Anton De Wit stak van wal door een persoonlijke getuigenis over zijn verwijdering van het geloof in zijn jeugd en zijn terugkeer naar het katholicisme dankzij de ontdekking van de rijke spirituele traditie in de Kerk. Daarna trachtte hij een antwoord te bieden op de vraag: hoe ga je om met klachten en teleurstellingen die zo vaak voorkomen bij gelovigen? Volgens hem is het belangrijk om te beseffen dat wij zelf deel uitmaken van het probleem en dat de persoonlijke bekering altijd de eerste stap moet zijn om “de kerk waar te maken”. Daarnaast benadrukte hij dat katholieken zich ook niet mogen schamen voor hun overtuigingen. Getuigen van ons geloof is niet altijd gemakkelijk en vraagt soms moed, maar het is belangrijk dat wij ons de woorden van Petrus herinneren dat wij “altijd bereid tot verantwoording moeten zijn”, ondanks het sarcasme waarmee men vaak geconfronteerd wordt als religie en geloof in de publieke sfeer aan bod komen. Hij citeerde kardinaal Newman, die merkte dat “mensen die hun religie kennen tegen sarcastische aanvallen bestand zijn”. In onze tijd is het essentieel dat de leken verantwoording afleggen voor hun geloof, op hun werk, in de kroeg, in hun hobby’s…
Anton De Wit sprak daarna over de betekenis van evangelisatie en baseerde zich op een vergelijking van Chesterton over twee grote heiligen, Franciscus en Dominicus, om de twee kanten van deze apostolische activiteit te belichten: Dominicus werd door God gezonden om heidenen tot het katholieke geloof te leiden, terwijl Franciscus katholieken moest bekeren tot het katholieke geloof. Met andere woorden is het belangrijk dat katholieken het goede nieuws aan zichzelf blijven herhalen. In dit Jaar van het Geloof moet de Kerk een oase in de woestijn zijn, die niet los van de wereld is, maar verkoeling en leven brengt. Op het einde van zijn betoog waarschuwde hij tegen de verleiding om de Kerk aan de tijden te willen aanpassen. Hij haalde het voorbeeld aan van de Nederlandse dichter Anton Van Duinkerken en van zijn beroemde “Ballade van de katholiek” (1935), alsook het sprookje van “De Wolf en de zeven geitjes” om het belang te beklemtonen dat wij geworteld blijven in de eeuwenlange traditie van de Kerk.
Onze tweede gastspreker, Mgr. Lemmens, begon zijn conferentie met een uitleg over de oorsprong van de uitdrukking “nieuwe evangelisatie”. Die werd voor het eerst gebruikt door Johannes Paulus II gedurende een apostolische reis in Krakau in 1979, in verband met het lijden dat Polen tijdens het nazisme en later het communisme had doorstaan. De jonge Karel Wojtyła ontdekte toen dat Gods barmhartigheid het enige antwoord kan zijn op de gruwelen van deze wereld.
Daarna benadrukte Mgr. Lemmens dat het doel van deze nieuwe evangelisatie niet zozeer is dat kerken opnieuw vollopen, maar wel dat Gods liefde meer aanwezig in de wereld wordt. Daarvoor is het nodig dat wij de nabijheid van God ervaren en delen met lijdenden en behoeftigen. De bisschop zei dat het niet kon zonder een vurig geloof. Hij vroeg zich af wat de toekomst van Europa kan zijn als dit geloof verdwijnt, want het oorspronkelijke project van de Europese eenmaking werd door christelijke waarden zoals solidariteit en vergevingsgezindheid gedragen. Het evangelie blijft het hart van onze westerse traditie en christenen moeten opnieuw daarvan getuigen.
Mgr. Lemmens besprak dan de verschillende dimensies van de nieuwe evangelisatie: naast het getuigenis met woorden is er nood aan dieper getuigenis: de liefde die wij betuigen tegenover onze naaste, de armen, de zieken en bejaarden, die kenmerkend was voor de eerste christenen en die hij “het vuur van de diaconie” noemde. Het vereist een diepe transfiguratie van ons christen-zijn en een constante inspanning om de mensen een voor een tegemoet te komen. De kracht die daarvoor nodig is moeten wij volgens hem uit het gebedsleven en de liturgie putten, die ook wezenlijke bestanddelen zijn van deze nieuwe evangelisatie, want zij maken het mogelijk vreugde en liefde naar de anderen uit te stralen.
Het colloquium werd afgesloten met verschillende vragen en getuigenissen van aanwezigen. Daarna werd door het studentenhuis een buffet aangeboden, zodat iedereen nog de gelegenheid kreeg in een ontspannen sfeer van gedachten te wisselen.