“Gods liefde brengen in de brede beroepswereld”

Dit is de titel van een interview van Emmanuel Van Lierde, hoofdredacteur van Tertio, met de nieuwe prelaat van het Opus Dei. Het werd gepubliceerd op 8 november 2017.

Fernando Ocáriz Braña staat sinds begin dit jaar aan het hoofd van het Opus Dei. Al wordt die prelatuur veeleer als “conservatief” bestempeld en paus Franciscus als “progressief”, toch meent Ocáriz dat de prioriteiten van het Opus Dei naadloos aansluiten bij de klemtonen van Franciscus: de vreugde van het evangelie brengen in de periferie, bij de families, de jongeren en in de beroepswereld. Tussen paus en prelatuur klikt het wonderwel.

Na het overlijden van prelaat Javier Echevarría Rodríguez op 12 december 2016 werd in januari in Rome de derde opvolger van stichter Josemaría Escrivá de Balaguer (1902-1975) verkozen. Volgens de regels van de personele prelatuur waren er 94 mogelijke kandidaten uit 45 landen: de 40-plussers die minstens 10 jaar lid zijn van het Opus Dei en die minstens 5 jaar priester zijn. Op 21 januari mochten de 38 vrouwen van de centrale adviesraad hun stem uitbrengen. Uit de namen die uit hun stembusgang naar voren kwamen, konden de 156 mannen — 62 leken en die 94 priesters — van het algemeen congres op 23 januari een nieuwe prelaat kiezen. Het werd net als de vorige keren een Spanjaard: Fernando Ocáriz Braña. Nog dezelfde dag bekrachtigde paus Franciscus die keuze en benoemde Ocáriz officieel tot prelaat van het Opus Dei. Als de traditie standhoudt, benoemt de paus hem later ook tot bisschop. Opnieuw werd de nummer twee van het Opus Dei de nieuwe prelaat, maar voor het eerst betreft het geen rechtstreekse medewerker van de stichter. Alvaro del Portillo was jarenlang de rechterhand van Escrivá en een van de eerste drie priesters die voor het Opus Dei werden gewijd. En Echevarría was de gewezen secretaris van de stichter en nadien de vicaris-generaal van de prelatuur.

Hoe leerde u het Opus Dei kennen wat deed u besluiten lid te worden?

“Een van mijn broers leerde me het Opus Dei kennen en daar ben ik hem heel dankbaar voor. Hij nodigde me uit deel te nemen aan een geestelijke vormingsreeks in een centrum voor studenten: de sfeer, de vriendelijke en de praktische stijl van die bijeenkomsten beviel me. Toch vond ik het niet nodig daar verder verdieping te zoeken want aan het jezuïetencollege waar ik studeerde, kregen we al voldoende religieuze vorming. Tijdens de zomer van 1961, voor ik naar de universiteit ging, bezocht ik een ander centrum van het Opus Dei. Toen men mij daar wees op de mogelijkheid lid te worden, dacht ik daar goed over na, bad en meende dat het inderdaad dat was wat God mij vroeg. Ik schreef een brief naar de stichter om toegelaten te worden. Zo eenvoudig ging dat. Zes jaar later aanvaardde ik de uitnodiging naar Rome te verhuizen voor filosofische en theologische studies. En daar bood zich voor mij de mogelijkheid aan anderen door het priesterschap te dienen. Het was de stichter zelf, Josemaría Escrivá de Balaguer, die me het voorstel deed. Vermits ik al met die gedachte speelde, was er niet veel nodig dat besluit te nemen priester te worden. Dat zijn fundamentele beslissingen die je moet maken in het gebed, in het gesprek met Jezus Christus.”

Vijftien jaar geleden werd Escrivá heilig verklaard. Waarom stichtte hij het Opus Dei? Welke persoonlijke herinneringen hebt u aan hem?

“Josemaría zei dat het Opus Dei niet zijn idee was, maar het resultaat van een ingeving van God, die plaatsvond in Madrid op 2 oktober 1928. Niet de christelijke context van die tijd, noch de bedenkingen van de jonge Josemaría als gevolg van zijn theologische studies, noch zijn intens gebedsleven in de jaren die de stichting van het Werk van God voorafgingen, zijn een verklaring voor ons ontstaan, hoewel ze logischerwijze ertoe bijdroegen dat hij die ingeving voor de stichting in de juiste gesteldheid zou ontvangen.”

35 jaar personele prelatuur

Paus Johannes Paulus II richtte op 28 november 1982 het Opus Dei op als « personele prelatuur ». Voor het eerst paste hij op een kerkelijke instelling die juridische vorm toe, die door het Tweede Vaticaans Concilie in het leven was geroepen. Los van de geografische grenzen van een bisdom verenigt zo’n personele prelatuur haar leden — zowel clerus als leken — rond een specifieke spiritualiteit. Tot nu toe is het Opus Dei de enige erkende personele prelatuur in de rooms-katholieke kerk. Vandaag zijn er wereldwijd 92.600 leden van wie zo’n 57 procent vrouwen en 43 procent mannen. Onder de leden zijn er 2.083 priesters die behoren tot de Sociëteit van het Heilig Kruis. In België is de beweging die in 1928 in Madrid ontstond, actief sinds 1965. (EVL)

“Zijn belangrijkste boodschap bestaat in het zoeken van God – een goede en barmhartige Vader – in de activiteiten van elke dag, in het bijzonder in het beroepsleven, in het familieleven en in de vriendschap. De opdracht van onze prelatuur bestaat erin eraan te herinneren dat de heiligheid niet voorbehouden is aan enkelingen, maar in het bereik van iedereen ligt: van u en mij, van jong en oud, van moeder of vader, van zieken en gezonden, van rijken of armen. Om het met de woorden van onze stichter te zeggen: het is een boodschap ˋzo oud als het evangelie en zoals het evangelie nieuwˊ.

“Heiligheid ligt in ieders bereik.”

“Ik leerde Josemaría kennen toen hij ons in 1963 kwam bezoeken tijdens een zomercursus aan de universiteit van Navarra. Zijn sympathie en zijn vaardigheid om zowel met diepgang als met eenvoud te spreken, trokken me aan. Maar het was vooral in Rome, van oktober 1967 tot aan zijn dood in juni 1975, dat ik frequenter met hem kon omgaan, vaak naar hem luisterend in kleine bijeenkomsten of tijdens persoonlijke gesprekken. Ik werd vooral getroffen door zijn liefde voor God, voor de maagd Maria en voor de kerk; door zijn liefde voor de vrijheid en door zijn goed humeur. Ik herinner mij hem als iemand met een groot hart, die zich rekenschap gaf van de noden van de anderen en die ons naar God kon leiden. Ik herinner mij hem ook als een leider, energiek en vastberaden wanneer het nodig was.”

Wat zijn de huidige prioriteiten van het Opus Dei?

“Het voornaamste doel is dat elke man of vrouw die meewerkt of deelneemt aan de apostolische activiteiten van het Opus Dei, zich gesterkt weet het christendom ten volle te beleven. Onze begeleiding moet helpen het beroepsleven en de omstandigheden en taken van het gewone leven te heiligen. Daarvoor moet men vertrekken van het beschouwen van Jezus Christus. In die zin blijft het programma van onze stichter altijd van kracht: “Zoek Christus, ontmoet Christus, bemin Christus”. We zoeken steeds meer de wegen te bewandelen van contemplatie midden in de wereld, midden in de beroepsbezigheden, of dat nu in hartje Brussel is of in de buitenwijken van megasteden zoals Sao Paulo, Lagos, Mexico of Manilla.”

“Tijdens ons algemeen congres van januari kozen we als prioriteiten onder meer de evangelisatie van de familie, van de jongeren en van de meest noodlijdenden. Vandaag is het met name noodzakelijk om de schoonheid van de echtelijke liefde te herontdekken. Wat de jongeren betreft, is het van doorslaggevend belang dat wij hen helpen antwoorden te vinden voor hun verwachtingen, zorgen en idealen. Inzake de meest behoeftigen, zowel naar lichaam als naar ziel, is het noodzakelijk voor ogen te houden dat zij in het middelpunt van het evangelie en in het hart van Jezus Christus staan. Het gaat erom initiatieven te blijven steunen die de concrete noden in onze gekwetste wereld helpen lenigen en die namens God bemoediging brengen.”

BIO

Fernando Ocáriz Braña (1944) is de jongste uit een gezin met acht kinderen. Hij studeerde fysica aan de universiteit van Barcelona en leefde daarna vanaf 1967 als theologiestudent in Rome, in de onmiddellijke nabijheid van Josemaría Escrivá de Balaguer, de stichter van het Opus Dei. Zijn doctoraat in theologie behaalde hij aan de universiteit van Navarra in 1971. In datzelfde jaar werd hij tot priester gewijd. Daarna was hij werkzaam in de jongeren- en studenten-pastoraal. Begin de jaren 1980 behoorde hij tot de oprichters van de Heilig Kruisuniversiteit van het Opus Dei in Rome. Zelf doceerde hij er fundamentele theologie en in de loop der jaren publiceerde hij tal van filosofische en theologische werken. Hij was vanaf 1986 raadgever van de Congregatie voor de Geloofsleer, vanaf 2003 van de Congregatie voor de Clerus en vanaf 2011 van de Pauselijke Raad ter bevordering van de Nieuwe Evangelisatie. In 2009 werd hij verzocht deel te nemen aan de leerstellige discussies tussen de Heilige Stoel en de traditionalistische priesterbroederschap Sint Pius X. Dat was geen toeval, wan hij stond bekend als een ˋevenwichtige, heldere denker die vanuit een pastorale bezorgdheid altijd ijvert voor dialoog en eenheidˊ. Ocáriz werd in 1994 vicaris-generaal van het Opus Dei en twintig jaar later ˋauxiliair vicarisˊ — die assisteert naast de vicaris-generaal de prelaat en wanneer die laatste niet in staat is zijn ambt uit te oefenen of overlijdt, is hij waarnemend hoofd van de prelatuur. In tegenstelling tot wat de titel laat vermoeden, betreft het een hogere functie dan de vicaris-generaal.

De leden van het Opus Dei zijn hoofdzakelijk leken. Wat houdt het lekenapostolaat in?

“Het priesterambt is essentieel in de kerk. Zonder de sacramenten – vooral de eucharistie en de biecht die alleen een priester kan toedienen –, zou het apostolaat van de leken volledig ontoereikend zijn. Omgekeerd zou het priesterambt erg beperkt blijven zonder het apostolaat van de leken. Wat zouden wij priesters doen voor de christelijke vorming van de nieuwe generaties zonder de medewerking van de vaders en moeders? Hoe zou het pastorale werk van de priesters zoveel mensen in de wereld van de wetenschap, van de economie, van de mensenrechten, van de politiek, van de kunst, van de media en van zoveel andere disciplines kunnen bereiken?”

“Escrivá stelde dat leken specifiek bijdragen aan de heiligheid en het apostolaat in de kerk door het zaad van de christelijke boodschap uit te dragen naar de maatschappij, door hun vrij en verantwoordelijk handelen in de wereldlijke structuren. In de maatschappij evangeliseren leken door hun voorbeeld; door oprechtheid, werklust, rechtvaardigheid, vreugde, loyauteit, geloof en broederlijkheid met iedereen. Door de vriendschap met hun collega’s en het professionele prestige die ze op hun werk kunnen verwerven, kunnen ze persoonlijk anderen helpen bij het ontdekken van het evangelie, ondanks de beperkingen en de fouten die we allemaal hebben.”
“Nieuwigheden in het leven van de kerkworden vaak moeilijk aanvaard.”

“Ook het Tweede Vaticaans Concilie herinnerde eraan dat dat de belangrijkste zending was van de leken in de kerk was. Dat neemt niet weg dat sommigen geroepen worden voor opdrachten met verantwoordelijkheid in de structuren van de kerk, die voor hun uitoefening niet per se vereisen dat zij daartoe het sacrament van de priesterwijding ontvangen hebben. Dat is een andere blijk van edelmoedigheid en dienstbetoon aan de anderen. Maar vergeten we niet dat dat niet het essentiële van de leek uitmaakt en dat, zoals paus Franciscus zegt, het bevorderen van de lekenstaat niet bestaat in het ˋklerikalizerenˊ ervan.”

Er leven veel vooroordelen tegenover het Opus Dei. Hoe maakt u duidelijk aan de mensen dat ze niet bang hoeven te zijn voor het Opus Dei?

“Kritieken, waar ze ook vandaan komen, moeten we altijd onderzoeken om te zien of ze op een of andere manier terecht zijn. Als het tekortkomingen in ons gedrag en in het beantwoorden van de genade betreft, moeten wij ons verbeteren. We moeten bovendien geduld hebben: het Opus Dei is nog jong en nieuwigheden in het leven van de kerk worden vaak moeilijk aanvaard. Ik denk echt dat er geen enkel motief is om bang te zijn van het Opus Dei, noch binnen noch buiten de Kerk. Wij willen ons niet opdringen of iets opleggen. We hebben niet alleen respect voor de vrijheid, we houden van onze vrijheid en die van anderen, ook als ze niet denken of leven zoals wij. De enige ambitie van de christen, al dan niet lid van het Opus Dei, is te tonen hoe de christelijke hoop de menselijke verlangens naar geluk beantwoordt.”

Na uw benoeming tot prelaat vertelde u aan de pers dat er een goede band is tussen paus Franciscus en het Opus Dei. Hoe ondersteunt de prelatuur de prioriteiten van deze paus?

“Zoals alle katholieken weten wij dat de paus de plaatsvervanger van Christus op aarde is. En een taak van de katholiek is iedereen te verenigen met het hoofd: ˋRome naar de periferie en de periferie naar Rome brengenˊ – zoals de heilige Escrivá zei. Toen de paus me na mijn uitverkiezing in audiëntie ontving, toonde hij zich heel liefdevol, nabij en geïnteresseerd in ons werk in verschillende landen. Hij gaf mij raad — vertrekkend van de trouw aan het charisma dat we van onze stichter ontvingen — hoe te reageren op de wisselende omstandigheden van elke tijd en plaats. Hij moedigde mij en onze prelatuur onder meer aan het evangelisatiewerk in ˋde periferie van de middenklasseˊ sterk voor ogen te houden: Gods liefde te brengen in de wijde beroepswereld.

“Iedere jongen, ieder meisje helpen Hem te vinden,die ons kent en ons liefheeft.”

Er was ook gelegenheid te spreken over diverse projecten die mensen van de prelatuur en vrienden in gang gezet hebben om te trachten de meest fundamentele noden in verschillende landen te lenigen. Ik denk aan initiatieven voor de integratie van vluchtelingen in Duitsland, voor de promotie van palliatieve zorg in de zogenaamde ˋeerste wereldˊ, aan initiatieven voor meer menselijkheid in armenwijken van grote steden en aan activiteiten voor algemeen menselijke en christelijke vorming. Daarmee zoeken we de prioriteiten van paus Franciscus te ondersteunen met de middelen waarover wij beschikken. Graag zouden we nog veel meer willen doen dan nu het geval is om de vreugde van het evangelie uit te dragen, om zorg te dragen voor ˋons gemeenschappelijk huisˊ, om families nabij te zijn, om Gods barmhartigheid te tonen.

In 2018 vindt een synode over jongeren en roeping plaats. Wat hebben de kerk en het Opus Dei te bieden aan jongeren die vaak weinig toekomstperspectief hebben?

“Op veel plaatsen voelen jongeren zich inderdaad terneergeslagen, zonder idealen of hoop. Als christenen kunnen wij een antwoord geven aan die jongeren, al zal er in veel gevallen niet naar geluisterd worden, mogelijk omdat er te veel lawaai is in de sociale netwerken die ze bezoeken of door de ontmoediging in hun zielen bij het zien van zoveel corruptie en onrecht. Zoals Benedictus XVI en Franciscus in herinnering brachten, is het christendom niet zozeer een leer en nog minder een serie weinig begrijpelijke voorschriften, maar een persoon: Jezus Christus. We moeten iedere jongen, ieder meisje helpen Hem te vinden, die ons kent en ons persoonlijk liefheeft. Vanop het kruis of vanuit de geconsacreerde hostie kijkt Jezus naar ieder van ons. Hij zegt ons dat Hij ons bij onze naam kent, dat Hij ook onze fouten, ontmoediging en ellende kent, maar dat Hij ondanks alles besloten heeft op aarde te komen, het lijden op zich te nemen en te sterven voor ons aardse en eeuwige geluk. En dat Hij van ons alleen een antwoord vraagt.”

“Evangeliseren vanuit gebed, daarna met ons leven en ten slotte met woorden.”

“Het is aan de christenen om dat perspectief aan de huidige generatie voor te stellen. Vooral aan de talrijke jongeren die Jezus al gevonden hebben en die hun vrienden veel makkelijker kunnen benaderen dan wij als volwassenen. Voor alles moet dat evangelisatiewerk gedaan worden vanuit het gebed, daarna met ons leven en ten slotte met onze woorden.”

Het Opus Dei is in Rome ook verantwoordelijk voor de Pauselijke Universiteit van het Heilig Kruis. Kunt u iets vertellen over de specificiteit van die universiteit?

“Ze is een van de jongste pauselijke universiteiten. Ik geef toe dat ik haar bijzonder na aan het hart draag, omdat ze gewild werd door Escrivá, gesticht is door zijn opvolger, Alvaro del Portillo, en vervolgens door mijn voorganger, Javier Echevarría Rodríguez, werd uitgebouwd. Voor ik er grootkanselier was, heb ik er ook zelf gedurende vele jaren fundamentele theologie gedoceerd. Ondanks haar korte bestaan heeft ze al een degelijke werking en reputatie, geeft ze aanleiding tot sterke academische publicaties en staat ze in voor de volledige vorming van haar studenten — uiteraard intellectueel maar evenzeer pastoraal en spiritueel. Die universiteit is een dienst aan de kerk, aan de bisschoppen en de religieuze oversten die studenten sturen. Met andere pauselijke universiteiten, waarvan sommigen al eeuwen bestaan, staan we in voor een goed gevormde clerus en voor geschoolde leken. We doen dat, trouw aan de traditie van de kerk, maar tegelijk zoekend om de theologische, juridische en filosofische doctrines te actualiseren. Dat is niet min als ambitie.”