“God is voortdurend dicht bij ons”

Wij moeten ervan overtuigd raken dat God voortdurend dicht bij ons is. - Wij leven alsof de Heer ver weg zou zijn, daarboven, waar de sterren schitteren, en wij denken er niet aan dat Hij óók altijd naast ons staat.

En Hij is er als een liefhebbende Vader die ons helpt, ons inspireert, zegent... en vergeeft, want Hij houdt van ieder van ons meer dan alle moeders ter wereld hun kinderen kunnen liefhebben.

Hoe dikwijls heeft de strenge blik van onze ouders zich niet verzacht, als we hen na het uithalen van een kwajongensstreek zeiden: “Ik zal het nóóit meer doen!” - Wie weet deden we het diezelfde dag opnieuw... En onze vader berispte ons met voorgewende barsheid in de stem en een ernstig gezicht..., terwijl zijn hart op hetzelfde moment vertederd werd omdat hij onze zwakheid kende en dacht: arm kind, wat doet het zijn best om zich goed te gedragen! We moeten het tot ons laten doordringen en helemaal vervuld raken van de gedachte dat de Heer, die bij ons is en in de hemel, Vader is, geheel en al onze Vader.
(De Weg, 267)

Verkwik u door het kindschap Gods. God is een Vader vol tederheid, vervuld van oneindige liefde. Noem Hem door de dag vaak ‹Vader› en zeg Hem —tussen Hem en u alleen, in uw hart— dat u Hem bemint, dat u Hem aanbidt: dat u zich trots en sterk voelt nu u zijn kind bent. Dit veronderstelt een schema voor het inwendig leven dat al uw vroomheidsbetuigingen aan God —nogmaals, niet veel, maar wel constant— moet kanaliseren, dat u in staat zal stellen u de gevoelens en manieren van een goed kind eigen te maken.

Ik moet u nog wel waarschuwen tegen het gevaar van de sleur —echt de dood voor de vroomheid— die zich vaak aandient onder het mom van het verlangen grote dingen te realiseren of aan te pakken, terwijl men uit gemakzucht de dagelijkse plichten verwaarloost. Als u deze neiging ontdekt, plaats u dan oprecht van hart voor het aanschijn van de Heer. Bedenk of de verveling van almaar dezelfde strijd niet ontstaat, omdat u God te weinig zoekt. Kijk of —uit gebrek aan edelmoedigheid, aan offervaardigheid— de stipte volharding bij het werk niet verzwakt is. Dan lijken uw vrome gewoonten, uw kleine verstervingen, uw apostolische arbeid die niet direct resultaat oplevert, verschrikkelijk steriel. We voelen ons leeg en we beginnen misschien te dromen over nieuwe plannen om de stem van de hemelse Vader te smoren die volstrekte trouw vraagt. En met een nachtmerrie van grootheidswaan in de ziel raken we de meest zekere realiteit kwijt, de weg die ons rechttoe rechtaan tot de heiligheid voert. Dit is het duidelijkste teken dat we de bovennatuurlijke visie kwijt zijn, de overtuiging dat we kleine kinderen zijn, de stellige wetenschap dat onze Vader in ons wonderen bewerkstelligt als we met nederigheid opnieuw beginnen.

Vrienden van God, nr. 150

Ontvang berichten per e-mail

email