Brief van de prelaat (oktober 2016)

"Het is voortdurend tijd om ons als een waaier te openen om meer mensen te dienen, ook degenen die het christelijk leven niet kennen, of geen geloof hebben, of het gewoonlijk niet beleven", zegt de prelaat in zijn brief, ter gelegenheid van 2 oktober, het begin van een nieuw jaar in de geschiedenis van het Opus Dei.

Mijn geliefde kinderen, moge Jezus jullie behoeden!

Morgen vieren wij in en met de Kerk de liturgische gedachtenis van de heilige Engelbewaarders. In de prelatuur is het een hoogfeest omdat de Drie-eenheid op deze dag in 1928 in de ziel en in het hart van onze stichter een zaadje heeft gelegd dat bestemd was om in miljoenen mensen van iedere taal en ieder volk vrucht te dragen. De heilige Jozefmaria heeft herhaaldelijk gezegd dat de klokken van de kerk van Onze Lieve Vrouw van de Engelen altijd in zijn ziel bleven klinken. Hierdoor was de plicht steeds heel actueel om het Opus Dei met de kracht van het jaar 1928 en daarna van 1930 – tot zijn heengaan naar de hemel – te verwezenlijken. Ik vraag de Heer dat wij ons met die zelfde verantwoordelijkheid gedragen, want iedere man of vrouw is deel van deze continuïteit.

Opnieuw is de parabel van het zaadje in vervulling gegaan: en wij moeten Onze Heer daar heel dankbaar voor zijn. De tijd is voorbij gegaan en de Heer heeft ons bevestigd in het geloof door ons zo veel en nog meer te schenken dan wij toen zagen. Wij moeten bij deze schitterende realiteit in de hele wereld vol liefde ons hoofd buigen, ons tot God richten en Hem danken. Een realiteit die is als een leger in slagorde dat strijdt voor de vrede, voor het goede, voor de vreugde, voor de glorie van God. Het is een goddelijke werk van mannen en vrouwen in heel verschillende situaties, van leken en priesters, dat zich op een prachtige manier verspreidt, maar noodzakelijkerwijs tegenslagen zal tegenkomen, omdat wij altijd aan het beginnen zijn. Wij richten ons ook tot onze Moeder in de hemel, die vanaf het eerste moment op heel de weg van het Werk aanwezig is geweest.[1]

Deze overwegingen van de heilige Jozefmaria klinken nog steeds luid in mijn ziel. Het is alsof deze woorden gisteren werden uitgesproken als een gebed vol liefde tot Jezus Christus, aanwezig in de Eucharistie in de kapel van de centrale zetel van het Werk die toegewijd aan Pinksteren. Ook nu, aan het begin van dit nieuwe jaar van het Opus Dei, kunnen die overwegingen ons helpen en ons opnieuw vervullen van hoop, want de Heer die het Werk is begonnen zorgt dat het in de loop der jaren, met jouw beantwoording en de mijne, actief en vruchtbaar blijft.

Zoals de heilige Jozefmaria op de tweede oktober van 1962, zo verbazen ook wij ons vandaag over wat we reeds verwezenlijkt zien in dit deeltje van de Kerk: het Werk. Hij, God, is het die de groei geeft, en Hij realiseert eens te meer de parabel van het mosterdzaadje, zoals zo dikwijls is gebeurd in de geschiedenis van de Kerk: het is het allerkleinste zaadje, maar wanneer het is opgeschoten is het groter dan de andere tuingewassen; het wordt een boom, zodat de vogels uit de lucht in zijn takken komen nestelen.[2]

Net zoals in 1928 is het nu en altijd overduidelijk dat de middelen niet in verhouding staan tot de vruchten die God voortbrengt. Zijn macht om de mensen te redden is niet verminderd, maar Hij verwacht van iedereen van ons, evenals van de mensen die beschutting zoeken in de schaduw van deze bladerrijke boom, een edelmoedige beantwoording, de grootste waartoe wij, met zijn hulp, in staat zijn.

In onze ziel komt lofprijzing en dankbaarheid voor God op. Dank U, Heer! Want dit verse brood is reeds in de hele wereld de goede geur van Christus (2 Kor 2, 15) aan het verspreiden: dank U voor deze duizenden zielen die God over heel de aarde verheerlijken. Want zij zijn allemaal van U.[3]

Laten moeilijkheden niets afdoen aan onze dankbaarheid jegens God, die ons nooit in de steek laat. Hij is altijd bij ons! Wanneer deze moeilijkheden zich voordoen dienen wij te glimlachen te midden van de ervaring van de hardheid van bepaalde omstandigheden en steeds tegen de Heer zeggen: gratias tibi, Deus, gratias tibi![4] Op een dag hoorde de heilige Jozefmaria in het diepst van zijn ziel: si Deus nobiscum, quis contra nos?[5] Als God mét ons is, dan mogen het geseculariseerde en zelfs agressieve milieu, noch het gebrek aan materiële middelen of aan gezondheid, noch de dreigende werkeloosheid, noch de complexe situaties in of buiten het gezin, of wat dan ook, ons onrustig maken.

Deze tijden zijn niet slechter dan vroegere tijden. De heilige Augustinus heeft daarop gewezen: «Waarom zou je denken dat iedere voorbije tijd beter was dan die van nu? Vanaf de eerste Adam tot de Adam van nu is dit het vooruitzicht van de mens: werk en zweet, doornen en distels».[6]

De 2e oktober is ook een heel geschikte dag om te zien of wij ons persoonlijk gedragen als het instrument dat God verwacht dat wij zijn. Laten we ons in onze ziel het persoonlijke gebed eigen maken van de heilige Jozefmaria op de datum die wij nu gedenken: toen ik deze morgen wakker werd, dacht ik dat jullie zouden willen dat ik jullie een paar woorden zou zeggen en ik moest blozen omdat ik me beschaamd voelde. Toen ging mijn hart uit naar God en ik zag dat er nog zo veel te doen is, waarbij ik ook aan jullie dacht. En ik was ervan overtuigd dat ik niet alles doe wat ik voor het Werk zou moeten doen. Hij wel; God wel.[7]

Hoewel wij van goede wil zijn, waar het ons God zij dank niet aan ontbreekt, kunnen we toch vergiffenis vragen voor ons concrete gebrek aan beantwoording aan de goddelijke gaven; ik bedoel dat wij soms weinig edelmoedig zijn en dat onze persoonlijke fouten de mensen om ons heen aanstoot kunnen geven. Laten we vergiffenis vragen met een vreugdevol berouw dat ons de vrede niet mag ontnemen. Want net zoals wij, mensen, schrijven met een pen, schrijft de Heer met een tafelpoot: dat is het ongelooflijke, dat is het wonderbaarlijke.[8]

De Paus dringt erop aan dat wij, christenen, de situaties en personen die wij op onze weg ontmoeten met het geloof verlichten. Laten wij ons – in dit nieuwe jaar van het Werk – ertoe geroepen voelen het evangelie te verkondigen aan iedereen, op alle plaatsen, bij alle gelegenheden, zonder vertragingen, want de vreugde van het evangelie is bestemd voor het hele volk en kan niemand uitsluiten.[9] Het is de echo van woorden van Christus die in de ziel van onze stichter brandden vanaf het moment dat hij de voorgevoelens van de goddelijke roeping begon te merken, tien of twaalf jaar voor 1928. Ignem veni mittere in terram et quid volo nisi ut accendatur? (Lc 12, 49); vuur ben Ik op aarde komen brengen, en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait! En het antwoord: ecce ego quia vocasti me! (1 Sam 3, 8), hier ben ik omdat U mij hebt geroepen. Gaan wij dat nu allemaal opnieuw aan onze God zeggen?[10]

De 2e oktober is een oproep die in iedereen van ons weerklinkt, in de overtuiging van de zending die de Heer ons heeft opgedragen. Wij zijn in de wereld om het Werk te verwezenlijken als een deel van de zending van de Kerk. Daarom weten wij ons – daar waar wij ons bevinden – in de frontlinie van de evangelisatie.

Het is voortdurend tijd om ons als een waaier te openen om meer mensen te dienen, ook degenen die het christelijk leven niet kennen, of geen geloof hebben, of het gewoonlijk niet beleven. Zij wachten op ons en ze hopen dat wij hun onze vreugde omdat wij Jezus Christus gevonden hebben, doorgeven.

Laten we een diep en echt bewustzijn voeden dat wij verkondigers van de vreugde van het evangelie zijn in onze eigen omgeving en op ieder moment; mannen en vrouwen die in staat zijn vriendschap met iedereen aan te gaan – dienstbaar, vol beschikbaarheid, vriendelijkheid en edelmoedigheid, – en zich niet beperken tot een formeel apostolaat, maar trachten zich op ieder moment en in iedere omstandigheid te gedragen als apostelen. En dit, mijn kinderen, heeft veel concrete uitingen: dat wij de praktische implicaties van de heiliging van ons werk (rechtvaardigheid, naastenliefde, nederigheid, belangstelling voor de anderen, een positieve toon, enz.) heel serieus nemen; dat wij ons gedragen als mensen die verenigen, die samenwerken, in staat het goede te ontdekken dat iedereen aan de samenleving kan bijdragen.

Wij zullen de overtuiging dat wij een zending hebben, levend kunnen houden als wij zorgen voor een diep innerlijk leven en als wij onze actie baseren op de bovennatuurlijke middelen, op de beschouwing van Christus. De evangelische boodschap is een goed dat menselijk maakt en een antwoord biedt op de verlangens naar geluk van allen, christenen en niet-christenen. Soms zal het passend zijn iemand met liefde te wijzen op een of ander aspect in het uiterlijk gedrag wat beter zou kunnen: de broederlijke vermaning die Jezus Christus in het evangelie aanbeveelt! Ik heb jullie uitvoerig over dit punt gesproken in de brief die ik aan het begin van het heilig Jaar heb geschreven; daarom blijf ik nu niet langer bij dit thema stilstaan. Alleen wil ik jullie erop wijzen dat wij de juiste criteria van onze stichter moeten volgen en dit werk van barmhartigheid met voorzichtigheid, met kalmte, met nederigheid moeten beoefenen, in het besef dat wij allemaal deze zo menselijke en zo bovennatuurlijke hulp nodig hebben.

Ik eindig, zoals altijd, met gebed te vragen voor de Paus; in concreto voor zijn reis naar Georgië en Azerbeidzjan, waar hij op dit moment is, en voor de reis die hem aan het einde van de maand naar Zweden zal voeren. De twee reizen vallen binnen het kader van de oecumenische inspanningen van de Paus, in het voetspoor van zijn voorgangers.

Bidt ook, heel verenigd met mijn intenties, voor de 31 gelovigen van de prelatuur aan wie ik op 29 oktober de diakenwijding zal toedienen, en voor alle gewijde dienaren van de Kerk.

Rustig, en nog met een diep verdriet roep ik jullie op te denken aan die dochters van mij die bij het verkeersongeluk in Mexico zijn omgekomen. Het verdriet blijft, want wij zijn een hechte familie; de kalmte komt ook voort uit de eensgezinde reactie die er in de hele wereld is geweest om voor hen te bidden. Laten wij de Heer vragen hun een heel grote hemel te schenken, naar de maat van de goddelijke Barmhartigheid.

Met alle genegenheid zegent jullie

jullie Vader

+ Javier

Rome, 1 oktober 2016

______________________________________________________________________

Copyright © Prælatura Sanctæ Crucis et Operis Dei


1. Heilige Jozefmaria, Meditatie, 2-10-1962 (AGP, bibliotheek, P09, blz. 57).

2. Mt. 13, 32.

3. Heilige Jozefmaria, Meditatie, 2-10-1962 (AGP, bibliotheek, P09, blz. 59).

4. Ibid., blz. 57.

5. Vgl. Rom 8, 31.

6. Heilige Augustinus, Preek Caillau-Saint Yves 2, 92 (PLS 2, 441-442, cit. in Liturgia horarum, 2e lezing van woensdag in de 20e week door het jaar).

7. Heilige Jozefmaria, Meditatie, 2-10-1962 (AGP, bibliotheek, P09, blz. 60).

8. Ibid., blz. 59.

9. Paus Franciscus, Apost. exhort. Evangelii gaudium, 24-11-2013, nr. 23.

10. Heilige Jozefmaria, Meditatie, 2-10-1962 (AGP, bibliotheek, P09, blz. 62).