Kinderen en brandweerlieden

Maria José Hernández is juriste en moeder van drie jonge kinderen. "Ik leerde van de heilige Jozefmaria dat mijn leven slechts één doel heeft: lief te hebben."

Ik kijk door het raam van mijn huis en wacht op het dalen van de koorts bij Sonsoles, mijn tien maanden oude dochtertje. Vicente, mijn man, kijkt of de vier jaar oude Rocio en haar tweejarig broertje Nacho slapen. Het is bijna middernacht en er loopt geen ziel op straat. In de verte ontwaar ik het kruis van de parochiekerk van de Heilige Jozefmaria.

In de vredigheid van de Valenciaanse nacht, geeft het kruis mij de zekerheid dat we in dit avontuur niet alleen zijn. Morgenochtend moeten we iemand vinden die bij mijn kleine meisje kan zijn, omdat we haar niet kunnen onderbrengen in de kindercrèche. Wat mijzelf betreft wacht er weer een nieuwe dag bij de Bond voor Provinciale Brandweerlieden, waar ik nu al weer zeven jaar werk.

Het enthousiasme voor mijn werk groeit als ik denk aan al diegenen die bij de bond werken samenwerken met hen die echte branden bestrijden en vaak levens redden van mensen zoals ikzelf.

Morgen, tussen de vergaderingen en mijn kantoorwerk door, zal ik naar huis bellen om te horen hoe het met mijn dochtertje gaat. Na mijn werk zal ik mijn kinderen afhalen en start een totaal andere dag. Ik verruil branden en brandslangen voor speelgoed en babyflesjes. Ik herinner mij enkele woorden uit ‘de wereld hartstochtelijk liefhebben’, een homilie van de heilige Jozefmaria: “Het dagelijkse leven is de echte plaats is van jullie christelijk bestaan …, daar, in jullie idealen, jullie werk en jullie liefde, dáár is de plaats van jullie dagelijkse ontmoeting met Christus. Daar, te midden van de meest materiële dingen, moeten wij ons heiligen door God en alle mensen te dienen.” [1]

Ik leerde van de heilige Jozefmaria dat mijn leven slechts één doel heeft: lief te hebben. Alles krijgt dan een zin. Alles wat gedaan wordt, wordt uit liefde gedaan, alles wat ik doe voor mijn gezin en mijn werk, krijgt een grote waarde.

Ik blijf door het raam kijken als ik de koorts van mijn dochtertje controleer. In veel van de gebouwen, waarvan de contouren aftekenen tegen de maan, zijn wellicht andere vrouwen zoals ik die zorgen voor een ziek kind en daarbij proberen om de andere slapende kinderen niet te storen. Ik vraag God dat ook zij in hun leven het innerlijke licht mogen vinden dat God mij heeft geschonken.

[1] H. Jozefmaria. De liefde tot de Kerk, nr. 52.