Brief van de prelaat (28 oktober 2020): Roeping tot het Opus Dei

Mgr. Fernando Ocáriz biedt ons een aantal beschouwingen aan over de geest van het Opus Dei en hoe deze beleefd kan worden in ieders persoonlijke omstandigheden.

Beluister in het engels: klik hier.

Download de brief

ePub ► Brief van de Prelaat (28 oktober 2020)

Mobi ► Brief van de Prelaat (28 oktober 2020)

PDF ► Brief van de Prelaat (28 oktober 2020)

INHOUD

I. De roeping is een geschenk
Een machtige genade
Dezelfde geest
Dezelfde apostolische missie
Hetzelfde pakket aan middelen
Eenheid en verscheidenheid
Met heel ons leven

II. De roeping tot het Opus Dei als numeraire of numerair
Beschikbaarheid van hart
Een groep mensen genageld aan het Kruis

III. De roeping tot het Werk als numeraire-auxiliair
De persoon en de familie op de eerste plaats
Vanuit alle achtergronden
Het apostolaat van de apostolaten

IV. De roeping tot het Opus Dei als geassocieerde
Met een eigen karakter
De goede geur van Christus

V. Priesters van de Prelatuur
In dienst van de rest

VI. Over het apostolisch celibaat van de numerairs en geassocieerden

VII. De roeping tot het Opus Dei als surnumeraire of surnumerair
Het is veel genade van God
Huwelijk en gezin
Een christelijke invloed op de eigen omgeving

VIII. De roeping tot het Werk als geassocieerde of surnumerair van het Priestergenootschap van het Heilig Kruis

***

Mijn geliefde dochters en zonen, moge Jezus jullie bewaren!

(1) Met de honderdjarige verjaardag van het Opus Dei in zicht, en met de grote apostolische vooruitzichten die de Heer ons voor ogen houdt, wil ik voorstellen dat we met rust en diepte luisteren naar de lessen van de heilige Jozefmaria over hoe ieder van ons de algemene roeping tot heiligheid concreet kan beleven. Vanaf het begin begreep onze Vader dat de universaliteit van die roeping de mogelijkheid in zich draagt om de volheid van liefde voor God en de naaste ook midden in de wereld te vinden; in onze echte wereld met zijn helderheden en duisternissen

I. De roeping is een geschenk

Een machtige genade

(2) God kiest en roept iedereen: In Hem heeft Hij ons uitverkoren vóór de grondlegging der wereld om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht. In liefde... (Ef 1,4). Als we beseffen wat we gekregen hebben, ons er verantwoordelijk voor voelen, en dat besef met jeugdige geest levend houden, dan brengt het ons ertoe mee te werken aan de heiliging van de wereld.

Laten we de grootsheid van die roeping beschouwen, die ons leven hier op aarde een glans van eeuwigheid geeft, ondanks onze beperkingen en fouten en de moeilijkheden die we op ons pad tegenkomen: los van alle leed zoals onze Vader het uitdrukte.

De heilige Jozefmaria sprak van de machtige genade van de roeping. Het gaat niet over iets momentaans, het gaat over een genade die voortduurt: Het is een nieuwe visie op het leven (...) alsof er een licht wordt aangestoken in ons binnenste; het is tegelijk een mysterieuze aansporing, een vitale kracht, die iets van een overweldigende lawine heeft [1]. In een paar woorden uitgedrukt gaat het om een genade die ons hele leven omvat en die zich toont als licht en kracht. Licht dat ons de weg toont die God voor ons in gedachten heeft; en kracht die ons in staat stelt de roep te beantwoorden, ja te zeggen en voort te gaan op die weg.

In een van zijn brieven schrijft onze Vader dat bij de roeping slechts twee dingen komen kijken: de genade van God als eigen oorzaak en de edelmoedigheid van degene die geroepen wordt, die door die genade wordt bewogen [2]. De Heer wil altijd dat onze vrijheid – samen met de genade, die de vrijheid niet opheft maar vervolmaakt – een doorslaggevende rol speelt in het antwoord op de roeping en daarmee ook in de vorm die de roeping krijgt. Een vrijheid die bovendien, bij het onderscheiden van de roeping, kan bouwen op de adviezen van degenen die daarvoor de aangewezen personen zijn.

Dezelfde geest

(3) In het Werk hebben we allemaal dezelfde roeping, iedereen in zijn eigen persoonlijke omstandigheden: de roeping om Opus Dei te zijn en te doen, met dezelfde geest, dezelfde apostolische missie en eenzelfde pakket aan middelen.

We delen allemaal in dezelfde geest, die ons aanspoort om het gewone leven en vooral het dagelijks werk te heiligen. Er is op aarde geen nobel werk dat niet vergoddelijkt kan worden, niet geheiligd kan worden. Er is geen werk dat we niet moeten heiligen, dat we niet moeten omvormen tot een bron van heiligheid [3]. Deze geest maakt dat we de eenheid met God zoeken bij alles wat ons van dag tot dag overkomt. Vandaar dat de heiliging van het werk het scharnierpunt is waar onze weg naar de heiligheid en onze vereenzelviging met Christus om draait.

Dit brengt met zich mee dat we met een positieve blik kijken naar de aardse werkelijkheden; God heeft ze ons immers gegeven. We houden van deze wereld, zonder onze ogen te sluiten voor wat zich tegen het goede verzet (Vgl. 1 Joh 2,15). De zorgen van de wereld zijn ook de onze. De vreugde in de wereld helpt ons ervan te houden; het verdriet moet ons aanzetten er nog meer van te houden. Wat een troost en wat een gevoel van verantwoordelijkheid roepen deze woorden van Paulus bij ons op: alles is van u, maar gij zijt van Christus en Christus is van God (1 Kor 3,22-23).

Is de heiliging van het werk het scharnierpunt van onze heiligheid, dan is het goddelijk kindschap het fundament ervan. Een kindschap dat ons door middel van de heiligmakende genade binnenleidt in het goddelijke leven van de Heilige Drie-eenheid, als kinderen van de Vader, in de Zoon, door de Heilige Geest. Door de genade van het doopsel zijn we kinderen van God geworden. Met dit vrije wilsbesluit van God is de waardigheid van de mens onvergelijkelijk opgetild: en waar de zonde dit wonder heeft vernietigd, daar heeft de Verlossing hem opnieuw opgericht op nog wonderlijker wijze, door ons op nog intiemere wijze te laten delen in het goddelijk kindschap van het Woord[4].

Omdat het een fundament is geeft het goddelijk kindschap vorm aan ons hele leven. Als kinderen van God kunnen we ons met vertrouwen in gebed richten tot onze Vader. Als kinderen van God voelen we ons altijd op ons gemak. Als kinderen van God durven we met vrijheid na te denken en besluiten te nemen. We treden pijn en lijden tegemoet met de sereniteit van de kinderen van God. We genieten van de schoonheid zoals een kind van God dat doet. Al met al is het goddelijk kindschap aanwezig in alle gedachten, alle verlangens, in alles waar ons hart naar uitgaat[5]. Het breidt zich van nature uit tot broederlijkheid. De Geest zelf bevestigt het getuigenis van onze geest, dat wij kinderen zijn van God (Rom 8,16). Dit getuigenis is in ons de kinderlijke liefde voor God[6], die de broederlijke liefde met zich meebrengt. “Anderen drinken uit andere bronnen. Voor ons is de bron van menselijke waardigheid en broederschap in het Evangelie van Jezus Christus?”[7].

Tot slot, het Eucharistisch Offer is het middelpunt en de wortel van ons geestelijk leven. In objectieve zin is het de wortel, want “telkens wanneer wij het kruisoffer, waardoor ‘ons paaslam, Christus, is geslacht’ (1 Kor 5,7), op het altaar vieren, wordt het werk van onze verlossing voltrokken”[8].

Maar of ons leven ook in subjectieve zin draait om de Eucharistie hangt ook af van onze persoonlijke medewerking met de genade: Blijf strijden opdat het heilig Misoffer echt het middelpunt en de wortel van je geestelijk leven wordt, zodat je hele dag een eredienst wordt, een voortzetting van de Mis die je bijgewoond hebt en een voorbereiding op de volgende. Een dag vol schietgebeden, bezoeken aan het Allerheiligste, het opofferen van je beroepswerk, van je gezinsleven...[9]

De ontwikkeling en de werkzaamheid van onze apostolische missie komt ook voort uit het eucharistische middelpunt van het christelijk leven: Als al jouw gedachten en verlangens op het tabernakel gericht zijn, zullen de vruchten van heiligheid en apostolaat overvloedig zijn![10]

Dezelfde apostolische missie

(4) We hebben één en dezelfde apostolische missie: we zijn gelijkelijk geroepen om ons te heiligen en mee te werken aan de taak van de Kerk om de wereld om te vormen in de geest van Christus; in ons geval door het beleven van de geest van het Opus Dei. De eigen missie van het Werk valt alleen te begrijpen binnen de grote missie van de Kerk, waarin “we allemaal geroepen zijn om aan de anderen een expliciet getuigenis af te leggen van de verlossende liefde van de Heer, ons, ondanks onze onvolmaaktheden, zijn nabijheid, zijn Woord en zijn kracht aanbiedt en die een zin geeft aan ons leven”[11].

Slechts in de Kerk, het mystieke Lichaam van Christus, ontvangen we de kracht om de hedendaagse wereld met vruchtbaarheid te dienen.

(5)De apostolische missie beperkt zich niet tot een aantal afgebakende activiteiten, want vanuit de liefde voor Christus kunnen we alle dingen omvormen tot een christelijke dienstwerk voor de mensen om ons heen. Ieder van ons verwezenlijkt de hele missie van het Werk in zijn eigen leven: in het gezin, op de werkplaats, in de gemeenschap waar men deel van uitmaakt, bij vrienden en kennissen. Vandaaruit valt te begrijpen dat de heilige Jozefmaria benadrukte dat de persoonlijke apostolische spontaneïteit en het vrije, door eigen verantwoordelijkheid gedragen en door de Heilige Geest geïnspireerde initiatief voor ons van fundamentele en primaire betekenis zijn. Het gaat ons niet om een door en door gestructureerde organisatie [12]. Vandaar ook dat het apostolaat van vriendschap en vertrouwen, dat iedereen persoonlijk beleeft, in het Opus Dei de voornaamste plaats heeft.

In het licht hiervan begrijpen we beter in welke zin alle apostolische taken en de middelen om ze op gang te brengen onus et honor, een last en een eer van allen zijn: de numerairs, de geassocieerden, de surnumerairs en ook de medewerkers [13]. De apostolische missie dragen we samen, in de gemeenschap van de heiligen, verspreid over de wereld en toch verenigd. Daarom herinnert de heilige Jozefmaria ons, wanneer hij spreekt over alle mensen in de Kerk, dat we door de middelen aan te wenden zout, licht en gist in de wereld zullen zijn en een troost voor God[14].

Hetzelfde pakket aan middelen

(6) Christus is de weg die we bewandelen moeten om onze missie tot een goed einde te brengen. Om Hem als leerlingen en apostelen te volgen hebben wij, alle leden van het Opus Dei, eenzelfde pakket aan middelen: dezelfde normen en gewoonten waarmee we invulling geven aan ons leven als christenen en dezelfde geestelijke en leerstellige vormingsmiddelen. Afhankelijk van persoonlijke omstandigheden kan men ze op de ene of de andere manier beleven, maar het totaalpakket is steeds wezenlijk hetzelfde.

We moeten niet vergeten dat het om middelen gaat – niet om doelen – die door de genade van God zorgen voor een groei van contemplatief leven midden in de menselijke uitdagingen, en die gevoed worden door de overvloed van christelijk leven die de sacramenten en vooral de Heilige Eucharistie ons geven.

De vroomheidsoefeningen zijn onderdeel van een liefdevol gesprek dat ons hele leven omvat en dat ons leidt naar een persoonlijke ontmoeting met Jezus Christus. Het zijn momenten waarop God op ons wacht om zijn leven met ons te delen. De moeite die we doen om ze te vervullen bevrijdt ons, want de heiligheid heeft de flexibiliteit van soepele spieren (...). Heiligheid is niet gespannen, maar kan glimlachen, toegeeflijk zijn en wachten. Heiligheid is leven: bovennatuurlijk leven[15].

Op deze manier proberen we in ons leven altijd te streven naar de volmaaktheid van de liefde, volgens de geest die God ons heeft gegeven, en met vertrouwen op de barmhartigheid van God. Heilig zijn betekent niet telkens meer dingen doen of bepaalde doelstellingen halen die we onszelf hebben opgelegd. Zoals de heilige Paulus ons uitlegt bestaat de weg naar de heiligheid in de medewerking met het optreden van de Heilige Geest, totdat Christus in ons gevormd is (vgl. Gal 4,19).

Eenheid en verscheidenheid

(7) Onze Vader zag het werk dat we doen als één weefsel, samengeweven uit verschillende manieren om dezelfde roeping te beleven. Vandaar dat hij benadrukte dat er in het Werk geen klassen zijn en ook geen eerste- of tweederangs leden, noch op basis van de verschillende manieren waarop men de roeping beleeft, noch op basis van het soort beroep dat men uitoefent. Zoals in alle bovennatuurlijke zaken geldt ook hier dat het beantwoorden aan de liefde van God wezenlijk is. In welke mate iemand dat doet valt hier op aarde niet te beoordelen.

De heilige Jozefmaria drukte deze eenheid van roeping uit door te zeggen: de onze is één goddelijke roeping, één geestelijk verschijnsel, dat zich flexibel aanpast aan de persoonlijke omstandigheden en de levensstaat van ieder individu. De gelijkheid van de roeping brengt een gelijkheid van toewijding met zich mee, binnen de beperkingen die van nature horen bij de verschillende omstandigheden[16].

Het spreekt voor zich dat de eenheid en verscheidenheid in het Werk ook de verhouding tussen mannen en vrouwen behelst: aan de ene kant eenheid van geest, van apostolische missie en van middelen; aan de andere kant gescheidenheid van activiteiten. Daar komt bij dat er op centraal en regionaal niveau eenheid van bestuur is tussen de mannen en de vrouwen, voor zover het zaken die het Opus Dei als geheel aangaan betreft. De bestuursorganen van de mannen en die van de vrouwen hebben precies dezelfde bevoegdheden en verantwoordelijkheden. In bepaalde belangrijke gevallen, die in de statuten vastgelegd zijn, hebben ze dezelfde bevoegdheid om voorstellen van de prelaat aan te nemen of af te wijzen, of, in het geval van de regio’s, voorstellen van de regionaal vicaris.

Met heel ons leven

(8) Het kan lijken dat sommigen meer toegewijd zijn aan de missie van het Werk dan anderen, maar dat is niet zo. Allen hebben evenveel toewijding, want Opus Dei zijn en doen betekent niet alleen, en ook niet vooral, dat je meehelpt bij bepaalde taken of dat je actief bent in de gemeenschappelijke apostolaatswerken. De roeping en de missie die daaruit voortvloeit omvatten heel ons leven, niet slechts een deel; en heel ons leven is een gelegenheid en een middel om Jezus Christus te ontmoeten en om apostolisch te zijn.

Over ditzelfde onderwerp schreef de heilige Jozefmaria dat onze roeping een totale roepingsontmoeting veronderstelt, omdat, wat de burgerlijke staat van de persoon ook mag zijn, zijn toewijding aan het werk en aan de trouwe vervulling van de plichten die bij zijn staat horen volledig is, volgens de geest van het Opus Dei. Zich aan God wijden in het Opus Dei betekent dus niet dat we een paar activiteiten selecteren om aan bij te dragen, niet dat we meer of minder tijd besteden om goede werken te doen terwijl we andere laten voor wat ze zijn. Het Opus Dei vervult ons hele leven[17]. Een totale roepingsontmoeting, die het hele eigen leven omvat, met volle toewijding, want in alles ligt een roep van God om van Hem te houden en Hem te dienen besloten, met een liefde die innerlijke vrijheid is. Don Álvaro zei er dit over: “Het Werk vereist een grote elasticiteit; een minimum aan regels, omdat het nodig is; maar een minimum, opdat de letter de geest niet doodt: Want de letter doodt, maar de Geest maakt levend (2 Kor 3,6)”[18]

(9) Ik wil jullie met deze brief ook uitnodigen om jullie dankbaarheid voor de roeping te vernieuwen. Een vreugdevolle dankbaarheid, niet slechts voor de schoonheid van het Opus Dei als geheel, maar ook voor de manier waarop die schoonheid ten volle zichtbaar wordt in de persoonlijke manier waarop elke gelovige van de Prelatuur de roeping beleeft: als numerairs en bij de vrouwen ook als numeraires-auxiliairs, als geassocieerden, als surnumerairs of als leden van het Priestergenootschap van het Heilig Kruis.

In dit verband wil ik benadrukken wat ik jullie een paar maanden geleden schreef: laat de ervaring van onze zwakte en de zwakte van de ander, in vergelijking met het grootste aanbod dat het christelijke geloof en de geest van het Werk ons voorhouden, ons de moed niet doen opgeven. We kunnen teleurgesteld raken als we zien hoever ons leven verwijderd is van het ideaal waar we naar streven, maar laten we daarop reageren met het vaste vertrouwen dat we elke dag opnieuw kunnen beginnen met de kracht en de genade van de Heilige Geest[19].

De roeping tot het Opus Dei als numeraire of numerair

(10) In het hart van het Opus Dei zijn het de numerairs, geroepen tot een bijzonder dienstwerk, die zich voor de voeten van al hun zussen of broers neerleggen om hun weg naar de heiligheid aangenaam te maken, om ze bij te staan in al hun geestelijke en lichamelijke noden, om ze bij moeilijkheden te helpen en om met hun overgave en offer voor allen een vruchtbaar apostolaat mogelijk te maken[20]. Op deze manier geven de numerairs levendigheid aan hun broers en zussen: hun werk leidt, door de geest van allen actief en wakker te houden, tot een buitengewone broederlijkheid en eenheid[21].

Voor de numerairs zijn het apostolisch celibaat en de volledige beschikbaarheid voor vormingstaken en apostolische werken onderdeel van de roeping tot het Opus Dei. Die beschikbaarheid, die begrepen en beleefd moet worden als een speciale missie om de anderen te dienen, wordt in de eerste plaats mogelijk gemaakt doordat de numerairs wonen in een centrum van het Opus Dei. Toch kunnen er zich allerlei omstandigheden voordoen waarin het beter is dat een numerair niet in een centrum woont. Dat doet niets af, noch aan hun identiteit noch aan hun missie, want ze weten dat hun leven een dienst is aan de anderen, waar ze ook wonen.

Beschikbaarheid van hart

(11) De beschikbaarheid van de numerairs om de anderen te dienen bestaat in een echte beschikbaarheid van hart: de werkzame vrijheid om alleen voor God te leven, en door Hem, voor de anderen. Die vrijheid gaat samen met de wil om zich bezig te houden met de taken die voor het Opus Dei verricht moeten worden.

Voor sommigen zal de beschikbaarheid concreet tot uiting komen door hulp bij vormingstaken en apostolische werken terwijl men zich daarnaast wijdt aan een beroep dat past bij de eigen talenten, studies en voorkeuren, om naar dat beroep de vreugde van het evangelie mee te brengen. Voor anderen zal het betekenen dat ze zich als beroep wijden aan het bestuur van de centra van het Opus Dei, of aan vormings- of bestuurstaken, of aan helpen bij apostolische ondernemingen.

Aan de andere kant beperkt de beschikbaarheid zich niet tot een passieve houding van ‘doen wat ze me vragen’, maar komt ze pas volledig tot bloei als we zelf nadenken over de talenten die we van God gekregen hebben en die vervolgens inzetten in de apostolische missie; we doen een stap naar voren, we bieden ons aan, we tonen initiatief. De beschikbaarheid is dus geen stilstaan, maar, integendeel, het verlangen om voortdurend voort te gaan op het tempo van God.

Het is nodig dat we de beschikbaarheid begrijpen en beleven als een vrijheid, in de zin dat we nergens anders aan vastzitten dan aan de liefde (d.w.z. dat we niet vastzitten aan een bepaald beroep, noch aan de plek waar we wonen, etc., zonder na te laten om waar we wonen goed geworteld te zijn). Het zijn niet de uiterlijke omstandigheden die ons vrij maken, maar de liefde die we in ons hart dragen.

Onze Vader heeft voorzien dat de taak om het Opus Dei te besturen bij de numeraires en numerairs zou liggen, als één van de concrete uitingen van hun bijzondere dienstwerk. De toewijding aan dat werk is nodig, want het houdt het leven van het geheel in stand. Toch is het niet juist om te denken dat degenen die dit bestuurs- en vormingswerk doen meer beschikbaar zijn of meer Opus Dei doen dan de anderen. Don Javier heeft daarover geschreven in één van zijn brieven: “Er is niets aan te doen dat sommige van mijn dochters en zonen hun beroepswerk inkorten of het voor een bepaalde tijd zelfs helemaal laten liggen, om hun broers en zussen te helpen in het geestelijk leven en om het apostolische werk te leiden”[22].

Onze Vader spreekt op vele plaatsen over die volledige innerlijke beschikbaarheid; bijvoorbeeld: Met goddelijke roeping moeten de numerairs zich rechtstreeks en onmiddellijk aan de Heer geven in een totale offergave, alles gevend wat ze hebben, hun hele hart, al hun werk zonder beperking, hun bezit, hun reputatie[23]. Het gaat er juist om dat men, om het Opus Dei op te bouwen, vrijwillig alles opgeeft, alle activiteiten, welke het ook zijn, zonder beperkingen. Het is vanzelfsprekend dat er soms omstandigheden kunnen zijn die op een bepaald moment een objectieve belemmering vormen om bepaalde verantwoordelijkheden of taken aan te nemen. Daarom benadruk ik dat het belangrijkste is dat we die innerlijke houding hebben van totale bereidheid om de anderen te dienen uit liefde voor Jezus Christus.

Een groep mensen genageld aan het Kruis

(12) Laten we ook deze woorden van de heilige Jozefmaria in herinnering roepen: Onze Heer wil voor zijn Werk geen voorbijgaande persoonlijkheid: hij vraagt ons een onsterfelijke persoonlijkheid, want hij wil dat er in het Opus Dei een groep mensen genageld aan het Kruis is: het Heilig Kruis zal ons duurzaam maken, voor altijd met dezelfde geest van het Evangelie, die het actieve apostolaat als vrucht van gebed en offer zal meebrengen[24]. Onze Vader spreekt zich er niet over uit wie het zijn die de groep mensen genageld aan het kruis vormen, maar in de voetnoot bij deze passage merkt don Álvaro op dat er een aankondiging en een toespeling doorklinkt van de verschillende manieren om de roeping in het Opus Dei te beleven. We zouden vanwege de context kunnen denken dat het in dit geval vooral om numerairs en de numeraires gaat.

Op sommige plaatsen verwijst de heilige Jozefmaria ook naar de priesters als degenen die in het bijzonder aan het Kruis genageld zijn. In werkelijkheid moeten we allemaal aan het Kruis genageld zijn, ook de geassocieerden en de surnumerairs, want juist daar ontmoeten we de Heer, zoals onze Vader zegt in woorden die een diepe persoonlijke ervaring van hem uitdrukken: Het Kruis hebben is zich vereenzelvigen met Christus, het is Christus zijn en daarom is het kinderen van God zijn.[25]

Het kan voor de numeraires en de numerairs soms in menselijk opzicht zwaar zijn om een tijdlang het eigen beroep op te geven om zich beroepsmatig te wijden aan andere activiteiten (de huishouding van de centra van het Werk, het bestuur, de vorming, het bestuur of de medewerking in apostolische ondernemingen), maar dit is een vruchtbare ontmoeting met het Kruis, waar de diepste vereenzelviging met Christus plaatsvindt en waaruit – vaak onverwachts – een grote bovennatuurlijke vreugde opwelt.

(13) Wanneer we verzoeken om lid te worden van het Werk, kennen en aanvaarden we vrijwillig – uit liefde! – deze houding van beschikbaarheid die ons aanzet ons in te voegen in een goddelijk project. Tegelijkertijd is de rijpheid van onze overgave iets dat met de tijd moet groeien, zoals alles in het geestelijk leven. Deze groei komt voort uit de vorming, uit het innerlijk leven en uit de kleine momenten waarop onze beschikbaarheid op de proef wordt gesteld – kleine veranderingen van plannen, opdrachten, etc. – die de ziel voorbereiden op grotere veranderingen, mochten die nodig zijn. Het is vanzelfsprekend dat de directeuren altijd hun best doen de inspraak van de betrokkenen mee te wegen als het om grote taken of veranderingen van leven gaat. De betrokkenen presenteren met eenvoud de bezwaren die ze zien, maar behouden de bereidheid om te doen wat nodig is, uit liefde voor God en de zielen.

Ik benadruk nogmaals waar het om draait: dat een ieder deze stabiele innerlijke bereidheid heeft tot overgave ten dienste van de anderen in het Werk en van zovele andere mensen die wachten op ons christelijke dienstwerk: Slaat uw ogen op en kijkt naar de velden; ze staan wit, rijp voor de oogst (Joh 4,35).

Deze houding is volmaakt verenigbaar met een gezonde professionele ambitie en met een vanzelfsprekende en verantwoorde zorg voor het economische onderhoud en andere noden van onze bovennatuurlijke familie. De beschikbaarheid om, wanneer het Werk dat vraagt, van beroep te veranderen en zich te wijden aan de vorming van anderen, gaat hand in hand met de overtuiging dat we mannen en vrouwen zijn die zich zoals hun gelijken willen wijden aan de uitdagingen van deze wereld, want hun missie is om eraan bij te dragen de wereld om te vormen en naar God te leiden. En dat doet men net zo goed vanuit een leidinggevende positie of een vormingstaak in het Werk.

Jullie, de numeraires en de numerairs, beleven het apostolisch celibaat als volheid van de liefde in Christus, die de deur opent voor een geestelijk vader- en moederschap. Jullie zijn geroepen een levend getuigenis te zijn van volledige overgave aan God, midden in de wereld, met volle beschikbaarheid voor het dienen van allen: verliefd op Jezus, op de anderen en op de wereld. Jullie ontvangen de bijzondere roeping om te waken over een bovennatuurlijke familie en te zorgen voor jullie broers of zussen.

Jullie kijken uit op een brede horizon: met jullie leven van overgave, soms misschien verborgen en zonder menselijke glans, reikt jullie vruchtbaarheid tot elk laatste hoekje van de wereld.

III. De roeping tot het Werk als numeraire-auxiliair

(14) Jullie, de numeraire-auxiliairs, hebben een speciale diensttaak die jullie volbrengen door in de centra van het Werk de sfeer van een christelijke gezin te scheppen en te onderhouden. Jullie verwezenlijken deze taak door jullie beroepswerk en dat bestaat in jullie geval uit de huishoudelijke taken in de centra van de prelatuur. Zoals jullie weten gaat het niet om een reeks materiële taken, die we in zekere mate allemaal kunnen en moeten doen, maar om deze taken op zo’n wijze voor te bereiden, te regelen en te coördineren dat er echt een thuis ontstaat waar allen zich op hun gemak, welkom, geaccepteerd, verzorgd en tegelijkertijd verantwoordelijk voelen. Dit, dat trouwens voor elk mens van groot belang is, werkt door in het leven en in de geestelijke stemming van het hele Opus Dei en al zijn leden. Op die manier worden jullie “een onvervangbare steun en een bron van geestelijke kracht voor de anderen, die de grote energie opmerken”[26] van jullie geest.

De persoon en de familie op de eerste plaats

(15) Met jullie werk verzorgen en dienen jullie het leven in het Werk, door de afzonderlijke persoon als middelpunt en prioriteit van jullie werk te nemen. Dat is een zeer concrete uitdrukking van het feit dat het Werk een familie is; een echte familie, geen familie in overdrachtelijke zin. Jullie herinneren je dat onze Vader zo vaak heeft gezegd dat de banden in het Werk sterker zijn dan de banden van het bloed, en dat heeft ook affectieve implicaties van wederzijdse genegenheid.

De heilige Jozefmaria overwoog veelvuldig dat het werk in de huishouding van de centra hetzelfde is dat Onze Lieve Vrouw deed. Daarom moet de familiesfeer van het Opus Dei als het ware een afspiegeling of een voortzetting zijn van de sfeer in het huis in Nazareth. We hebben dat weliswaar niet gezien, maar we kunnen ons voorstellen hoe het er was.

Ook al wordt het werk dat jullie in de centra verrichten in verschillende culturen verschillend genoemd, in werkelijkheid zijn jullie, de numeraires-auxiliairs, zussen, moeders, een integraal deel van de familie, net als de Vader en de andere dochters en zonen. Vanwege de genade die jullie van God hebben ontvangen om te zorgen voor iedereen in het Werk, zei de heilige Jozefmaria dat hij – als het gekund had –numeraire-auxiliair zou zijn geweest. Hij noemde jullie zijn kleine dochters omdat jullie er als laatste bijkwamen in het Werk, niet omdat hij jullie als minderjarig beschouwde. Integendeel, hij vertrouwde vooral op jullie trouw, volwassen en stevig, om de grote intenties van het Werk vooruit te helpen.

Vanuit alle achtergronden

(16) Het is geweldig dat jullie, de numeraires-auxiliairs, vanuit alle achtergronden komen. In feite komt het wel eens voor dat sommigen zich afvragen of God ze vraagt numeraire of numeraire-auxiliair te worden. Iets dat men daarbij onder andere voor ogen kan houden is of men van nature geneigd is tot de taken die heel direct te maken hebben met het dienen en zorgen voor de mensen. Het is vanzelfsprekend dat de onderscheiding van de roeping uiteindelijk van ieder zelf afhangt, met hulp van de geestelijke begeleiding en de directrices.

In ieder geval begrijpt men dat het werk in de huishoudelijke taken een grote waardigheid heeft: die namelijk van het scheppen en onderhouden van de warmte van het huis van een gezin. Bovendien, degenen die hierin werken, oefenen met hun werkzaamheid vaak een veel verderstrekkende invloed uit dan veel mensen in andere beroepen, want hun positieve invloed bereikt buiten hun eigen gezin ook een grote kring van vrienden, kennissen en andere mensen met wie ze te maken hebben[27].

Het apostolaat van de apostolaten

(17) De heilige Jozefmaria waardeerde het werk in de huishouding van onze centra zozeer dat hij het apostolaat van de apostolaten noemde. Zonder dit werk zou het Opus Dei niet vooruit kunnen komen.

Hij noemde het zo, in de eerste plaats, omdat het een heel direct apostolaat is. Ik benadruk dat het zich niet beperkt tot het verlenen van enkele materiële diensten, die op zich noodzakelijk en belangrijk zijn; bovenal heeft deze taak, omgevormd tot gebed, een zeer directe invloed op de menselijke en geestelijke vorming van de mensen van het centrum. De sfeer die jullie scheppen vormt, en vormt in grote mate.

In feite maakt jullie goed gedane werk iets dat geestelijks is tastbaar. Het geeft wat geestelijk is door via de weg van de tastbare feiten, op een concrete en constante manier. Daarom proberen jullie je huishoudelijk werk met zo groot mogelijke professionaliteit te doen, zoals al mijn zonen en dochters hun werk doen. En door te verheffen tot de horizon van het geheiligde werk komt jullie professionele bekwaamheid rechtstreeks ten goede aan de mensen, door met jullie werk menselijkheid en inspiratie te geven aan het beroep van alle anderen.

In de tweede plaats is het werk in de huishouding van onze centra apostolaat van de apostolaten omdat het al het andere apostolaat mogelijk maakt, als een voedingsbodem en een impuls, vooral in de mate dat het jullie lukt om je werk te veranderen in een gesprek met God. Door te werken in de huishouding van onze centra – zo schreef jullie de heilige Jozefmaria – nemen jullie deel aan alle apostolaten, dragen jullie bij aan al het werk. Dat het werk in de huishouding van onze centra goed loopt is een noodzakelijke voorwaarde, het is de grootste impuls voor het hele Werk, als jullie het doen met liefde voor God [28]. Het is duidelijk te merken wanneer er in een land of een stad, waar het apostolische werk pas net is begonnen, nog geen numeraires-auxiliairs zijn; het is ook te merken dat het Werk meer tot leven komt en dynamischer wordt wanneer ze zijn gekomen. Bovendien – en dat is vanzelfsprekend – helpen jullie, de numeraires-auxiliairs, ook mee aan vele andere apostolische ondernemingen, in de mate dat het voor ieder van jullie mogelijk is.

We zeggen ook dat het werk in de huishouding van onze centra de ruggengraat van het Opus Dei is, omdat het het hele lichaam ondersteunt, dat zonder niet rechtop zou kunnen staan. Dit is zo dankzij God; het gaat om iets dat we altijd moeten overwegen en waarderen. Vanzelfsprekend vormen ook jullie, de andere numeraires die in de huishouding van onze centra werken, deze ruggengraat en dit apostolaat van de apostolaten.

Mijn dochters, numeraires-auxiliairs, jullie hebben een enthousiasmerende missie, namelijk om de wereld, die momenteel zo vol is van individualisme en onverschilligheid, om te vormen in een waar thuis. Jullie werk kan zich, als het met liefde verricht wordt, uitstrekken tot alle milieus. Jullie zijn bezig een wereld te bouwen die menselijker is en goddelijker, omdat jullie de waardigheid ervan bevorderen met jullie werk dat ook gebed is, met de genegenheid en de professionaliteit waarmee jullie zorgen voor de mensen.

IV. De roeping tot het Opus Dei als geassocieerde

Met een eigen karakter

(18) Jullie, de geassocieerden, verwezenlijken het Opus Dei vooral door een diep persoonlijk apostolaat in jullie eigen beroep en familie, en door met de numerairs samen te werken in de zorg voor de andere gelovigen van het Werk. Jullie tonen met je leven het zeer vrije karakter van de apostolische activiteit van elke gedoopte en jullie doen het met alle kracht van een celibatair hart. Daarom kon de heilige Jozefmaria tegen jullie zeggen: Ik ben jaloers op jullie. Jullie overgave aan God is totaal en volledig zoals de mijne, maar jullie kunnen verder reiken[29]. Wat bedoelde hij daarmee? Hij bedoelde dat het voornaamste is om midden in de wereld te zijn, midden in de activiteiten, in de werkzaamheden, in de families, om het christelijk leven daarnaartoe te brengen.

Jullie bevinden je in zeer verschillende omstandigheden en bewegen je in allerlei professionele milieus. Jullie levens bestrijken een eindeloos terrein aan mogelijkheden om de geest van het Opus Dei te beleven en te verspreiden. Door de variëteit van jullie eigen achtergronden bereiken jullie het hele sociale weefsel; doordat jullie meer permanent ergens wonen, maken jullie het mogelijk dat het apostolaat wortel schiet in een gebied; jullie manier van leven maakt het mogelijk om vele verschillende kennissen en relaties stabiel te onderhouden: met familie, met collega’s, met buren, in het dorp, de stad of het land waar jullie wonen. Jullie bereiken meer mensen, zoals de heilige Jozefmaria zei, niet alleen qua reikwijdte, maar ook qua diepte van het apostolaat, ook omdat jullie met je leven laten zien wat een overgave met onverdeeld hart aan God midden in de wereld is.

Het is dus goed te begrijpen dat onze Vader verlangde dat jullie dubbel in aantal zouden zijn vergeleken met de numerairs: want het voornaamste is het werk midden in de normale omstandigheden en de eigen werkzaamheden van eenieder.

Als iemand, wanneer hij nadenkt over de roeping tot het Werk, twijfelt tussen numerair en geassocieerde kan het nodig zijn om hem of haar te laten zien dat het verkeerd is te denken dat het meer is om numerair te zijn dan geassocieerde. Dit is van groot belang in het onderscheiden van de roeping. Er zijn gevallen waarin het evident is hoe iemand de roeping tot het Opus Dei moet beleven: wanneer iemand getrouwd is bijvoorbeeld, dan kan hij surnumerair worden en niet geassocieerde of numerair. Maar er zijn ook gevallen waarin het niet zo evident is en in dat geval moet degene om wie het gaat zelf uiteindelijk onderscheiden, want hij is degene die concreet ervaart wat God vraagt, binnen de ene gemeenschappelijke roeping. Vanzelfsprekend is het raadzaam en passend om hulp te vragen in de geestelijke leiding en ook aan de directeuren of directrices die de persoon kennen en willen helpen om te onderscheiden wat God wil.

De goede geur van Christus

(19) Concreet verwijzend naar de geassocieerden schreef de heilige Jozefmaria: Door middel van hun werk – soms in gemeenschappelijke apostolaatswerken – in alle omstandigheden van de maatschappij, op alle plaatsen, in alle verschillende hoeken en gaten van de wereld, verspreiden ze tussen hun medemensen de goede geur van Christus; ze doen hun best om een christelijke betekenis te geven aan de sociale, professionele, economische en andere taken – zowel de officiële als de persoonlijke – die horen bij hun eigen klasse en sociale omstandigheden. En dit normaalgesproken zonder dat ze hoeven te veranderen van werk of woonplaats[30]. Ik heb Don Javier horen zeggen, in navolging van de heilige Jozefmaria, dat jullie, de geassocieerden, op een bijzonder duidelijke manier laten zien wat het Opus Dei is, door de heiliging van het gewone leven, van het beroepswerk en van het familieleven, zonder van plaats te veranderen.

Jullie werken soms in onderwijsinstellingen van het Opus Dei of in andere apostolische ondernemingen. Maar dat is niet jullie voornaamste manier om aan de missie van het Werk deel te nemen, omdat die missie geheel in jullie handen ligt. Soms is het nodig dat jullie die taken op je nemen, maar het voornaamste is de heiliging van het gewone leven, de vriendschap en het vertrouwen met de mensen, en wanneer dat uitkomt met jullie vrienden meegaan naar de vormingsmiddelen van het werk van Sint Rafaël en Sint Gabriël. In één woord: God roept jullie om gist te zijn midden in het deeg. Belangrijk voor jullie, ik benadruk het, is het werk midden in de normale omstandigheden en in het eigen beroep van ieder van jullie.

V. Priesters van de Prelatuur

(20) De priesterroepingen in het Werk komen uit de numerairs en geassocieerden en ze zijn net zo essentieel voor de theologische en juridische werkelijkheid van de Prelatuur als de leken. Deze roeping is geen bekroning van de roeping tot het Werk maar een nieuwe manier om die te beleven, met een grotere plicht dan de anderen hebben om het hart op de vloer te leggen zoals een tapijt: een zachte ondergrond voor de stappen van hun broers en zussen[31].

De priesters van de Prelatuur wijden zich, naast alles wat eigen is aan het ministerieel priesterschap in de Kerk met de eucharistie als middelpunt, aan het priesterlijk dienstwerk voor de andere gelovigen en aan priesterlijke zorg voor de apostolische ondernemingen. Concreet houden ze zich, als afgebakende pastorale missie binnen de Prelatuur, bezig met de viering van de sacramenten van Eucharistie en Biecht, met de verkondiging van het Woord van God, met de geestelijke leiding en met een brede taak van leerstellige vorming.

Het feit dat de priesters van de Prelatuur net als de anderen leven volgens de geest van het Werk betekent dat ze een bepaalde priesterlijke stijl hebben: in hun dienstwerk weerspiegelen ze noodzakelijk de seculiere geest; ze respecteren en bevorderen met veel fijngevoeligheid de verantwoordelijkheid en het initiatief van de lekengelovigen; ze handelen op een bovennatuurlijke wijze om mensen tot God te doen naderen; ze bevorderen in de anderen een geest van vrijheid, dus van liefde; ze nemen zelf initiatief om een rijk priesterlijk werk op te bouwen. Vanzelfsprekend dragen ze in de mate dat het mogelijk is ook bij aan de activiteiten van de bisdommen.

In dienst van de rest

(21) Aan het begin van een van zijn brieven, speciaal gericht aan zijn zonen die priesters zijn, schreef de heilige Jozefmaria: Jullie zijn gewijd, mijn priesterzonen, om te dienen. Sta me toe te beginnen met een herinnering dat jullie missie er een is van dienen. Ik ken jullie en ik weet dat dit woorden ‘dienen’ een samenvatting is van al jullie ambities, van jullie hele leven, en dat het jullie trots en mijn troost is: want die goede en oprechte wil van jullie – die ook de leken, jullie broers en zussen hebben – om altijd bezig te zijn om het goede te doen voor de anderen, geeft me het recht om te zeggen dat jullie gaudium meum, et corona mea (Fil 4,1) zijn, mijn vreugde en mijn kroon[32].

De geest van dienstbaarheid beweegt jullie, de priesters, om jullie in de praktijk als één meer tussen jullie broers te voelen en het ook te zijn, bewust van het feit dat er in het Opus Dei maar één klasse is, ook al bestaat die uit clerici en leken [33]. Tegelijkertijd proberen jullie met je voorbeeld en je woorden als het ware opwekkers van verlangen tot heiligheid te zijn voor de rest, en instrumenten voor de eenheid van het Werk. Probeer, terwijl jullie altijd heel dicht bij de rest blijven, de juiste menselijke toon aan te slaan en de priesterlijke waardigheid te bewaren in de manier waarop jullie je gedragen, in jullie gesprekken, etc.

Mijn kinderen, als de heilige Jozefmaria tegen ons allemaal gezegd heeft: We moeten over Christus spreken, niet over onszelf [34], dan moeten jullie, de priesters, vooral je best doen om er niet uit te springen, niet de hoofdrol te willen spelen, maar om Jezus Christus eruit te laten springen en de hoofdrol te geven in jullie leven, en dat het in alle gevallen jullie broers en zussen zijn die opvallen, niet jullie. Zoals jullie goed weten en ook beleven, is het hiertoe vooral nodig dat jullie de eenheid met God, het gebed en het vreugdevolle offer goed beleven, in eenheid van leven.

VI. Over het apostolisch celibaat van de numerairs en geassocieerden

(22) De roeping tot het Werk brengt voor de numerairs en geassocieerden het apostolisch celibaat mee, dat een geschenk van God en een aanvaarden van dit geschenk is door het antwoord van de liefde aan de Liefde. Houdt altijd voor ogen dat het de Liefde – de Liefde van alle liefdes – is die het motief voor ons celibaat is [35]. Daarom moeten we het celibaat niet slechts en ook niet vooral zien als een functionele optie, dat wil zeggen, als iets dat nuttig is om ons meer aan de ondernemingen van het Opus Dei te kunnen wijden of om van de ene naar de andere plaats te kunnen gaan. Het is waar dat het celibaat dat mogelijk maakt en vergemakkelijkt, maar de fundamentele drijfveer is dat het een bijzonder geschenk van vereenzelviging met het leven van Christus is. “Het celibaat moet een getuigenis van geloof zijn: het geloof in God wordt concreet in deze vorm van leven, die slechts vanuit God enige zin heeft. Het leven op Hem bouwen door van een huwelijk en een gezin af te zien betekent God als werkelijkheid aanvaarden en ervaren om Hem zo naar de mensen te kunnen brengen” [36].

Het apostolisch celibaat scheidt ons niet van de rest; maar omdat het een onverdeelde overgave van het hart aan God met zich meebrengt moet het merkbaar zijn in een manier van leven, vergelijkbaar met die van een getrouwd persoon, die zich ook niet gedraagt alsof hij geen enkele verplichting van trouw heeft tegenover zijn partner.

Als de roeping radicaal wordt beleefd kan dat soms botsen met de standaarden van de wereld. Ook hier kunnen we de meer algemene woorden van de heilige Jozefmaria op toepassen: “En als mijn leven in botsing komt met een verheidenst of heidens milieu, zal mijn natuurlijkheid dan niet gekunsteld lijken?”, vraag je me. - En ik antwoord je: Zonder twijfel zal jouw leven botsen met dat van hen: dat contrast, dat ontstaat doordat je je geloof met je werken bevestigt, is nu juist de natuurlijkheid die ik van je vraag [37].

Laten we steeds onze overtuiging vernieuwen dat het geschenk van het apostolisch celibaat teken is van een goddelijke voorliefde, een roeping tot een bijzondere vereenzelviging met Jezus Christus, die een groter vermogen met zich meebrengt, menselijk maar vooral bovennatuurlijk, om de hele wereld lief te hebben. Vandaar dat het celibaat, dat afziet van het fysieke vader- en moederschap, een veel groter geestelijk vader- en moederschap mogelijk maakt. Maar in elk geval zal diegene meer vereenzelvigd zijn met Christus die meer houdt van de Heer, celibatair of getrouwd, omdat ook het huwelijk een goddelijke weg op aarde is[38].

VII. De roeping tot het Opus Dei als surnumeraire of surnumerair

Het is veel genade van God

(23) Jullie, de surnumerairs, die trachten alle facetten van jullie levens te heiligen, en op bijzondere wijze het huwelijks- en gezinsleven, aangezien jullie normaalgesproken getrouwd zijn, vormen het grootste deel van de gelovigen van het Opus Dei. In 1947 schreef de heilige Jozefmaria het volgende aan zijn kinderen in Spanje, als antwoord op enkele vragen die hij had gekregen over de surnumerairs: Ik las de aantekeningen over de surnumerairs. (...) Komende week zal ik je de papieren terugsturen met een enkele concrete aanwijzing: in elk geval kan ik alvast zeggen dat we niet uit het oog moeten verliezen dat het niet gaat om de inschrijving van een paar heren in een bepaald genootschap (...) Surnumerair zijn is veel genade van God![39]. Het is God die de genade geeft: veel genade, zegt de heilige Jozefmaria; en een grote genade: die van de roeping tot het Werk. Voor de surnumerairs brengt deze roeping een bijzondere hulp mee om de eigen weg naar de heiligheid, die invulling krijgt door het doopsel en in de meeste gevallen ook door het sacrament van het huwelijk en door de vorming van een gezin, te bewandelen.

De roeping veronderstelt een uitverkiezing en richt zich, zoals ik eerder heb geschreven, op een missie: het Opus Dei zijn en doen in de Kerk. In de Instructie van Sint Gabriël schrijft de heilige Jozefmaria, sprekend over de surnumerairs: Ik zie deze grote werkzame keur aan mensen (...). Allen, ieder in het bewustzijn te zijn uitverkozen door God, om de persoonlijke heiligheid midden in de wereld te bereiken, juist op de plek die hij in de wereld inneemt, met een stevige en ontwikkelde vroomheid, gericht op de vreugdevolle vervulling van de plichten van elk moment, ook al kost het moeite[40]. Laten we de roeping dus nooit zien als een set vereisten en verplichtingen, ook al horen die er ook bij, maar bovenal als een uitverkiezing door God, als een groot geschenk van God.

De horizon die betekenis geeft aan jullie missie is om gist te zijn die de mensen vergoddelijkt en ze door ze goddelijk te maken tegelijkertijd waarlijk menselijk te maken[41]. Zoals Aquila en Priscilla die de heilige Paulus opnamen in Korinthe (vgl. Hand 18,2) en die het evangelie verkondigden aan Apollo en aan vele anderen (vgl. Hand 18,26; Rom 16,3; 1 Kor 16,19); zoals zovelen van de eerste christenen die een normaal leven hadden net als hun tijdgenoten maar die tegelijkertijd zout der aarde waren en licht voor een wereld die in nevelen gehuld ging.

Onder de surnumerairs treffen we het hele scala aan sociale omstandigheden en beroepen aan. Alle omstandigheden en situaties van het leven worden geheiligd door die kinderen van mij, mannen en vrouwen, die zich in hun staat en situatie in de wereld wijden aan het zoeken naar de christelijke volmaaktheid met volheid van roeping[42]. Merk op hoezeer onze Vader de volheid van roeping benadrukt. Wat betreft de verscheidenheid is het duidelijk dat die voortvloeit uit het feit dat het Werk een weg van heiliging en apostolaat in het gewone leven is; een gewoon leven dat de hele verscheidenheid toestaat van het menselijke en eerbare.

Huwelijk en gezin

(24) De roeping tot het Werk als surnumerair ontwikkelt zich in de eerste plaats in de gezinsomgeving. Jullie eerste apostolaat is thuis[43]. De heilige Jozefmaria had de ambitie dat de huizen van de surnumerairs kleine christelijke gemeenschappen zouden zijn die de boodschap van het evangelie uitstralen[44]. Dat is wat jullie de samenleving meegeven. Vandaar dat hij jullie ook schreef: De vorming die het Opus Dei jullie geeft brengt jullie ertoe de schoonheid van het gezin te waarderen, het bovennatuurlijke werk dat het stichten van een gezin betekent, de bron van heiligheid die verborgen ligt in de huwelijkse plichten [45].

Daarnaast zijn jullie geroepen om een goede invloed te hebben op andere gezinnen. In het bijzonder door ze te helpen om een christelijk gezinsleven te hebben en de jongeren voor te bereiden op het huwelijk, zodat veel jonge mensen de ambitie opvatten en de bagage meekrijgen om nieuwe christelijke gezinnen te vormen, waaruit ook de vele roepingen tot het apostolisch celibaat die God wil kunnen voortvloeien.

Ook de ongetrouwden, de weduwen en weduwnaars – en vanzelfsprekend ook de huwelijken zonder kinderen – kunnen in het gezin een eerste apostolaat zien, want jullie zullen altijd op de ene of andere manier een familieomgeving hebben waar jullie voor kunnen zorgen.

Een christelijke invloed op de eigen omgeving

(25) De heilige Jozefmaria zag in jullie een grote mobilisatie van christenen die in hun werk en sociale omgeving de liefde van Christus uitstralen, vooral door middel van het apostolaat van vriendschap en vertrouwen. Daarmee dragen jullie ook bij aan het verbeteren van structuren van de samenleving, door die steeds menselijker te maken en steeds meer passend bij het leven van de kinderen van God, door actief deel te nemen in de oplossingen voor de problemen van onze tijd. Jullie doen een zeer vruchtbaar apostolaat wanneer jullie je best doen om een christelijke richting mee te geven aan de beroepen, instituties en menselijke structuren waarin jullie werken en aanwezig zijn [46].

Het is duidelijk dat de roeping en de daaruit voortvloeiende missie van de surnumerairs zich niet beperken tot het beleven van enkele vrome gewoonten, vormingsmiddelen bezoeken en deelnemen aan een of andere apostolische activiteit, maar dat het jullie hele leven omvat, omdat alles in jullie leven een ontmoeting met God en apostolaat kan zijn. Lid zijn van het Opus Dei betekent dat we het Opus Dei verwezenlijken in ons eigen leven en dat we er, in de gemeenschap van de heiligen, aan bijdragen dat het wereldwijd verwezenlijkt wordt. Of zoals onze stichter het in beeldende woorden uitdrukte: het Opus Dei doen door zelf Opus Dei te zijn.

Het Werk als iets eigens beschouwen zal jullie een levendige belangstelling geven in de vorming, om Christus naar de anderen te brengen en om redenen te geven voor jullie geloof. De vorming die het Opus Dei jullie geeft is flexibel: het voegt zich naar jullie persoonlijke en sociale situatie, zoals de handschoen zich voegt naar de hand. (...) Omdat onze Geest er één is en de ascetische middelen dezelfde kunnen en moeten we het in alle gevallen doen, zonder starheden [47].

De flexibiliteit die de starheid uit de weg gaat betekent niet dat surnumerair zijn gepaard gaat met een kleinere vereiste om heldhaftig te zijn of om Jezus Christus te volgen. Daarom past het dat we minder naar de verscheidenheid van omstandigheden kijken en meer naar dezelfde essentie die in al die omstandigheden de roep van God is, een door God gegeven missie. In welke situatie dan ook gaat het erom dat we met Jezus zijn, van Hem houden, met Hem werken en Hem overal mee naartoe nemen.

Toen de heilige Jozefmaria schreef dat de surnumerairs zich ten dele toewijden aan het dienen van het Opus Dei [48],bedoelde hij de materiële beschikbaarheid voor concrete apostolische ondernemingen, niet de algemene beschikbaarheid om het Opus Dei te doen, want dat is een taak, ik benadruk het nogmaals, die men met het hele leven verricht. Daarom schrijft onze Vader ook, wanneer hij spreekt over de apostolische missie van de surnumerairs: Dit is geen apostolaat dat men sporadisch of bij gelegenheid verricht, maar gewoonlijk en vanwege een roeping, door het op te richten als ideaal van het hele leven [49].

God rekent erop dat jullie spontaan en met initiatief als een waaier opengaan en de vreugde van het evangelie naar alle soorten mensen brengen. Jullie moeten initiatief tonen in jullie apostolische activiteit, binnen de brede grenzen van onze geest, om in elke plaats, in elk milieu en in elke tijd die activiteiten te ondernemen die het beste passen bij de omstandigheden [50].

Dit is de grote missie van mijn dochters en zonen de surnumerairs, die geen grenzen kent: Er mag niet één dorp zijn waar niet tenminste één surnumerair onze geest uitstraalt[51].

VIII. De roeping tot het Werk als geassocieerde of surnumerair van het Priestergenootschap van het Heilig Kruis

(26) Jullie zijn net zo goed van het Opus Dei als ik, zei de heilige Jozefmaria tegen de priesters en diakens, geassocieerden en surnumerairs, van het Priestergenootschap van het Heilig Kruis, die niet in de Prelatuur geïncardineerd zijn.

Het is vanzelfsprekend dat de roep tot heiligheid midden in de wereld ook geldt voor de seculiere priesters die geïncardineerd zijn in de bisdommen. De roeping tot het Opus Dei is dezelfde: de goddelijke roeping om de heiligheid te zoeken en apostolaat te doen in de omstandigheden en in de uitoefening van de eigen plichten van eenieder, met dezelfde geest en dezelfde ascetische middelen, en deel uitmakend van de familie van het Opus Dei.

De juridische vorm die het lidmaatschap van het Opus Dei aanneemt is zeker verschillend tussen de gelovigen van de Prelatuur en de leden van het Priestergenootschap van het Heilig Kruis die niet zijn geïncardineerd in de Prelatuur. Het verschil in de juridische band, die in het ene geval van jurisdictie en in het andere associatief is, doet niet af aan de eenheid van roeping tot heiligheid met dezelfde geest en dezelfde specifieke middelen van het Opus Dei.

Dit juridische verschil waarborgt dat jullie roeping tot het Werk jullie niet van je plaats haalt, omdat jullie geïncardineerd blijven in jullie bisdommen zonder dat er ook maar iets verandert in jullie band met je bisschop en met de andere priesters in het diocees. Jullie roeping versterkt en ondersteunt met geschikte middelen de trouwe en edelmoedige vervulling van jullie priesterlijke plichten en diensttaken, terwijl het voor jullie de weg naar de heiligheid aangenamer maakt. Bovendien komt het vooral jullie toe om roepingen tot het priesterschap te bevorderen en zijn jullie geroepen om zuurdeeg van eenheid met de bisschoppen en van broederlijkheid binnen het presbyterium van jullie bisdommen te zijn.

Hoezeer heeft onze Vader jullie niet in die zin aangemoedigd! Probeer elkaar te vergezellen, ook in menselijke zin. Heb een hart van vlees en bloed, want het is ook met een hart van vlees en bloed waarmee we houden van Jezus, van de Vader en van de Heilige Geest. Zien jullie dat één van jullie broers uitgeput is, ga!, ga naar hem toe, wacht niet tot je erom gevraagd wordt! [52]

Het verschaft vreugde te bedenken dat de heiliging van het werk – het scharnierpunt van het geestelijk leven – voor de leden van het Priestergenootschap van het Heilig Kruis wezenlijk betekent dat ze hun priesterlijke werk heiligen. In de voornaamste aspecten ervan is dat reeds objectief een heilig werk, maar het is tegelijkertijd, zoals elk werk, de plaats en het middel voor de persoonlijke heiliging en apostolaat.

***

(27) We zijn op weg naar de honderdste verjaardag van 2 oktober 1928, de dag waarop God aan de heilige Jozefmaria het Opus Dei liet zien. Sindsdien heeft de wereld, de Kerk – en dus het Opus Dei – veel vreugde en veel leed gekend en dat zal zo blijven doorgaan.

Op 27 maart 1975 bracht onze Vader terwijl hij al biddend aan het preken was de relatief korte geschiedenis van het Opus Dei in herinnering: een onmetelijk panorama: zoveel leed, zoveel vreugde. En nu is alles vreugde, alles vreugde... Want we hebben de ervaring dat het leed de hamer is van de kunstenaar die van ons allen – uit onszelf zijn we een vormeloos hoopje klei – een gekruisigde wil maken, een Christus, de alter Christus die we moeten zijn. Heer, bedankt voor alles. Enorm bedankt![53]

De schoonheid van de christelijke roeping, precies zoals de Heer die in het Opus Dei een concrete vorm heeft gegeven voor ieder van ons, moet voor ons een bron van vreugde zijn: aan de ene kant een gezonde menselijke vreugde omdat er zoveel goede mensen en dingen zijn; aan de andere kant en heel in het bijzonder die bovennatuurlijke vreugde die zoals onze Vader bevestigde wortels hebben in de vorm van een Kruis. Het vervult ons van blijdschap om te weten – laten we dit opnieuw overwegen – dat het Heilig Kruis ons duurzaam zal maken, voor altijd met dezelfde geest van het Evangelie, die het actieve apostolaat als vrucht van gebed en offer zal meebrengen[54].

We vragen aan de Allerheiligste Maagd dat ze ons zegent en dat ze ons eraan herinnert dat wij allen het Opus Dei in onze handen hebben. Als we ons op die manier aansluiten bij de wil van God en aan zijn genade beantwoorden dan zal de geschiedenis die begon op 2 oktober 1928 doorgaan tot het einde der tijden, ondanks onze zwakte en onze fouten: we zullen doorgaan met werken met vreugde en trachten alle menselijke activiteiten met Christus bekronen, ter ere van God.

Met alle genegenheid zegen ik jullie

jullie Vader

Fernando

Rome, 28 oktober 2020


[1] Brief 9 januari 1932, nr.9.

[2] Brief 12 december 1952, nr. 35.

[3] Brief 31 mei 1954, nr. 17

[4] Brief 19 maart 1967, nr. 93.

[5] Vrienden van God, nr. 146

[6] Vgl. Sint Thomas van Aquino, Commentaar op de brief aan de Romeinen, cap. 8, lec. 3.

[7] Franciscus, Encycliek Fratelli tutti, nr. 277.

[8] Tweede Vaticaanse Concilie, Const. Lumen Gentium, nr. 3.

[9] Smidse, nr. 69.

[10] Ibid. nr. 835.

[11] Franciscus, Apostolische Exhortatie Evangelii Gaudium, nr. 121.

[12] Gesprekken, nr. 19

[13] Brief 31 mei 1954, nr. 34.

[14] Christus komt langs, nr. 74.

[15] Smidse, nr. 156

[16] Brief 24 december 1951, nr. 137.

[17] Brief 25 januari 1961, nr. 11.

[18] Zalige Álvaro del Portillo, aantekening 135 bij de Instrucción sobre la obra de San Miguel

[19] Vgl. Bericht 20 juli 2020

[20] Brief 29 september 1957, nr. 8.

[21] Ibid., nr. 76.

[22] Javier Echevarría, pastorale brief, 28 november 1995, nr. 16.

[23] Instrucción para la obra de San Gabriel, nr. 113.

[24] Instrucción sobre el espíritu sobrenatural de la Obra, nr. 28

[25] Meditatie, 28 april 1963

[26] Heilige Johannes Paulus II, Apostolische brief Mulieris dignitatem, nr. 30.

[27] Gesprekken, nr. 88.

[28] Brief 29 juli 1965, nr. 11.

[29] Samenzijn, 15 september 1962.

[30] Brief 29 september 1957, nr. 13.

[31] Brief 8 augustus 1956, nr. 7.

[32] Ibid. n. 1.

[33] Ibid. n. 5.

[34] Christus komt langs, nr. 163.

[35] Instrucción para la obra de San Miguel, nr. 84.

[36] Benedictus XVI, toespraak, 22 december 2006.

[37] De Weg, nr. 380.

[38] Gesprekken, nr. 92.

[39] Brief aan de algemene raad van het Opus Dei, 18 december 1947.

[40] Instrucción para la obra de San Gabriel, nr. 9.

[41] Brief 9 januari 1959, nr. 7.

[42] Ibid., nr. 10.

[43] Ibid., nr. 53

[44] Christus komt langs, nr. 30.

[45] Brief 9 januari 1959, nr. 53.

[46] Ibid., nr. 17.

[47] Ibid., nr. 33.

[48] Instrucción para la obra de San Gabriel, nr. 23.

[49] Ibid., nr. 15.

[50] Brief 24 oktober 1942, nr. 46.

[51] Brief 9 januari 1959, nr. 13.

[52] Aantekening van een intieme bijeenkomst met priesters, 26 oktober 1972, in het algemene archief van de Prelatuur, sectie P04 1972, II, p. 767.

[53] Woorden genomen uit zijn prediking, in het algemene archief van de Prelatuur, sectie P01 1975, p. 809.

[54] Instrucción sobre el espíritu sobrenatural de la Obra, nr. 28