Kardinalen, bisschoppen, oversten van religieuze ordes, vertegenwoordigers van verschillende instellingen van de Rooms Katholieke Kerk, diplomaten van de Heilige Stoel, burgerlijke autoriteiten en talrijke inwoners van Rome en families hebben op 15 december de plechtige Requiemmis voor bisschop en prelaat van het Opus Dei, mgr. Javier Echevarría bijgewoond in de kerk San Eugenio, in Rome.
De voorste rijen van deze romaanse kerk werden bezet door familie en vrienden, en door leden van het bestuur van de prelatuur, die nauw hebben samengewerkt met mgr. Echevarría.
Hieronder volgt de homilie van mgr. Fernando Ocáriz:
Jezus opent zijn hart op een bijzonder mooie manier met de woorden die we net hebben gehoord. De Heer spreekt tot zijn Vader en tot zijn leerlingen; en zo zijn ook wij christenen geroepen met God en met onze broeders de mensen te spreken. De evangelisatie, het apostolaat, is de vrucht van onze intimiteit met God, zoals de heilige Jozefmaria heeft geschreven: Jouw apostolaat moet zijn als het overvloeien van je leven ‘van binnenuit’.[1]
In deze eucharistieviering voor de zielenrust van de bisschop en prelaat van het Opus Dei, doet het evangelie me denken aan de natuurlijkheid waarmee mgr. Javier Echevarría ons altijd trachtte te leren Christus en de anderen te beminnen. Er was geen dag waarop hij niet iets zei over een stukje uit de Liturgie van het Woord of uit de overige misteksten. Vanzelfsprekend deed hij dat in meditaties of in gesprekken over geestelijke thema’s, maar ook bij de eenvoudige bezigheden van zijn dagelijks leven. Zo begon hij soms opeens te bidden en nodigde hij degenen die bij hem waren uit mee te doen: voor een reis van de paus, voor de vrede in Syrië, voor de slachtoffers van natuurrampen, voor de vluchtelingen, voor de werkelozen, en voor de zieken voor wie hij altijd een bijzondere voorkeursliefde heeft gehad, wat hij ook van de heilige Jozefmaría had geleerd. Als hij van een lange reis terugkwam, ging hij soms voordat hij naar huis ging naar het ziekenhuis om een zieke te bezoeken. Zij hadden allemaal een plaats in zijn hart. Hij had van de stichter van het Opus Dei geleerd ‘de wereld hartstochtelijk te beminnen’ want, zoals de heilige Jozefmaria uitlegde, ‘vinden we God midden in de wereld. (…) In alles immers wat in de wereld gebeurt verschijnt en openbaart God zich.’[2] En daarom hield mgr. Echevarría van het echte leven, van de mooie en ware gebeurtenissen van de barmhartigheid van God.
Hij moest een uitdaging aangaan: de opvolger zijn van twee heiligen, de heilige Jozefmaria en de zalige Álvaro del Portillo. Hij was ervan overtuigd dat hij dat niet kon waarmaken. Maar tegelijkertijd had hij de geestkracht en de moed om te doen wat hij kon, zonder ooit de hoop te verliezen, want hij was een van deze kleinen aan wie de Heer het mysterie van zijn liefde heeft geopenbaard (vgl. Mt 11,29).
In zijn jeugd had hij de liefde van Jezus Christus leren kennen. Aanvankelijk in het ouderlijk huis, daarna door de ontmoeting met de heilige Jozefmaria wat een groot licht voor zijn leven betekende: hij zag met een grotere diepte de schoonheid van de liefde van Christus. Hij herinnerde zich hoe hij in die tijd, een paar dagen nadat hij voor het eerst bij de heilige Jozefmaria was geweest, met hem en een paar anderen in de auto zat en hij hem een liedje over de menselijke liefde hoorde zingen. De heilige Jozefmaria betrok dit op het goddelijke: ‘Ik heb een liefde die mij vol vreugde maakt, deze liefde is de drijfveer van iedere dag.’ Hij begreep dat die liefde de liefde van God voor ons was en dat de Heilige Geest de liefde in ons hart instort om God en de anderen te beminnen. ‘Mijn juk is zacht en mijn last is licht’ (Mt 11,30) zegt Jezus, want het juk is de liefde: ‘Dit is mijn gebod: dat jullie elkaar liefhebben zoals Ik jullie heb liefgehad’ (Joh 15,12).
Toen Javier Echevarría priester werd gewijd, was de Mis, hoewel hij nog heel jong was, reeds het centrum en de wortel van zijn leven geworden, omdat - zoals het 2e Vaticaans Concilie leert - de Eucharistie ‘de bron en het hoogtepunt van de hele evangelisatie’[3] is. Terwijl hij zich met het kazuifel bekleedde om de Heilige Mis te vieren, hield hij ervan, en dat meer dan zestig jaar lang, in zijn hart het gebed van de Kerk te bidden dat de zoetheid van het juk van de Heer oproept: de onmetelijkheid van zijn liefde en zijn barmhartigheid, bij uitstek geopenbaard in Jezus, aan het Kruis gestorven en voor ons verrezen.
In navolging van het voorbeeld en de onderrichtingen van de heilige Jozefmaria was Javier Echevarría een mens met een groot hart, in staat om zowel te vergeven als om vergiffenis te vragen. Hij hield van het sacrament van Boete en Verzoening, waarin we Jezus in ons hart binnen laten komen en de ‘volle vrijheid van de liefde waarmee God in het leven van elke persoon binnengaat’[4] ervaren, zoals paus Franciscus schrijft. Mgr. Echevarría had als algemeen vicaris van de Prelatuur nooit een ander doel dan de zalige Álvaro del Portillo te helpen in zijn taak dit kleine deel van het Volk van God te leiden. Vanaf zijn benoeming tot prelaat door Johannes Paulus II waren zijn gedachten en vurigste verlangens bij degenen die zijn geestelijke kinderen waren geworden om ze te helpen de heiligheid te zoeken die God ons wenst te geven; om de liefde van God om ons heen uit te stralen, in het bijzonder door het streven naar de heiliging door het werk en de bezigheden van het gewone leven: in het gezin, met vrienden, in de maatschappij. Hij is daadwerkelijk naar de hemel gegaan terwijl hij voor de trouw van allen aan het bidden was.
Ik denk dat wij het geheim van dit alles kunnen ontdekken in de lezing van het evangelie die we net hebben gehoord. Het gebed, het geloof in de liefdevolle aanwezigheid van God maakt ons tot kinderen van God in Christus door de Heilige Geest: ‘Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat u deze dingen verborgen hebt gehouden voor de wijzen en verstandigen en ze hebt geopenbaard aan de kleinen’ (Mt 11,25). De heiligheid is inderdaad niets anders dan de volheid van de liefde in ons: de talenten die God ons geeft vruchtbaar maken, onszelf vergeten om de anderen tegemoet te komen; deelnemen aan het leven van Christus, dit wil zeggen ons aangenomen kindschap laten groeien in de enige en eeuwige Zoon van de Vader. Men zou kunnen zeggen dat het hart van mgr. Echevarría klopte van ongeduldig verlangen naar de openbaring van de kinderen van God, waar sint Paulus het over heeft in de Brief aan de Romeinen (vgl. Rom 8,19).
Ik zou de kardinalen, de aartsbisschoppen en bisschoppen, onze broeders in het priesterschap, de vrouwelijke en mannelijke religieuzen, evenals de autoriteiten en de vele andere gelovigen ervoor willen bedanken dat zij zich met ons in gebed voor mgr. Echevarría hebben willen verenigen en dat zij samen met ons hebben willen danken voor dit leven van overgave ten dienste van de anderen.
Ik wil hier graag enige woorden aan toevoegen, in het bijzonder denkend aan de gelovigen van de Prelatuur. Als degene die wij gedurende deze tweeëntwintig jaar Vader hebben genoemd hier onder ons zou zijn, zou hij ons zeker vragen deze dagen te benutten om onze liefde voor de Kerk en de Paus intenser te maken; en dat wij zeer verenigd onder elkaar en met al onze broeders en zusters in Christus zouden blijven. En hij zou ons herhaaldelijk zeggen wat, in het bijzonder in zijn laatste jaren op aarde, een vast refrein op zijn lippen was geworden: houdt veel van elkaar, jullie moeten steeds meer van elkaar houden! En dat lag hem niet alleen op de lippen: het was indrukwekkend te zien hoe hij van de anderen hield. Ik herinner me bijvoorbeeld dat hij me op de dag voor zijn overlijden, toen hij zag hoeveel mensen met hem bezig waren, liet weten dat hij bezorgd was dat hij misschien een last was. Ik zei hem spontaan: ‘Nee, Vader, u bent juist een steun voor ons allemaal’.
Geliefde broers en zussen, alle genaden bereiken ons door de bemiddeling van Maria. De Vader hield veel van haar. Een van de vele Mariaheiligdommen waarnaar hij samen met de heilige Jozefmaria en de zalige Álvaro en daarna als prelaat op bedevaart ging, was dat van Onze Lieve Vrouw van Guadalupe in Mexico. De Voorzienigheid heeft gewild dat de Vader precies op 12 december, feest van Maria van Guadalupe, naar de hemel is geroepen. Op die dag vroeg een priester hem, toen zijn toestand verslechterd was, of hij een afbeelding van Maria van Guadalupe tegenover zijn bed wilde hebben. De Vader antwoordde dat het niet nodig was, want hij zou haar niet kunnen zien. Maar hij voegde eraan toe dat hij haar hoe dan ook heel dichtbij voelde. Laten we ons gebed voor mgr. Echevarría in de handen leggen van de allerheiligste Maagd Maria, spes nostra, onze hoop, terwijl we de Heer bedanken dat Hij ons deze goede en trouwe herder heeft gegeven.
3. 2e Vaticaans Concilie, Decreet Presbyterorum Ordinis, nr. 5.
4. Franciscus, apostolische Brief Misericordia et Misera, nr. 2.