugde bij zijn omdat men iets gevonden heeft. Maar op grote schaal wordt godsdienst toch tot marktproduct. Men zoekt uit wat bevalt en veel mensen weten daar winst uit te slaan. Maar die zelfgezochte religie helpt ons uiteindelijk niet. Ze is makkelijk, maar op het moment dat we in nood zijn laat ze ons in de steek. Help de mensen de werkelijke ster te ontdekken die ons de weg wijst: Jezus Christus. Laten wij zelf proberen Hem beter te leren kennen, zodat wij ook anderen met overtuiging tot Hem kunnen leiden. Daarom is de liefde tot de heilige Schrift zo belangrijk, en daarom is het belangrijk het geloof van de Kerk te kennen, waarin ons de Schrift ontsloten wordt: Het is de heilige Geest die de Kerk in haar groeiend geloof steeds verder in de diepte van de waarheid heeft gevoerd en nog steeds voert (vgl. Joh 16,13). Paus Johannes Paulus II heeft ons een geweldig werk geschonken, waarin het geloof van de eeuwen samenvattend wordt weergegeven: de Katechismus van de Katholieke Kerk. Ik heb zelf kortgeleden het Compendium van deze katechismus mogen presenteren, dat ook op verzoek van de overleden paus is samengesteld. Het zijn twee fundamentele boeken, die ik jullie allemaal van harte wil aanbevelen.

Natuurlijk zijn boeken alleen niet genoeg. Vorm gemeenschappen op grond van het geloof. Tijdens de laatste decennia zijn bewegingen en gemeenschappen ontstaan, waarin de kracht van het evangelie zich levendig toont. Zoek gemeenschap in het geloof, tochtgenoten die gezamenlijk voortgaan op de grote pelgrimsweg die ons de Wijzen uit het Oosten voor het eerst getoond hebben. Het spontane van de nieuwe gemeenschappen is belangrijk, maar het is ook belangrijk daarbij vast te houden aan de gemeenschap met de paus en de bisschoppen, die er borg voor staan dat we geen eigen wegen zoeken, maar werkelijk leven in de grote familie van God, die de Heer met de twaalf apostelen gesticht heeft.

Nog éénmaal moet ik terugkomen op de Eucharistie. “Omdat het brood één is, vormen wij allen tezamen één lichaam”, zegt de apostel Paulus (1 Kor 10,17). Hij bedoelt daarmee: Daar wij dezelfde Heer ontvangen en Hij ons opneemt, in zich binnenvoert, zijn wijzelf ook samen één. Dat moet in het leven blijken. Het moet blijken uit het feit dat wij kunnen vergeven. Het moet blijken uit onze gevoeligheid voor de noden van anderen. Het moet blijken uit de bereidheid te delen. Het moet blijken uit de inzet voor de naasten, zowel die letterlijk nabij als die uiterlijk ver weg zijn. Er zijn tegenwoordig vormen van vrijwilligerswerk en wederzijdse dienstverlening die onze samenleving juist dringend nodig heeft. Wij mogen bijvoorbeeld bejaarde mensen niet aan hun eenzaamheid overlaten, de mensen die lijden niet links laten liggen. Als wij vanuit Christus denken en leven, dan gaan onze ogen open, en dan leven we niet meer losjes voor ons zelf, maar dan zien we waar en hoe we nodig zijn. Als we zo leven en handelen, dan merken we al gauw dat het veel mooier is nodig te zijn en er voor anderen te zijn, dan alleen maar te vragen naar het comfort dat ons worden aangeboden. Ik weet dat jullie jonge mensen het grote willen, dat jullie je willen inzetten voor een betere wereld. Toon het de mensen, toon het de wereld, die juist op dit getuigenis van de leerlingen van Jezus Christus wacht en op de eerste plaats door het teken van jullie liefde de ster kan ontdekken, die wij volgen.

Laten wij voortgaan met Christus en ons leven leiden als waarachtige aanbidders van God. Amen.

KN // vertaling: dr. N. Stienstra