Thema 20: De Sacramenten

De sacramenten zijn werkzame tekenen van genade. Heiligmakende genade is een vaste en bovennatuurlijke gesteldheid die de ziel vervolmaakt om haar in staat te stellen met God te leven. De zeven sacramenten komen overeen met alle fasen en belangrijke momenten van het leven van iedere christen: de sacramenten geven geboorte en groei, genezing en zending aan het christelijk geloofsleven. Zij vormen een geordend geheel, met de Eucharistie als middelpunt, aangezien zij de Auteur van de sacramenten zelf bevat.

“Het hele liturgische leven van de Kerk beweegt zich rond het eucharistisch offer en de sacramenten. In de Kerk zijn er zeven Sacramenten: het Doopsel, het Vormsel of de zalving met het chrisma, de Eucharistie, de Boete, de Ziekenzalving, de Priesterwijding, het Huwelijk. [1]

1. Het Paasmysterie en de Sacramenten

De verrijzenis van Christus vormt een eenheid met zijn dood aan het kruis. Zoals God door het lijden en de dood van Christus de zonde uit de wereld wegnam en de wereld met zichzelf verzoende, zo heeft Hij door Jezus’ verrijzenis het nieuwe leven – het leven van de komende wereld – ingeluid en beschikbaar gemaakt voor alle mensen. Door de gave van de heilige Geest stelt onze Heer ons in staat om deel te hebben aan het nieuwe leven van zijn verrijzenis. Het paasmysterie is dus een centraal element van ons geloof. Het is steeds de eerste verkondiging van iedere apostel: "Jezus Christus houdt van je, Hij heeft zijn leven gegeven om je te redden en nu leeft Hij iedere dag aan je zijde om je te verlichten, om je te sterken, om je te bevrijden".[2] Dit is de eerste verkondiging, omdat het de belangrijkste is – de boodschap die telkens opnieuw, op verschillende manieren, gehoord en verkondigd moet worden.

Dit heilswerk dat wij verkondigen behoort niet enkel tot het verleden, want “Wanneer zijn uur gekomen is, beleeft Hij de enige historische gebeurtenis die niet voorbijgaat: Jezus sterft, wordt begraven, verrijst uit de doden en zit aan de rechterhand van de Vader ‘eens voor al’ (Rom. 6, 10; Heb. 7, 27; Heb. 9, 12). Het gaat om een reële gebeurtenis die zich voltrokken heeft in onze geschiedenis, maar die uniek is: alle andere gebeurtenissen van de geschiedenis hebben eenmaal plaats en gaan dan voorbij, opgeslokt door het verleden. Het Paasmysterie van Christus daarentegen kan niet slechts een onderdeel zijn van het verleden, omdat Christus door zijn dood de dood vernietigd heeft, en omdat alles wat Christus is en alles wat Hij voor de mensen gedaan en geleden heeft, deel uitmaakt van de goddelijke eeuwigheid en dus alle tijden overkoepelt en in alle tijden tegenwoordig gesteld wordt. De gebeurtenis van het kruis en van de verrijzenis blijft, en trekt alles naar het Leven toe.”[3]

Tegelijkertijd is het paasmysterie zo beslissend dat Jezus pas naar de Vader is teruggekeerd “nadat Hij ons het middel heeft nagelaten om eraan deel te nemen, alsof wij erbij aanwezig waren geweest. Iedere gelovige kan aldus eraan deelnemen en er onuitputtelijk de vruchten van verkrijgen.”[4] Dit middel is de heilige liturgie, vooral het eucharistisch offer en de sacramenten. [5]

Zoals de Catechismus van de Katholieke Kerk ons eraan herinnert: “Gezeten aan de rechterhand van de Vader stort Christus zijn Geest uit in zijn lichaam dat de Kerk is. Hij handelt voortaan door de sacramenten, die door Hem werden ingesteld om zijn genade mee te delen.” [6] “De Sacramenten zijn ‘krachten die uitgaan’ van het lichaam van Christus die altijd leeft en leven schenkt. Het zijn handelingen van de heilige Geest die werkzaam is in het lichaam dat de kerk is. Zij zijn ‘de meesterwerken van God’ in het Nieuwe en eeuwige Verbond.” [7]

De Kerk verkondigt en viert in haar liturgie het mysterie van Christus, opdat de gelovigen ervan zouden leven en er in de wereld van zouden getuigen. “Vanaf de eerste gemeente te Jeruzalem tot aan de parousie, vieren de Kerken van God, trouw aan het geloof van de apostelen, overal hetzelfde Paasmysterie. Het mysterie dat in de liturgie gevierd wordt is één, maar de viering ervan kan verschillende vormen aannemen.” [8]

Het mysterie van Christus is zo onpeilbaar rijk dat het niet uitgeput kan worden door de uitdrukking in één enkele liturgische traditie. De geschiedenis van de ontwikkeling van deze riten getuigt van een opmerkelijke complementariteit. [9] Wat de viering van elk sacrament betreft, kunnen we zien dat “De kerken van eenzelfde geografisch en cultureel gebied zijn het Christusmysterie gaan vieren door middel van specifieke uitdrukkingsvormen, getekend door hun cultuur.” [10]

2. De aard van de sacramenten

“In de Kerk zijn er zeven Sacramenten: het Doopsel, het Vormsel of de zalving met het chrisma, de Eucharistie, de Boete, de Ziekenzalving, de Priesterwijding, het Huwelijk.” [11]

“De zeven Sacramenten raken alle fasen en belangrijke momenten in het leven van de Christen: zij brengen het geloofsleven van de Christen tot ontstaan en groei, verlenen genezing en zending. Er bestaat dus een zekere gelijkenis tussen de fasen van het natuurlijk leven en die van het geestelijk leven.” [12] Zij vormen een geordend geheel, met de Eucharistie in het midden, omdat zij de Auteur van de sacramenten zelf bevat. [13]

De Catechismus van de Katholieke Kerk geeft de volgende definitie: “De Sacramenten zijn werkzame tekenen van de genade, ingesteld door Christus en toevertrouwd aan de Kerk, waardoor ons het goddelijk leven verleend wordt. De zichtbare riten waarmee de sacramenten gevierd worden, duiden de genade aan die elk Sacrament eigen is, en verwezenlijken die. Ze dragen vrucht in wie ze in de vereiste gesteltenis ontvangen.” [14] Zo zijn “de sacramenten zintuiglijke tekenen (woorden en handelingen), die toegankelijk zijn voor mensen van deze tijd.” [15]

Wanneer wij ons afvragen waarvan de sacramenten een teken zijn, kunnen we zeggen dat zij een teken zijn van drie elementen: van de heiligmakende oorzaak, dat wil zeggen de dood en verrijzenis van Christus; van het heiligmakende effect, de genade; en van het doel van de heiliging, namelijk de eeuwige heerlijkheid.

“Het sacrament is een teken dat herinnert aan wat gebeurd is, dat wil zeggen het lijden van Christus; het is een teken dat het effect van Christus’ lijden in ons toont, namelijk de genade; en het is een teken dat vooruitwijst, dat de komende heerlijkheid voorspelt.”[16]

Het sacramentele teken, eigen aan elk sacrament, bestaat uit stoffelijke elementen (water, olie, brood, wijn) en menselijke gebaren (afwassing, zalving, handoplegging enz.), die samen de materie vormen; en uit de woorden die door de bedienaar van het sacrament worden uitgesproken, die de vorm vormen. Zoals de Catechismus zegt: “Een sacramentele viering is een ontmoeting van de kinderen van God met hun Vader, in Christus en de heilige Geest. De uitdrukkingsvorm van deze ontmoeting is de dialoog, bestaande uit handelingen en woorden.” [17]

Bovendien bevat de liturgie van de sacramenten een onveranderlijk deel (wat Christus zelf heeft ingesteld betreffende het sacramentele teken) en delen die de Kerk kan veranderen, voor het welzijn van de gelovigen en de grotere eerbied voor de sacramenten, aangepast aan tijd en plaats. Men mag echter niet vergeten dat “geen enkele sacramentele rite naar het goeddunken van de bedienaar of de gemeenschap gewijzigd kan worden of het voorwerp worden van manipulatie. Zelfs het hoogste gezag in de Kerk kan de liturgie niet naar eigen goeddunken veranderen. Zij mag dit slechts doen in geloofsgehoorzaamheid en met religieuze eerbied voor het mysterie van de liturgie.” [18]

3. De sacramenten en de genade

“Onze rechtvaardiging komt voort uit Gods genade. De genade is een gunst, een belangeloze hulpdie God ons biedt om zijn oproep te beantwoorden: kinderen van God te worden, aangenomen zonen, deelhebbers aan de goddelijke natuur en aan het eeuwig leven.” “De genade is een deelname aan het leven van Goden leidt ons binnen in de innigheid van het trinitair leven: door het Doopsel heeft de Christen deel aan de genade van Christus, hoofd van zijn lichaam. Als ‘aangenomen zoon’ kan hij God voortaan ‘Vader’ noemen in de eenheid met de enige Zoon. Hij ontvangt het leven van de Geest die hem de liefde ingeeft en de Kerk opbouwt.” [19] De gedoopten zijn dus “overgegaan van de dood naar het leven” — van verwijdering van God naar de genade van rechtvaardiging, naar het kindschap van God.
Wij zijn beminde kinderen van God door de kracht van Christus’ paasmysterie, zijn dood en verrijzenis.

De genade die wij ontvangen “is de vrije gave die God ons van zijn eigen leven geeft. Door de heilige Geest stort Hij deze gave in onze ziel uit om haar van de zonde te genezen en haar te heiligen: dat is de heiligmakende of vergoddelijkende genade, ontvangen in het Doopsel.” [20] Zoals de Catechismus zegt: “De heiligmakende genade is een blijvende gave, een vaste en bovennatuurlijke gesteldheid die de ziel vervolmaakt en haar in staat stelt met God te leven en vanuit zijn liefde te handelen.” [21]

Alle sacramenten verlenen heiligmakende genade aan wie deze niet in de weg staat. Deze genade is “de gave van de heilige Geest zelf die ons rechtvaardigt en heiligt.” [22] Daarnaast verlenen de sacramenten “sacramentele genade”, dat wil zeggen de genade die “eigen is aan elk Sacrament”: [23] een specifieke goddelijke hulp om het doel van dat sacrament te bereiken.

Wij ontvangen niet alleen heiligmakende genade, maar ook de heilige Geest zelf; in feite “is genade eerste en vooral de gave van de heilige Geest zelf die ons rechtvaardigt en heiligt.”[24] Daarom kunnen we zeggen dat “Christus door de sacramenten van de Kerk zijn heilige en heiligmakende Geest meedeelt aan de ledematen van zijn Lichaam.”[25] Het vruchtbare resultaat van het sacramentele leven is dus dat de heilige Geest de gelovigen vergoddelijkt door hen in hoge mate met Christus te verenigen.[26]

De drie sacramenten van Doopsel, Vormsel en Wijdingssacrament verlenen naast de genade, ook het zogenaamde sacramenteel merkteken: een onuitwisbaar geestelijk zegel dat op de ziel wordt gedrukt, waardoor de christen deelt in het priesterschap van Christus en deel uitmaakt van de Kerk volgens verschillende standen en functies. Dit merkteken blijft voor altijd in de ziel aanwezig als een positieve aanleg tot genade, als belofte en garantie van goddelijke bescherming, en als een roeping tot de goddelijke eredienst en dienst aan de Kerk. Daarom kunnen deze drie sacramenten nooit herhaald worden.[27]

De sacramenten die Christus aan zijn Kerk heeft toevertrouwd zijn noodzakelijk – tenminste in verlangen – tot het heil, tot het verkrijgen van heiligmakende genade. Geen ervan is overbodig, ook al zijn niet alle voor iedere persoon noodzakelijk.

4. De werkzaamheid van de sacramenten

De sacramenten “Zij zijn werkzaam, omdat het Christus zelf is die erin aan het werk is: Hij is het die doopt, Hij is het die in zijn sacramenten handelt om de genade, door het sacrament aangeduid, mee te delen. [28] De sacramenten “verwerkelijken op doeltreffende wijze de genade die zij betekenen, door de werking van Christus en de kracht van de heilige Geest.” [29]

Het sacramentele effect wordt voortgebracht ex opere operato (door het feit zelf dat het sacramentele teken wordt voltrokken). Dat wil zeggen dat het sacrament niet werkt door de verdienste van degene die het bedient of ontvangt, maar door de kracht van God. “Wanneer dus een Sacrament in overeenstemming met de intentie van de Kerk gevierd wordt, werkt de kracht van Christus en zijn Geest erin en erdoor, onafhankelijk van de persoonlijke heiligheid van de bedienaar.” [30]

Degene die het sacrament toedient, stelt zich in dienst van Christus en de Kerk, en wordt daarom de bedienaar van het sacrament genoemd; dit kan niet zomaar elke gelovige zijn, maar vereist gewoonlijk de bijzondere gelijkvormigheid met Christus de Priester die het sacrament van de Wijding verleent.

De werkzaamheid van de sacramenten komt dus van Christus zelf, die erin handelt. “De vruchten van de sacramenten zijn evenwel ook afhankelijk van de gesteltenis van wie ze ontvangt.” [31] Hoe beter iemands houding van geloof, bekering van hart en overgave aan Gods wil, des te overvloediger zijn de genadewerking en vruchten die hij ontvangt.

“Onze heilige moeder de Kerk heeft sacramentalia ingesteld. Dit zijn heilige tekenen, waardoor, enigszins in navolging van de sacramenten, vooral vruchten van geestelijke aard aangeduid en uit kracht van het smeekgebed van de Kerk verkregen worden. Door deze sacramentalia worden de mensen in de juiste gesteltenis gebracht om de eigenlijke vrucht van de sacramenten te ontvangen en worden allerlei levensomstandigheden geheiligd.” [32] “De sacramentalia verlenen de genade van de heilige Geest niet op sacramentele wijze, maar door het gebed van de Kerk maken zij ons ontvankelijk voor de genade en gereed tot medewerking.” [33] Onder de sacramentaliën staan de zegeningen (van personen, van maaltijden, van voorwerpen, van plaatsen) op de eerste plaats.


Basisbibliografie

Tweede Vaticaans Concilie, Sacrosanctum Concilium, 5-7.

Catechismus van de Katholieke Kerk, 1066-1098; 1113-1143; 1200-1211 en 1667-1671.

De heilige Johannes Paulus II, Ecclesia de Eucharistia, 2-5.


[1] Catechismus van de Katholieke Kerk, 1113.

[2] Paus Franciscus, Evangelii Gaudium, 164.

[3] Catechismus, 1085.

[4] De heilige Johannes Paulus II, Ecclesia de Eucharistia, 11.

[5] Vgl. Tweede Vaticaans Concilie, Sacrosanctum Concilium, 6.

[6] Catechismus, 1084.

[7] Catechismus, 1116.

[8] Catechismus, 1200.

[9] Vgl. Catechismus, 1201.

[10] Catechismus, 1202.

[11] Catechismus, 1113.

[12] Catechismus, 1210.

[13] Vgl. Catechismus, 1211.

[14] Catechismus, 1131.

[15] Catechismus, 1084.

[16] De heilige Thomas van Aquino, S.Th, III, q. 60, a.3; vgl. Catechismus, 1130.

[17] Catechismus, 1153.

[18] Catechismus, 1125.

[19] Catechismus, 1996-1197.

[20] Catechismus, 1999.

[21] Catechismus, 2000.

[22] Catechismus, 2003.

[23] Catechismus, 1129.

[24] Catechismus, 2003.

[25] Catechismus, 739.

[26] Vgl. Catechismus, 1129.

[27] Vgl. Catechismus, 1121.

[28] Catechismus, 1127.

[29] Catechismus, 1997.

[30] Catechismus, 1128.

[31] Idem.

[32] Catechismus, 1667.

[33] Catechismus, 1670.