Mariale meditatie I: Moeder van God en onze hoop

Ter gelegenheid van de maand mei spreekt Mgr. Fernando Ocáriz, prelaat van het Opus Dei, over de maagd Maria: “Op het goddelijk moederschap van Maria berusten al haar privileges, in het bijzonder dat zij ‘vol van genade’ is (Lc 1,28) – zo groet de engel haar – , ten volle geheiligd door de genade van God.”

In deze meimaand bevindt de hele wereld zich nog steeds in een moeilijke situatie, een noodsituatie op gezondheidsgebied met veel pijnlijke gevolgen. Onze gedachten, ons gebed, richten zich in het bijzonder tot de allerheiligste Maagd Maria, die de Moeder van Barmhartigheid en het heil van de zieken is.

En bovenal is Maria de Moeder van God. Zo werd in de vijfde eeuw door het Concilie van Efeze het geloof van de Kerk uitgedrukt met deze plechtige, diepe en tegelijkertijd eenvoudige woorden: “De heilige Maagd is de Moeder van God, want uit haar is het vleesgeworden Woord van God geboren”.

De Heer wilde in zijn heilsplan de medewerking van “een maagd die verloofd was met een man die Jozef heette, uit het huis van David; de naam van de maagd was Maria.” Zo lezen we in het evangelie van Lucas (Lc 1,27). En zij antwoordde op de boodschap van de engel: “Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord” (Lc 1,38). En het Woord is vlees geworden.

Op het goddelijk moederschap van Maria berusten al haar privileges, in het bijzonder dat zij ‘vol van genade’ is (Lc 1,28) – zo groet de engel haar – , ten volle geheiligd door de genade van God.

De volheid van genade in Maria ontvouwde zich in een volheid van geloof, hoop en liefde. Deze volheid verhinderde niet dat het lijden aanwezig was in het leven van Onze Lieve Vrouw, van Bethlehem tot aan Calvarië. “Ook al heeft God zijn moeder hoog willen verheffen, – legt de heilige Jozefmaria uit – hier op aarde is haar de ervaring van het lijden, het vermoeiende van het werk en ook het moeilijke van het geloof niet bespaard gebleven.”[1] Het geloof is weliswaar licht, maar het is ook duisternis, omdat men gelooft wat men niet ziet. We kunnen Gods plannen niet altijd begrijpen, evenmin als Maria en Jozef die, geconfronteerd met het antwoord van Jezus nadat zij Hem in de tempel hadden gevonden, “niet begrepen wat Hij bedoelde” (Lc 2,50). Moge Onze Lieve Vrouw voor ons verkrijgen dat we groeien in het geloof dat ons tot een vast vertrouwen in God zal brengen, tot een rotsvast geloof in de liefde van God voor ons, ook wanneer dat geloof meer tot uiting moet komen in zijn duistere aspect.

Ik wil vandaag vooral stilstaan bij de hoop. Maria – schrijft paus Franciscus – “leert ons de deugd van de hoop, zelfs wanneer alles zinloos lijkt, (...) wanneer God overschaduwd lijkt te worden door het kwaad in de wereld”. Ze steunt ons op onze weg en zegt ons: “Sta op, kijk vooruit, kijk naar de horizon, want ze is de Moeder van de hoop”.[2]

Met het gebed ‘memorare’ van de heilige Bernardus zeggen we dat Maria degenen die om haar bijstand smeken niet in de steek laat: “Gedenk o goedertierenste Maagd Maria, dat het van eeuwigheid af niet is gehoord dat iemand die tot u zijn toevlucht nam, die om uw hulp kwam smeken en om uw bijstand vroeg, door u in de steek werd gelaten”. Dat kunnen wij deze dagen met geloof herhalen opdat zij ons hoop geeft met het oog op de huidige gezondheidscrisis, die ook ernstige moeilijkheden veroorzaakt in de economische situatie van veel gezinnen, onrust op de werkvloer en spanningen in de samenleving.

De Paus heeft ons uitgenodigd ons op 14 mei met ‘de hele mensheid’ te verenigen in een dag van gebed, vasten en werken van naastenliefde, om God te smeken de pandemie van het coronavirus te overwinnen. Laten we, naast wat ieder van ons wenselijk acht, vooral op deze dag in het rozenkransgebed bidden voor deze intentie, denkend aan allen die lijden onder de gevolgen van deze gezondheidscrisis.

We vragen Maria ons te helpen de toekomst tegemoet te treden met bovennatuurlijke hoop, met vertrouwen in Gods liefde voor ons, zelfs als de menselijke onzekerheid groot is, zodat we liefde en sereniteit aan de anderen kunnen overbrengen. Laten we het leven zien als een weg van samenwerking waarbij we elkaar ondersteunen.

Momenten van tegenspoed kunnen uiteindelijk gunstige gelegenheden zijn voor innerlijke groei, voor persoonlijke en sociale verbetering: ze dwingen ons om uit onszelf te komen, om ons open te stellen voor de anderen. Maar het is ook waar dat er in deze tijden twijfels, onrust en spanning kunnen opkomen.

Met het licht van het geloof krijgt het lijden betekenis, wordt het draaglijker en kan het zelfs een plaats worden waar men inzicht, vrede en innerlijke vreugde vindt. We willen dat niemand lijdt en tegelijkertijd leren we, omdat we weten dat het lijden deel uitmaakt van het menselijk bestaan, het te dragen met de anderen, het met liefde te aanvaarden. In de encycliek Spe Salvi van Benedictus XVI lezen we: “Niet het vermijden van het lijden, niet de vlucht voor het lijden, heelt de mens, maar het vermogen het lijden te aanvaarden, daardoor te rijpen, er zin in te vinden door de vereniging met Christus, die met eindeloze liefde heeft geleden”.[3]

Aan Maria, Moeder van de Hoop, vertrouwen we op een bijzondere manier het heden en de toekomst van de Kerk toe. Haar vaste vertrouwen in haar Zoon hield met Pinksteren de ontluikende Kerk verenigd in die momenten van broosheid die zich hadden voorgedaan toen verschillende leerlingen waren gevlucht, één leerling Jezus had verloochend, anderen twijfelden en ze allemaal bang waren (vgl. Hand 1,14). Zij gaf hun hoop.

Laten wij die geestelijke koers hernieuwen, die de heilige Jozefmaria al vanaf het begin heeft voorgehouden: Omnes cum Petro ad Iesum per Mariam, allen met Petrus naar Jezus door Maria! Ons hernieuwde geloof in de Kerk – die een gave van God is – komt in de eerste plaats tot uiting in ons gebed voor de Kerk, voor de Paus en voor al diegenen die vervolging lijden vanwege het Evangelie. We vragen dit nu aan de heilige Maagd Maria, Moeder van de Kerk.

Met de laatste zin van een van de gebeden die de Paus heeft voorgesteld om in deze meimaand aan de rozenkrans toe te voegen, zeggen wij tot Onze Lieve Vrouw: “Wij vertrouwen ons toe aan u, die op onze weg schittert als een teken van redding en hoop. O goedertieren, o liefdevolle, o zoete Maagd Maria! Amen”.[4]

Laten we met onze beschouwing van het Evangelie in gedachten terugkeren naar de momenten die volgen op dat ‘mij geschiede naar uw woord’ van Maria. Voor een moeder is het verwachten van een kind een tijd van menselijke hoop. In Maria zal in die verwachting het universele heil doorklinken, omdat ze wist dat ze de Verlosser van de wereld in haar schoot droeg. In haar visie op de toekomst was ieder van ons er in zekere zin bij. Al vanaf het begin van haar zwangerschap zal Onze Lieve Vrouw het gewicht van de hele mensheid gevoeld hebben; zij zou de ‘nieuwe Eva’ zijn.

Het was aan de voet van het kruis dat Maria uit de mond van haar gekruisigde Zoon deze woorden hoorde over Johannes en in Johannes over iedereen van ons: “Vrouw, zie daar uw zoon” (Joh 19,26). Het weten dat Maria ‘onze Moeder’ is brengt ons ertoe met kinderlijk vertrouwen met haar om te gaan, in de zekere hoop op haar moederlijke bemiddeling. Met de woorden van de heilige Jozefmaria kunnen we met vreugdevolle hoop bevestigen: “Alle kracht die we vanwege onze persoonlijke kleinheid, onze zwakheden en fouten nodig hebben, zullen we voortdurend in God gaan zoeken door middel van onze kinderlijke devotie tot Maria”.[5]

Dit “voortdurend zoeken naar God door middel van een kinderlijke devotie tot Maria” was een typisch kenmerk van zijn eigen leven. Juist in deze dagen vieren we de vijftigste verjaardag van de pelgrimstocht naar Guadalupe in Mexico, waarin de heilige Jozefmaria negen dagen achtereen voor de hele wereld en voor de Kerk heeft gebeden. “Ik heb naar Mexico moeten komen – zei hij terwijl hij naar de beeltenis van Maria keek – om u met mijn mond en mijn ziel vol vertrouwen te zeggen dat we heel zeker zijn van u en van alles wat u ons hebt gegeven. (...) We hebben geen ander verlangen dan uw Zoon te dienen en door Hem en met uw hulp, alle zielen.”

In deze meimaand valt ook de honderdste verjaardag van de geboorte van de heilige Johannes Paulus II, die zijn lange pontificaat onder Maria's bescherming had geplaatst, met als motto Totus Tuus, ‘helemaal de uwe’, verwijzend naar Onze Lieve Vrouw. “Hoeveel genaden heb ik van de allerheiligste Maagd ontvangen”, heeft hij in zijn brief over de rozenkrans geschreven.

Moge Maria, Moeder van God en onze Moeder, voor ons van haar Zoon Jezus een toename van geloof en hoop verkrijgen, waardoor onze liefde voor God en de anderen intenser wordt.

Beluister de meditatie in het Engels

Beluister de originele meditatie in het Spaans

[1] Heilige Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 172.

[2] Paus Franciscus, Algemene audiëntie, 10-5-2017.

[3] Benedictus XVI, Spe Salvi, nr. 37.

[4] Paus Franciscus, Brief over de rozenkrans, 25-4-2020.

[5] Brief, 31-5-1954, nr. 36.